Vraag:
Een aantal broeders hebben donaties ingezameld voor een overleden persoon en als vorm van Sadaqah Djaariyah (doorlopende liefdadigheid) een project (namens hem) opgezet. Is dit een toegestane daad en zal de beloning de overleden persoon bereiken?
Antwoord:
Er bestaat geen twijfel over het feit dat het geven van een Sadaqah de overleden persoon zal bereiken, zoals vermeld staat in de overlevering van de Profeet (vrede zij met hem) waarin Saʿd ibnoe ʿOebaadah een boomgaarde doneerde voor zijn moeder. Ook wordt er in een overlevering verhaald dat een man tegen de Profeet (vrede zij met hem) zei: “O Boodschapper van Allah, mijn moeder is plotseling overleden en ik denk dat als zij in staat was om te spreken, dan had zij bevolen om (namens haar) een Sadaqah uit te gegeven. Kan ik namens haar Sadaqah uitgeven?” De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Ja.”
Maar wat beter is dan dit, is het verrichten van een smeekbede. Het bewijs dat een smeekbede beter is voor de overleden persoon dan een Sadaqah, zijn de woorden van de Profeet (vrede zij met hem): “Als een man komt te overlijden, stoppen al zijn goede daden behalve drie: doorlopende liefdadigheid, baatvolle kennis en een rechtschapen kind dat een smeekbede voor hem verricht.”
Dit wat betreft het geven van een Sadaqah namens een overleden persoon.
Maar de werkwijze die jij benoemt, namelijk dat er donaties worden geworven voor de overleden persoon en deze vervolgens gestoken worden in onroerend goed als een vorm van Sadaqah, daar ben ik geen voorstander van!
Grote metgezellen – waaronder de Kaliefen en anderen – zijn overleden, maar desondanks zijn er geen donaties voor hen ingezameld.
Daarnaast wordt hiermee voor de mensen een deur naar het kwade geopend. Wanneer er bijvoorbeeld ingezameld wordt onder collega’s en zij opgeroepen worden om te doneren, waarna één van hen weigert omdat hij van mening is dat zijn gezin hier meer recht op heeft dan deze persoon, dan zal hij worden berispt en wordt er van alles over hem gezegd.
De derde zaak is dat dit wellicht kan leiden tot ‘het gezien willen worden’. Zo wordt er gezegd: “Maa shaa’ Allaah, die en die school heeft 100.000 Riyal ingezameld en zijn daarmee hun collega van nut geweest, terwijl jullie niets hebben gedaan.” De ander kan dan weer antwoorden: “Wij hebben meer dan 100.000 Riyal ingezameld.”
Kortom, ik ben hier geen voorstander van en vrees dat de mensen hiermee een standaard in het leven gaan roepen waar zij in feite geen behoefte aan hebben.
Ik zeg daarom: “Moge Allah jullie belonen. Men wordt niet tegengehouden als hij heimelijk namens hem iets wil doneren. Maar desondanks wijzen we hem op datgene wat nog beter is, namelijk het verrichten van smeekbedes voor hem.”
Sheikh Mohammed ibnoe Saalih al-ʿOethaymien
(Liqaa’aat ul-Baab il-Maftoeh, tape 203)