Vraag:
Wat is het oordeel over het heffen van de handen tijdens de smeekbede? En wat is het oordeel over de smeekbede na de gebeden?
Antwoord:
Men dient te weten dat de smeekbede onderdeel is van het aanbidden van Allah, omdat Allah ons hiertoe heeft bevolen. Hij heeft de smeekbede onderdeel gemaakt van aanbidding tot Hem, zeggende (interpretatie van de betekenis):
“En jullie Heer zei: “Roep Mij aan, Ik zal jullie verhoren. Voorwaar, degenen die te hoogmoedig zijn om Mij te dienen zullen de Hel binnengaan als vernederden.”
(Soerat Faatir: 60)
En omdat de smeekbede een vorm van aanbidding is, dient men dit te verrichten binnen de kaders van de Islamitische Wetgeving. Deze is alleen correct als voldaan wordt aan de volgende zes zaken: De aanleiding, soort, hoeveelheid, hoedanigheid, tijd en plaats.
En er bestaat geen twijfel over het feit dat het heffen van de handen tijdens de smeekbede voorgeschreven is. Dit komt doordat de Profeet (vrede zij met hem) te kennen heeft gegeven dat het heffen van de handen tijdens de smeekbede een aanleiding kan zijn tot verhoring ervan.
Aboe Hoerayrah overlevert dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Allah, de Verhevene, is goed en accepteert alleen het goede. En Allah heeft de gelovigen datgene opgedragen wat Hij de boodschappers heeft opgedragen. Hij, de Verhevene, heeft gezegd (interpretatie van de betekenis): “O boodschappers, eet van de goedheden (wat betreft voedsel)en verricht goede daden. Voorwaar, Ik ben Alwetend over wat jullie doen.”
(Soerat al-Moe’minoen: 51)
Allah zegt tevens (interpretatie van de betekenis):
“O jullie die geloven, eet van de goedheden waarmee Wij jullie hebben voorzien.”
(Soerat al-Baqarah: 172)
Daarna vertelde hij (vrede zij met hem) over een man die een lange reis had gemaakt. Hij had verwarde haren, zat onder het stof, strekte zijn handen ter hemel en zei: “O mijn Heer! O mijn Heer!” Dit terwijl zijn eten Haraam is, zijn drinken Haraam is, zijn kleding Haraam is en hij van Haraam wordt gevoed. Hoe kan hij dan ooit verhoord worden?!”
(Moeslim)
En in de overlevering van Salmaan zegt de Profeet (vrede zij met hem): “Allah is Schaamtevol en Edel, het betaamt Hem daarom ook niet dat wanneer Zijn dienaar zijn handen tot Hem heft, dat Hij deze leeg terugstuurt.”
(Ahmad)
Maar wanneer er overgeleverd is om niet de handen op te heffen, dan is het van de Soennah om de handen niet op te heffen. Dit geldt voor zowel de gevallen waarin dit expliciet is overgeleverd als de gevallen waarin men dit kan afleiden. Er zijn meerdere voorbeelden waarin dit expliciet is uitgesproken, waaronder de smeekbede tijdens de vrijdagpreek.
cOemaarah ibn Roewaybah heeft overgeleverd dat hij Bishr ibn Marwaan op de minbar zag staan, terwijl hij zijn handen ophief. Daarop zei cOemaarah: “Moge Allah deze twee handen lelijk maken. Ik zag de Profeet (vrede zij met hem) slechts dit doen met zijn hand.” En hij wees met zijn wijsvinger.
Wel bestaat er een uitzondering voor het heffen van de handen tijdens de vrijdagpreek, namelijk tijdens Doecaa’ ul-Istisqaa’ (smeekbede om regen). De imam heft zijn handen op en de volgelingen ook. Dit is overgeleverd door Anas ibnoe Maalik. Hierin wordt gesproken over het verhaal van de bedoeïen die de Profeet (vrede zij met hem) vroeg om een smeekbede te verrichten voor regen, terwijl de Profeet (vrede zij met hem) aan het preken was. Anas zei: “De Profeet (vrede zij met hem) hief zijn handen op, terwijl hij smeekte en de mensen hieven ook hun handen op terwijl zij smeekten.”
Al-Boekhaari heeft hier tevens een hoofdstuk aan gewijd onder de naam: Het opheffen van de handen door de mensen met de imam tijdens Doecaa’ ul-Istisqaa’.
Hierop bouwt bovenstaande overlevering zich voort van Anas ibnoe Maalik. Hij overlevert: “De Profeet (vrede zij met hem) was gewoon om zijn handen niet op te heffen bij zijn smeekbeden, behalve tijdens al-Istisqaa’. Hij hief zijn handen, totdat het wit van zijn oksels te zien was.”
Hier gaat het dus om de smeekbede tijdens de vrijdagpreek en het is ook geen weerlegging op het heffen van de handen tijdens Doecaa’ ul-Istishaa’ (smeken om verlichting van regenval), want het gaat om hetzelfde verhaal. Ibn Hadjar ondersteunt de inhoud van de overlevering van Anas ibnoe Maalik. De betekenis van de ontkenning slaat niet op het heffen van de handen.
De overlevering van cOemaarah bewijst dat de handen niet opgeheven mogen worden tijdens de vrijdagpreek, maar dat er slechts gewezen mag worden met de wijsvinger. De overlevering van Anas wijst op het opheffen van de handen tijdens al-Istisqaa’ en al-Istishaa’. Men dient dus de overlevering van cOemaarah aan te nemen met uitzondering van al-Istisqaa’ en al-Istishaa’, zodat de preker de Soennah naleeft in het opheffen van de handen en het wijzen zonder het heffen van de handen.
En de voorbeelden van een impliciet verbod zijn; de openingssmeekbede tijdens het gebed, de smeekbede tussen de twee knielingen en de smeekbede ter afsluiting van het gebed. De Profeet (vrede zij met hem) plaatste namelijk zijn hand op zijn knie tijdens de zithouding en hij plaatste zijn rechterhand op zijn linkerhand tijdens de staande houding. Het is dus daaraan af te leiden dat er geen sprake is van het opheffen van de handen tijdens deze houdingen.
Na het gebed gezamenlijk een smeekbede verrichten waarbij de handen worden opgeheven door zowel de imam als de volgelingen, is ongetwijfeld een innovatie. In de gevallen dat men de smeekbede in zijn eentje verricht op basis van een overlevering, dan is dit van de Soennah. Dit geldt bijvoorbeeld voor het drie keer vragen om vergeving, aangezien het vragen van vergeving een smeekbede is. Of het zeggen van: “O Allah help mij om U te gedenken, te bedanken en U op de beste wijze te aanbidden”, na de Tasliem. Of dat men zeven keer zegt: “O Allah, bescherm mij tegen het Vuur.” Dit laatste zegt men na het Maghrib en het Fadjr gebed, dit geldt tevens voor andere zaken waar de Soennah iets over heeft gezegd.
Het is echter niet in de Soennah benoemd en dus verdient het de voorkeur om de smeekbede te verrichten voor de Tasliem, op basis van de overlevering van de Profeet. Ibn Mascoed heeft overgeleverd, terwijl hij sprak over de Tashahhoed, dat de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Dan kiest hij een smeekbede uit die hem lief is en smeekt.”
(al-Boekhaari)
En omdat het gebed een gesprek is met Allah, is het voor de persoon mogelijk om zijn smeekbede te verrichten voordat hij het gesprek verlaat. Smeekt hij echter na de Tasliem, dan is daar ook niets op tegen. Het is men echter niet gegeven om hier een gewoonte van te maken door na elk gebed te smeken.
Nogmaals, houd je vast aan wat is overgeleverd. De smeekbede is een vorm van aanbidding en moet gedaan worden binnen de kaders van de Islamitische Wetgeving.
En Allah is de Schenker van succes en vrede en zegeningen zij met Zijn Boodschapper Mohammed, zijn familie, zijn metgezellen en degenen die hem volgen in zijn leiding.
Sheikh Mohammed Ibnoe Saalih al-cOethaymien (Madjmoec ul-Fataawaa war-Rasaa’il)