Vraag:
Er zijn veel bedelaars, voornamelijk kinderen, en sommigen onder hen gebruiken trucs om geld te krijgen. Zo kan bijvoorbeeld één van hen zeggen blind te zijn en dat hij niets kan zien, ondanks dat zijn ogen in goede staat zijn. Hoe moet ik hiermee omgaan? Moet ik hun geld geven of niet? Houdt u er alstublieft rekening mee dat ik niet weet of zij de waarheid spreken of niet. Ik ben er niet zeker van of zij echt geld nodig hebben of dat ze trucs gebruiken om geld in te zamelen. Als ik ze help terwijl zij misleiders zijn en ik weet dit echt niet, ben ik dan zondig?
Antwoord:
Alle lof zij Allah.
Het is niet toegestaan voor iemand om geld te vragen wanneer hij het niet nodig heeft of wanneer hij zelf in staat is om geld te verdienen. Er is een bepaalde groep voor wie het toegestaan is om het te vragen van mensen. Dit zijn de arme persoon die hulpbehoevend is, degene die een schuld heeft en degene die beproefd is door financiële calamiteit en al zijn vermogen is kwijtgeraakt. In deze gevallen is het niet toegestaan om meer te vragen dan nodig is, met als voorwaarde dat hij niet genoeg heeft om te voldoen aan zijn behoeften en dat hij niet in staat is om zelf genoeg te verdienen voor zijn levensonderhoud.
De geleerden van de Permanente Commissie voor het geven van Fatwa's zeiden: "Het is toegestaan voor degene die behoeftig is, degene die niet genoeg heeft om aan zijn behoeften te voldoen en degene die niet in staat is om geld te verdienen, om geld te vragen aan mensen. Hij mag alleen vragen hoeveel hij nodig heeft om te voldoen in zijn behoeften. Voor degene die niet behoeftig is, of degene die wel behoeftig is maar in staat is om zelf geld te verdienen, voor hem is het niet toegestaan om het te vragen aan mensen. En wat hij in dat geval ook neemt van mensen, het is Haraam voor hem vanwege de overlevering van Qabiesah ibn Moekhaariq al-Hilaalie. Het is overgeleverd dat Qabiesah ibn Moekhaariq al-Hilaali zei: "Ik heb een schuld opgelopen (om twee groepen te verzoenen) en ik kwam naar de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) om hem (hulp) te vragen hiermee. Hij (vrede zij met hem) zei: "Blijf met ons tot de Zakaat komt, en wij zullen regelen dat er iets van gegeven zal worden aan jou." Daarna zei hij (vrede zij met hem): "O Qasiebah, het vragen van hulp is niet toegestaan behalve in drie gevallen: een persoon die een schuld heeft opgelopen (terwijl hij twee groepen verzoende). Voor hem is het toegestaan om hulp te vragen tot hij zijn schuld heeft afbetaald, daarna moet hij er van afzien. Een persoon die is getroffen door een calamiteit, waardoor zijn vermogen is vernietigd. Voor hem is het toegestaan om hulp te vragen tot hij genoeg heeft, of genoeg heeft om aan zijn basisbehoeften te voldoen. En een persoon die getroffen is door armoede en drie wijze mannen onder zijn mensen erkennen dat hij getroffen is door armoede. Dan is het toegestaan voor hem om hulp te vragen tot hij genoeg krijgt (om hier doorheen te komen), of om te voldoen aan zijn basisbehoeften. Los van deze gevallen is het vragen van hulp, O Qasiebah, Haraam en degene die bedelt consumeert iets Haraams."
(Ahmad, Moeslim, an-Nasaa’ie en Aboe Daawoed)
Het is ook Haraam vanwege de overlevering: "Ieder die van mensen vraagt zodat zijn vermogen zich ophoopt, vraagt om een levende steenkool" en de overlevering: "Liefdadigheid is niet toegestaan voor een rijke persoon, of voor degene die sterk en gezond is."
(Overgeleverd door de vijf zonder an-Nasaa'ie)
Wat je dus zou moeten doen is hem adviseren. En de geleerden dienen het uit te leggen tijdens de vrijdagpreek, in de media en op andere manieren. Het afwijzen of berispen van een bedelaar is niet toegestaan omdat Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):
"En wat betreft de vragende (d.w.z. de bedelaar), snauw hem niet af."
(Soerat adh-Dhoeha: 10)
Waar hiernaar gerefereerd wordt, is het berispen en het verheffen van de stem tegen hem. Dit is zowel voor degene die om geld vraagt en degene die vraagt naar de Islamitische Wetgeving. Maar hiermee wordt het aanbieden van leiding aan de bedelaar die ten onrechte vraagt en het hem adviseren met wijsheid en goede woorden niet uitgesloten."
(Fataawa al-Ladjnat ud-Daa’imah, boekdeel 24, blz. 377)
Aan Sheikh cAbdoel-cAziez ibn Baaz (moge Allah hem genadig zijn) is gevraagd: "Wat zegt de Islamitische Wetgeving over bedelen?" Hij noemde daarop de overlevering van Qasiebah op die hierboven staat vermeld en zei daarna: "In deze overlevering heeft de Profeet (vrede zij met hem) de toegestane manier van vragen beschreven, iets anders is niet toegestaan. Als een persoon genoeg heeft om aan zijn behoeften te voldoen, hetzij van een salaris, hetzij van handel of een inkomen van bijv. landgoed dat opzij is gezet als een Waqf (schenking)in zijn voordeel door een familielid, of vastgoed, of verdiencapaciteit van ambacht zoals timmerwerk of smederij, of van landbouw en dergelijke, dan is het voor hem niet toegestaan om te bedelen. Maar als een persoon ertoe gedwongen is om het te doen, dan is er niets op tegen om te vragen om zoveel hij nodig heeft. Hetzelfde geldt voor degene die een schuld oploopt zodat mensen verzoend worden, of om uit te geven voor zijn familie en kinderen. Er is niets op tegen voor hem om mensen te vragen zijn schuld af te betalen."
(MadjmoecFataawa Ibn Baaz, boekdeel 14, blz. 320)
Wat betreft de bedelaars of de mensen die vragen om geld die we vaak op de straten zien of in de moskee, zij zijn niet echt behoeftige mensen. In feite is het bewezen dat sommigen van hen niet afhankelijk zijn van middelen en is het bewezen dat er bendes zijn die de kinderen uitbuiten en ze dwingen om mensen om geld te vragen. Dit betekent niet dat er geen gevallen zijn die echt zijn. Vandaar dat we denken dat degene die zijn geld wil geven aan één van deze mensen goed gebruik moet maken van zijn intuïtie om te bedenken of de bedelaar oprecht is of niet. Hoe dan ook is de beste optie om deze mensen op de hoogte te stellen van Zakaat en liefdadigheidsinstellingen, zodat zij hun werk kunnen doen. Zij kunnen de stand van zaken bekijken en zien wat nodig om aan hen te geven.
Als je realiseert dat iemand niet behoeftig is of je denkt dat het hoogstwaarschijnlijk niet zo is, geef dan niets aan hem. Als je realiseert dat hij behoeftig is of je denkt dat het hoogstwaarschijnlijk wel zo is, geef hem dan desgewenst iets. Als jij iemand ziet en het is niet duidelijk wat zijn echte situatie is, dan mag je de keuze maken om wel of niet aan hem te geven.
Als iemand geeft aan een persoon aan wie het toegestaan is om te geven, denkende dat hij behoeftig is, dan zal hij de beloning krijgen voor de daad van liefdadigheid. Ook al blijkt later dat diegene niet behoeftig was. Ook als het geld dat hij hem gegeven heeft van zijn Zakaat was of zijn rijkdom. Het zal geaccepteerd worden van hem en hij hoeft het niet opnieuw te geven.
Het is overgeleverd van Aboe Hoerayrah dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: "Een man zei: "Ik zal zeker liefdadigheid geven. Hij ging naar buiten met zijn liefdadigheid en plaatste het in de hand van een dief. De volgende morgen zeiden zij: "Hij heeft liefdadigheid aan een dief gegeven." Hij zei: "O Allah, alle Lof zij U, ik zal zeker liefdadigheid (opnieuw) geven." Hij ging naar buiten en plaatste de liefdadigheid in de hand van een prostituee. De volgende morgen zeiden zij: "Vannacht heeft hij liefdadigheid gegeven aan een prostituee." Hij zei: ''O Allah, alle lof zij U, ik zal zeker (opnieuw) liefdadigheid geven." Hij ging naar buiten met zijn liefdadigheid en plaatste het in de hand van een rijke man. De volgende morgen zeiden zij: "Vannacht heeft hij liefdadigheid gegeven aan een rijke man." Hij zei: "O Allah, alle lof zij U voor een dief, een prostituee en een rijke man." Aan hem is gezegd: "Wat betreft de liefdadigheid die jij hebt gegeven aan de dief, wellicht is dat de reden geweest voor zijn onthouding van diefstal. Wat betreft de prostituee, wellicht is dat de reden geweest voor haar onthouding van ontucht. En wat betreft de rijke man. Wellicht dat hij hieruit een les leert en hij uitgeeft van dat wat Allah hem gegeven heeft."
(al-Boekhaarie en Moeslim)
Sheikh Ibn ul-cOethaymien zei: "Als iemand denkt dat een persoon aan wie hij liefdadigheid heeft gegeven, hoogstwaarschijnlijk aanspraak maakte op Zakaat, dan is dat geaccepteerd. Ongeacht of hij bedelde of er arm uit zag. Het is geaccepteerd, ondanks dat later blijkt dat hij niet hulpbehoevend was. Het wordt nog steeds geaccepteerd. Vandaar dat toen de man liefdadigheid gaf aan de rijke man en de mensen de volgende morgen zeiden: "Vannacht heeft hij liefdadigheid gegeven aan een rijke man", en degene die de liefdadigheid had gegeven er spijt van had, werd gezegd "jouw liefdadigheid aan de rijke man is geaccepteerd." Allah, de Verhevene, belast een ziel niet boven haar vermogen. En Hij, de Verhevene, verplicht het je niet om het uit te zoeken van een persoon, zodat je er absoluut zeker van bent. Soms is het onmogelijk of te moeilijk. Als je denkt dat een persoon hoogstwaarschijnlijk aanspraak maakt op Zakaat, geef dat dan aan hem. Als blijkt dat hij niet tot degenen behoort die er recht op hebben, dan is jouw Zakaat nog steeds geaccepteerd. Alle lof zij Allah."
(al-Liqaa’ ush-Shahriy, editie 71, vraagnummer 9)
Islamqa.com