Is hersendood een werkelijke dood?

18849

Vraag:

Gaat het bij het vaststellen van het overlijden van een persoon om de dood van de hersenen of het hart?

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

De hersenen

De hersenen bestaan uit drie onderdelen.

– de grote hersenen; dit is het centrum van de gedachten, het geheugen en het gevoel.

– de kleine hersenen; de functie hiervan is om het evenwichtsgevoel van het lichaam te handhaven.

– de hersenstam; dit is het controlecentrum voor de ademhaling, het hart en de bloedcirculatie.

Als de grote of kleine hersenen sterven, lijdt de patiënt een abnormaal leven. Dit wordt een vegetatieve toestand genoemd. Maar als de hersenstam sterft, dan leidt dit volgens de artsen tot het einde van het menselijke leven.

Als één van de andere grote functies (zoals het hart of het ademen) tijdelijk stopt, dan kan het gered en behandeld worden zolang de hersenstam in leven is. En dit is ook vaak gelukt. Echter, als de hersenstam sterft, dan is er geen hoop meer om deze te redden. Het leven van de patiënt is dan tot een eind gekomen, ook al blijven andere systemen in het lichaam bewegen of functioneren.

(Madjallat Moedjammac ul-Fiqh il-Islaamiy; nummer 2, boekdeel 2, blz. 440)

Op basis hiervan ontstaan er enkele Fiqh kwesties, waaronder: “Wordt een persoon als overleden beschouwd als alleen de hersenen zijn gestorven of dient ook het hart dood te zijn?”, “Is het toegestaan om levensondersteunende apparatuur te verwijderen bij iemand die hersendood is, maar wiens hart nog functioneert?”

Over het verwijderen van levensondersteunende apparatuur bij iemand van wie de artsen zeggen dat hij hersendood is, zijn de meeste hedendaagse Foeqahaa’ (islamitische juristen) van mening dat het toegestaan is. Dit omdat dit apparatuur niet gebruikt zou moeten worden als er geen hoop is op herstel. Soortgelijke verklaringen zijn gegeven door Fiqh comités.

Hersendood

Over het sterven (in deze context) vanuit islamitisch oogpunt verschillen de hedendaagse geleerden van mening. Het gaat hierbij dan om een afgestorven hersenstam en of dit beschouwd wordt als het einde van het menselijke leven. Hierover zijn twee meningen:

1. De eerste mening beschouwt hersendood als een werkelijke dood, ondanks een nog kloppend hart. Zij stellen dus niet als voorwaarde dat het hart moet stoppen met kloppen om iemand als gestorven te beschouwen.

Dit is wat de Islamitische Fiqh Raad heeft verklaard tijdens hun bijeenkomst in Amman in 1986. (Zie Madjallat Moedjammac ul-Fiqh il-Islaamiy; nummer 3, boekdeel 2, blz. 809).

Hun verklaring luidt: “Vanuit Islamitisch oogpunt wordt een individu als overleden beschouwd en zijn alle regels met betrekking tot de dood van toepassing, als één van de volgende twee tekenen zich voordoen:

1. Zijn hartslag en ademhaling zijn volledig gestopt en de artsen hebben vastgesteld dat deze stilstand niet kan worden teruggedraaid.

2. Alle hersenfuncties zijn volledig gestopt en specialistische artsen hebben vastgesteld dat deze stilstand niet kan worden teruggedraaid en de hersenen beginnen af te takelen.”

(Qaraaraat wa Tawsiyaat Moedjammac ul-Fiqh il-Islaamiy; blz. 12)

Zij haalden als bewijs aan dat als een pasgeborene niet huilt, hij niet als levend wordt beschouwd, ook al ademt, urineert of beweegt hij. Onvrijwillige bewegingen die plaatsvinden als een gevolg van hersenreflexen worden niet beschouwd als een teken van leven. Dit geldt ook voor degene van wie de hersenen dood zijn. Diegene valt onder hetzelfde oordeel als een pasgeborene die niet huilt.

Echter kan deze mening onderwerp zijn van verdere discussie, omdat de situaties van pasgeborenen kunnen verschillen. Bovendien is er twijfel of de pasgeborene levend is of gestorven. Dit verschilt van de situatie die hier wordt besproken, omdat de (niet-pasgeborene) patiënt in beginsel nog leeft. Dit verandert niet behalve als er een bepaald bewijs is van het tegenovergestelde.

2. De tweede mening is dat de hersendood van een individu (met een kloppend hart) niet beschouwd wordt als dood. Daarentegen dient het hart ook te stoppen met kloppen om een individu als overleden te beschouwen. Dit is wat verklaard is door de Fiqh Raad (onderdeel van de Moslim Wereld Liga) in 1408 na Hidjrah.

Hun verklaring vermeldt: “Een patiënt kan van levensondersteunend apparatuur ontkoppeld worden als alle hersenfunctie volledig tot stilstand zijn gekomen en een commissie van drie specialistische artsen heeft vastgesteld dat de stilstand van de functies niet teruggedraaid kan worden. Ook al worden de hartslag en ademhaling met behulp van dit apparatuur kunstmatig in stand gehouden. Maar hij kan vanuit islamitisch oogpunt niet als overleden worden beschouwd, totdat de ademhaling en hartslag volledig tot stilstand zijn gekomen na de ontkoppeling van het levensondersteunend apparatuur.”

(Qaraaraat Moedjammac ul-Fiqh il-Islaami lir-Raabitah; blz. 49)

Zij haalden als bewijs het verhaal van de mensen van de grot aan. En de verzen waarin Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“Toen sloegen Wij in de grot op hun oren (d.w.z. dat Wij hen in slaap deden vallen) voor (de duur van) een aantal jaren. Vervolgens wekten Wij hen, zodat Wij zouden weten welke van de twee groepen het beste kon berekenen hoelang zij (in de grot) verbleven.”

(Soerat al-Kahf: 11-12)

“En jij zou denken dat zij wakker zijn, terwijl zij slapen. En Wij doen hen (steeds)op hun rechterzijde en linkerzijde keren.”

(Soerat al-Kahf: 18)

Het bewijs is het feit dat Allah zegt: “Vervolgens wekten Wij hen”. Deze verzen wijzen er duidelijk op dat slechts het verlies van gevoel en bewustzijn op zichzelf niet beschouwd wordt als genoeg bewijs om een individu als overleden te beschouwen. Dit wordt duidelijk aan de hand van dit vers. Zekerheid wordt namelijk niet overschreven worden door onzekerheid of twijfel. En in deze controversiële zaak is de oorsprong waar we zeker van zijn, namelijk dat de patiënt leeft. En omdat zijn hart nog steeds klopt en er enige twijfel is of hij is overleden vanwege de hersendood, dienen we in dit geval datgene waar we zeker van zijn nog steeds als geldig te beschouwen.

Oorspronkelijk is de patiënt levend. We houden dus vast aan het oorspronkelijke principe, totdat we zeker weten dat het niet langer het geval is.

De ziel

De werkelijke mening volgens de Foeqahaa’ (islamitische juristen) is het verlaten van de ziel uit het lichaam. De werkelijkheid van het vertrek is het verlaten van de ziel uit alle delen van het lichaam, zodat geen gedeelte of vermogen nog enig leven bevat.

Sheikh Bakr aboe Zayd zei: “Het is niet gepast om iemands dood bekend te maken, als alleen zijn hart gestopt is met kloppen. Er is nog steeds onzekerheid. Tegelijkertijd is het ook niet gepast om de dood bekend te maken op basis van alleen een staat van hersendood, als het hart nog klopt en diegene nog ademt met behulp van apparatuur.

Ook de stilstand van het hart duidt niet op een daadwerkelijke dood. Het is wel één van de tekenen ervan. Het is goed mogelijk dat het hart stopt om vervolgens weer te kloppen middels reanimatie of vanzelf.

Evenzo kan gezegd worden dat hersendood een teken is van de dood, maar niet van de volledige dood. Omdat er meerdere situaties en gevallen zijn waarin artsen hebben verklaard dat hersendood had plaatsgevonden waarna de patiënt weer tot leven kwam. Al-Ghazaalie heeft een belangrijke verklaring gedaan bij zijn beschrijving van de dood, en dat is als “alle onderdelen van het lichaam zielloos zijn”. Met andere woorden, als geen enkel onderdeel van het lichaam meer verbonden is met de ziel. En Allah weet het het beste.”

(Fiqh un-Nawaazil; boekdeel 1, blz. 232)

Allah weet het het beste, maar wellicht is de mening die het meest correct is dat een persoon niet als overleden kan worden beschouwd, totdat we hiervan zeker zijn nadat zowel de hartslag als de ademhaling volledig zijn gestopt. Ondanks dat stilstand van de hersenfunctie van een patiënt één van de sterke indicatoren van de dood is, zijn er zaken vanuit islamitisch oogpunt verbonden aan de bevestiging van de dood. Zoals het verdelen van zijn erfenis, het hertrouwen van zijn vrouw als zij dit wenst, etc. Daarom is het niet toegestaan hem als overleden te beschouwen, behalve op basis van zekerheid.

Hij kan dus niet als overleden worden beschouwd vanwege het stoppen van de ademhaling of hartslag of de dood van de hersenstam, als er andere tekenen zijn (zowel zichtbaar als onzichtbaar) die erop kunnen wijzen dat er nog leven in hem is.

Aangezien de dood het vertrek van de ziel uit het lichaam is, kan dit niet worden vastgesteld op basis van concrete middelen. De ziel is immers niet tastbaar. Maar er zijn zaken om het vertrek ervan uit het lichaam vast te stellen. De Foeqahaa’ hebben vastgesteld dat degene bij wie deze tekenen aanwezig zijn, is komen te overlijden. Deze tekenen zijn onder meer: het stoppen van het hart, het eindigen van de ademhaling, de ledematen en spieren verslappen, alle beweging in het lichaam stopt, de kleur van het lichaam verandert, de ogen staren zonder beweging, de ogen knipperen niet als ze worden geraakt, enige inzakking bij de slapen (aan de zijkant van het hoofd), de neus buigt, de lippen openen, de huid van het gezicht verslapt. Deze tekenen vinden niet plaats bij een comateuze patiënt die wellicht wordt beschreven als klinisch dood.

Er is nog steeds enig leven in het lichaam aanwezig, in die zin dat sommige lichaamssystemen nog functioneren. Zoals het hart, de nieren, etc.

Deze mening heeft de voorkeur bij de meeste hedendaagse Foeqahaa’ en geleerden zoals Sheikh Bakr aboe Zayd, Sheikh cAbdoellaah al-Bassaam en Sheikh Moehammad al-Moekhtaar ash-Shanqietie in zijn verhandeling ‘Ahkaam ul-Djiraahat utTibbiyyah’.

Zie ‘Fiqh un-Nawaazil’ (boekdeel 1, blz. 232) van Sheikh Bakr Aboe Zayd, ‘Ahkaam ul-Djiraahat utTibbiyyah’ (blz. 325) van Sheikh Moehammad al-Moekhtaar ash-Shanqietie en ‘Madjallat ul-Moedjammac ul-Fiqh il-Islaamiy li Moenaddhamat il-Moectamar il-Islaamiy’ (nummer 3, boekdeel 2, blz. 545).

Op basis hiervan:

1. Is het niet correct om vanuit islamitisch oogpunt de regels die te maken hebben met de dood toe te passen op basis van alleen deze diagnose (hersendood).

2. Maakt dit het niet toegestaan om vitale organen van een patiënt te verwijderen (voor degenen die menen dat dit is toegestaan te doen in het geval van een overledene in tegenstelling tot de levende).

Zie voor meer informatie ‘al-Mawsoecat utTibbiyyat ul-Fiqhiyyah wan-Nawaazil il-Moecaasirah (boekdeel 2, blz. 36-61) en al-Masaa’il utTibbiyyah al-Moestadjiddah (boekdeel 2, blz. 11) van dr. Moehammad ibn cAbdil-Djawaad an-Natshah.

En Allah weet het het beste.

Islamqa.com