Leidt het vervloeken van de vrouw tot echtscheiding?

13731
Vraag:
Wat is het islamitisch oordeel over iemand die zijn echtgenote met opzet vervloekt? Wordt zij hierdoor voor hem verboden of verkeren zij hierdoor in toestand van scheiding? Wat is de boetedoening hiervoor?
Antwoord:
Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met de Profeet, zijn familie en zijn metgezellen.
Het vervloeken van een echtgenote door haar man is een ernstige zaak dat niet toegestaan is en zelfs tot de grootste der zonden behoort. Dit op basis van wat authentiek overgeleverd is van de Profeet (vrede zij met hem) waarbij hij zei: “Het vervloeken van een gelovige staat gelijk aan het doden ervan.”
Tevens heeft de Profeet (vrede zij met hem) gezegd: “Het uitschelden van een moslim behoort tot de verdorvenheden en het doden ervan staat gelijk aan ongeloof.”
(al-Boecharie & Moeslim)
Ook zei de Profeet (vrede zij met hem): “Waarlijk de vervloekers zullen getuigen noch bemiddelaars zijn op de Dag der Opstanding.”
Wat als plicht voor hem staat is berouw tonen voor deze daad en zich ver af te houden van het uitschelden van zijn echtgenote. Voor wie oprecht berouw toont, Allah zal zijn berouw aanvaarden.
Wat betreft zijn echtgenote, zij blijft onder zijn hoede vallen en wordt door deze vervloeking niet verboden voor hem. Tevens geldt voor de man dat hij zijn echtgenote met goedheid behandelt en dat hij zijn tong in bedwang houdt in het doen van uitspraken die de woede van Allah kunnen opwekken.
Tevens geldt ook voor de echtgenote dat zij haar man met goedheid dient te behandelen en haar tong in bedwang houdt in het doen van uitspraken die de woede van Allah, de Verhevene en haar man kunnen opwekken, behalve als het gaat om de waarheid.
Allah, de Verhevene zegt namelijk (interpretatie van de betekenis): “En behandelt hen met goedheid.”
(soerat an Nisa: 19)
Ook zegt Allah (interpretatie van de betekenis): “En voor hen (de vrouwen) zijn er rechten, overeenkomstig hun plichten, volgens wat redelijk is.”
(Soerat al-Baqarah: 228)
En tot Allah behoort het schenken van succes.
Sheich ibn Baaz
Fataawa al-Marcatoe al-Moeslima blz. 766