Geen Arabisch in gebed kunnen

26919

Vraag:

Ik ben moslim geworden, alle lof zij Allah. Ik kan echter geen Arabisch. Hoe dien ik om te gaan met de Adhkaar (lofuitingen) in het gebed en het reciteren van de Koran in het Arabisch?

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

De meerderheid van de Foeqahaa’ (islamitische juristen) zeggen dat als de niet-Arabier Arabisch kan spreken, hij de Takbier (het zeggen van “Allaahoe Akbar” – “Allah is de Grootste”) niet in een andere taal moet zeggen. Het bewijs hiervoor is dat de tekst deze specifieke bewoording (in het Arabisch) opdraagt en dat de Profeet (vrede zij met hem) het niet op een andere manier heeft gedaan.

Maar als de niet-Arabier geen Arabisch kan spreken en niet in staat is het uit te speken, dan is het volgens de meerderheid van de Foeqahaa’ voor hem toegestaan om de Takbier – vanuit het Arabisch– vertaald naar in zijn eigen taal op te zeggen. Volgens de uitspraken van de Shaaficies en Hanbalies maakt het niet uit naar welke taal.

De Takbier is het gedenken of noemen van Allah. Allah kan in elke taal herinnerd of genoemd worden. Een andere taal dan het Arabisch is een alternatief. De persoon dient geleerd te worden hoe het in de andere taal gezegd moet worden. Er is enige discussie of alle Adhkaar in het gebed (zoals in de Tashhahoed, Qoenoet, Doeʿaa’, Tasbiehaat in Roekoeʿ en Soedjoed) in een andere taal dan het Arabisch gezegd mag worden.

Met betrekking tot het reciteren van de Koran zegt de meerderheid dat dit niet toegestaan is in een andere taal dan het Arabisch te reciteren. Het bewijs hiervoor is het vers (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, Wij hebben het (d.w.z. de Koran) neergezonden als een Arabische Koran, opdat jullie zullen nadenken.”

(Soerat Yoesoef: 2)

Bovendien is de Koran een wonder in woord en in betekenis. Als het wordt veranderd, is dit niet langer het geval en niet langer de Koran maar een interpretatie (Tafsier).

(al-Mawsoeʿat ul-Fiqhiyyah; onderdeel 5 – Aʿdjamie)

Ibn Qoedaamah zei: “Hoofdstuk: “Het is niet correct om het in een andere taal dan het Arabisch te reciteren of andere woorden in het Arabisch te vervangen. Of een persoon nu Arabisch goed kan lezen of niet. Allah zegt namelijk (interpretatie van de betekenis):

Een Arabische Koran.”

(Soerat Yoesoef: 2)

En (interpretatie van de betekenis):

(Deze Koran is neergezonden) in een duidelijke Arabische taal.”

(Soerat ash-Shoeʿaraa’: 195)

De Koran is een wonder in zowel woord als betekenis. Maar als het wordt veranderd, dan is dit niet langer het geval. Het is dan niet de Koran of iets dat erop lijkt. Het is slechts een interpretatie (Tafsier). Als de interpretatie zoals de Koran zou zijn, dan zou het niet onmogelijk zijn om een hoofdstuk gelijk daaraan te produceren.

Als een persoon het Arabisch niet goed kan reciteren, dan dient hij dit te leren. Als hij dit niet leert, terwijl hij hier wel toe in staat is, dan zijn zijn gebeden niet geldig. Als hij hiertoe niet in staat is of hij vreest dat hij geen tijd heeft het te leren voordat de tijd van het volgende gebed aanbreekt en hij kent één vers van Soerat al-Faatihah, dan dient hij dit zeven keer te herhalen… Als hij meer dan dit kan reciteren, dan dient hij er zoveel van te reciteren dat gelijk staat aan de lengte van Soerat al-Faatihah of een ander vers daarvoor in de plaats te reciteren.

De Profeet (vrede zij met hem) heeft degene die de Koran niet goed kon reciteren bevolen om “al-Hamdoelillaah” (alle lof zij Allah) te citeren en andere zinnen die onderdeel zijn van een vers. Maar hij (vrede zij met hem) droeg niet op om het te herhalen. Als hij niets kan doen, maar hij weet iets van de Koran uit het hoofd, dan dient hij te reciteren wat mogelijk is en niets anders. Dit omdat Rifaaʿah ibn Raafiʿ heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Als je staat om te bidden en je iets van de Koran kent, reciteer het. Zeg anders ‘al-Hamdoelillaah’ (alle lof zij Allah) en ‘Laa ilaaha illAllaah’ (er is geen god die het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah) en ‘Allaahoe Akbar’ (Allah is de Grootste).”

(Aboe Daawoed)

Dit lijkt meer op de Koran en is gepaster (dan andere woorden). Ook dient hij zoveel als nodig is voor de lengte van Soerat al-Faatihah te reciteren. Als hij niets van de Koran kan reciteren en het niet kan leren voordat het te laat is voor het huidige gebed, dan dient hij te zeggen ‘SoebhaanAllaah, wal-Hamdoelillaah, wa laa ilaaha illAllaah, wAllaahoe akbar. Wa laa Hawla wa laa Qoewwata illa billaah’ (Geprezen is Allah, alle lof zij Allah, er is geen god die het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah, en er is geen macht of kracht behalve bij Allah.)

Aboe Daawoed verhaalt dat er eens een man bij de Profeet (vrede zij met hem) kwam en zei: “Ik kan niets van de Koran leren. Leer me iets dat mij zal volstaan.” Hij antwoordde: “Zeg: ‘SoebhaanAllaah, wal-Hamdoelillaah, wa laa ilaaha illAllaah, wAllaahoe akbar. Wa laa Hawla wa laa Qoewwata illa billaah’.”

(Aboe Daawoed)

En Allah weet het het beste.

Islamqa.com