Wijdverspreide innovaties

7702
Vraag:
In de moskee die ik bezoek, zie ik mensen het volgende doen:
  1. Zij verrichten een smeekbede, blazen vervolgens op hun vingers en vegen ermee over hun ogen.
  2. Iedere smeekbede sluiten zij af met met Soerat al-Faatihah.
  3. Zij kussen de Koran telkens als zij deze oppakken of wegzetten.
  4. Zij gaan heen-en-weer tijdens het reciteren van de Koran en het verrichten van het gebed.
Behoren deze voorgenoemde zaken tot het geloof? En zo niet, hoe kunnen we deze mensen het beste corrigeren?
Antwoord
Alle lof zij Allah.
Elke daad van aanbidding dient gebaseerd te zijn op een bewijs (Daliel) uit de Koran of authentieke Soennah. Eén van de stelregels binnen ons geloof is dat Allah niet aanbeden kan worden, behalve op een voorgeschreven manier. Dus Hij kan nooit aanbeden worden op een geïnnoveerde wijze, oftewel volgens een Bidcah.
De Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Wie een daad verricht die niet in overeenstemming is met onze zaak, het zal verworpen worden.” Met andere woorden: zijn daad wordt niet aanvaard door Allah. Zowel in de Koran als in de Soennah is er geen bewijs te vinden voor het afsluiten van een smeekbede met Soerat al-Faatihah. Evenzo is er geen bewijs voor het blazen op de vingers en ermee vegen over de ogen.
Ash-Shawqayri (moge Allah genadig met hem zijn) heeft verwezen naar dit fenomeen, namelijk het kussen van de duimnagels en daarmee over de ogen strijken na een smeekbede na het afronden van het gebed. Hij bestempelde dit als een Bidcah. Ook sprak hij over het aanraken van de ogen met de vingertoppen na elk gebed en het opzeggen van bepaalde spreuken. Hij schreef dit allemaal weg als onnozele innovaties.
(as-Soenan wal-Moebtadacaat, blz. 71)
Met betrekking tot het kussen van de Moeshaf heeft de Commissie voor het uitvaardigen van Fataawaa het volgende gezegd: “We kennen geen grondslag voor het kussen van de Koran.” In een ander antwoord op een soortgelijke vraag, antwoordde de Commissie: “We kennen geen bewijs dat ons het kussen van de Koran voorschrijft. De Koran is geopenbaard om gereciteerd, gerespecteerd, begrepen en gepraktiseerd te worden.”
(Fataawaa al-Ladjnat ud-Daa’imah, nummer 4172)
In al-Aadaab ush-Sharciyyah zegt Ibnoe Moeflih: “Het is overgeleverd dat hij (Imam Ahmad) geen mening gaf over deze zaak (het kussen van de Koran). Evenals het aanraken ervan met het voorhoofd en de ogen.”
Al-Qaadi zegt in ‘al-Djaamic ul-Kabier’: “Hij gaf geen mening hierover, ondanks dat zoiets als blijk van respect en eerbied gezien kan worden. Wanneer men de bedoeling heeft om met een aanbidding toenadering tot Allah te zoeken, terwijl zoiets geen grondslag kent in de Soennah, dan is het beter om het niet te doen. Herinner je de woorden van cOmar toen hij de zwarte steen zag en zei: “Jij ( de zwarte steen) kan schaden noch baten. Als het niet was dat de Boodschapper van Allah je had gekust, zou ik je niet kussen.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
Wat betreft het heen-en-weer gaan tijdens het reciteren van de Koran of het verrichten van het gebed, dit is een joodse gewoonte. De moslim dient zoiets niet bewust te doen.
(Zie Bidcat ul-Qoeraa’ van Sheikh Bakr Aboe Zayd, blz. 57)
De manier waarop men wijsheid (Hikmah) kan betrachten in zijn Dacwah, is door de mensen te vragen naar het bewijs voor hetgeen zij doen. Het is namelijk niet toegestaan met daden van aanbidding te komen die ons niet zijn voorgeschreven. De bewijslast ligt dus bij de persoon die met een daad komt en niet degene die er bezwaar op maakt.
Moge Allah ons en jou de nodige kracht schenken om het goede na te streven.
Moge Allah onze Profeet Mohammed zegenen.
islamqa.com