De regelgeving m.b.t. ʿIed en de Soenan ervan

28977

Vraag:

Ik wil graag enkele van de Soenan van ʿIed weten en wat de regelgeving erover is.

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

Allah heeft diverse regels bepaald met betrekking tot ʿIed. Hieronder vallen de volgende zaken:

1.     Het is aanbevolen de Takbier te verrichten vanaf de nacht van ʿIed, van zonsondergang op de laatste dag van de Ramadan totdat de imam arriveert om het gebed te leiden. De Takbier is als volgt: “Allaahoe akbar, Allaahoe akbar, laa Ilaaha illAllaah, Allahoe akbar, Allahoe akbar, wa lillaah il-Hamd” (Allah is de Grootste, Allah is de Grootste, er is geen god die het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah, Allah is de grootste, Allah is de Grootste en alle lof zij Allah.)

Ook kan “Allaahoe akbar” driemaal worden gezegd. Men zegt dan: “Allaahoe akbar, Allaahoe akbar, Allaahoe akbar, laa Ilaaha illAllaah, Allaahoe akbar, Allaahoe akbar, Allaahoe akbar, wa lillaah il-Hamd” (Allah is de Grootste, Allah is de Grootste, Allah is de Grootste, er is geen god die het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah, Allah is de grootste, Allah is de Grootste, Allah is de Grootste en alle lof zij Allah.)

Beide zijn toegestaan.

Mannen dienen hun stem te verheffen terwijl zij deze Dhikr reciteren op de markten, in de moskee en thuis. Vrouwen dienen hun stem echter niet te verheffen.

2.     Je dient een oneven aantal dadels te eten voordat je vertrekt naar het ʿIed-gebed. Dit omdat de Profeet (vrede zij met hem) niet vertrok op de dag van ʿIed, totdat hij een oneven aantal dadels had gegeten. Men dient zich te houden aan een oneven aantal, zoals de Profeet (vrede zij met hem) heeft gedaan.

3.     Je dient je beste kleding te dragen. Dit is van toepassing op de man. De vrouwen dienen geen fraaie kleding te dragen als zij naar de plaats van het ʿIed-gebed gaan. De Profeet (vrede zij met hem) heeft namelijk gezegd: “Laten zij beschaafd naar buiten gaan.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Hiermee doelend op normale kleding die niet sierlijk is. Ook is het voor hen niet toegestaan om geparfumeerd en met make-up naar buiten te gaan.

4.     Enkele geleerden beschouwen het als aanbevolen om de Ghoesl te verrichten voor het ʿIed-gebed, omdat het is overgeleverd dat sommigen van de Salaf dit gewoon waren te doen. Het verrichten van de Ghoesl voor het ʿIed-gebed is aanbevolen, zoals dit ook voorgeschreven is voor Djoemoeʿah. Dit omdat men mensen zal ontmoeten. Als iemand dus de Ghoesl verricht, is dit goed.

5.     Met betrekking tot het ʿIed-gebed zijn de moslim er unaniem over eens dat dit is voorgeschreven in de Islam. Sommigen zijn van mening dat het een Soennah is, anderen menen dat het een Fard Kifaayah1 is en weer anderen menen dat het Fard ʿAyn2 is en dat het niet verrichten ervan een zonde is. Als bewijs halen zij het feit aan dat de Profeet (vrede zij met hem) zelfs de maagden en vrouwen die slechts sporadisch in het openbaar kwamen, aanspoorde om het ʿIed-gebed in de gebedsplaats (Moesalla) te verrichten. Dit omdat het niet toegestaan is voor menstruerende vrouwen om in de moskee te verblijven. Het is toegestaan het te passeren, maar er niet te verblijven.

Op basis van dit bewijs, lijkt het dat dit Fard ʿAyn is en dat elke man verplicht is het ʿIed-gebed bij te wonen, behalve degene die een (geldig) excuus heeft. Dit was ook de mening van Sheikh ul-Islaam ibn Taymiyah (moge Allah genadig met hem zijn).

In de eerste gebedseenheid dient de imam “Sabbihisma Rabbikal-Aʿla” (Soerat al-Aʿla) te reciteren. In de tweede gebedseenheid dient hij “Hal ataaka Hadieth ul-Ghaashiyah” (Soerat al-Ghaashiyah) te reciteren. Hij kan ook in de eerste gebedseenheid Soerat Qaaf reciteren en Soerat al-Qamar in de tweede. Beide manieren zijn authentiek overgeleverd van de Profeet.

6.     Als Djoemoeʿah en ʿIed op dezelfde dag vallen, dan dient zowel het ʿIed-gebed als het Djoemoeʿah-gebed te worden verricht. Dit op basis van de overlevering van Noeʿmaan ibn Bashier (moge Allah tevreden met hem zijn) die is verhaald door imam Moeslim. Maar degenen die het ʿIed-gebed met de imam bijwonen, kunnen kiezen of zij het Djoemoeʿah-gebed bijwonen of het Dhoehr-gebed verrichten.

7.     Eén van de regels van het ʿIed-gebed is volgens veel geleerden dat als een persoon vóór de imam bij de Moesalla arriveert, hij dient te gaan zitten zonder twee gebedseenheden te verrichten. De Profeet deed namelijk het ʿIed-gebed en verrichtte geen gebed ervoor of erna.

Sommige geleerden menen dat als een persoon komt, dat hij niet moet zitten vóórdat hij twee gebedseenheden heeft verricht. Ervan uitgaande dat de plaats van het ʿIed-gebed als een moskee beschouwd dient te worden. Zij baseren zich hierbij op het gegeven dat menstruerende vrouwen daar niet zijn toegestaan. Het valt voor hen onder dezelfde regelgeving als een moskee. Op basis hiervan valt het volgens hen onder de algemene woorden van de Profeet: “Als iemand van jullie de moskee betreedt, laat hem dan niet zitten totdat hij twee Rakaʿaat heeft gebeden.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Met betrekking tot het feit dat de Profeet geen gebed vóór of na het ʿIed-gebed verrichtte, was volgens hen omdat toen hij arriveerde het gebed meteen begon.

Het is dus bewezen dat we de Tahiyyat ul-Masdjid3 verrichten als we aankomen bij de plaats van het ʿIed-gebed, zoals bij alle moskeeën het geval is. Want als we uit de overlevering begrijpen dat er geen Tahiyyat ul-Masdjid is, dit er ook niet zou moeten zijn in de moskee voor het Djoemoeʿah-gebed. Immers, als de Profeet aankwam bij de moskee voor Djoemoeʿah, preekte hij meteen en bad vervolgens twee gebedseenheden en vertrok. Hij verrichtte de reguliere Soennah gebeden van Djoemoeʿah thuis. Hij (vrede zij met hem) verrichtte hiervoor en erna dus geen gebed in de moskee.

Wat mijns inziens correcter is, is dat we twee gebedseenheden verrichten op de plaats van het ʿIed-gebed ter begroeting van de moskee. Maar we dienen elkaar niet te bekritiseren in deze kwestie, omdat het een kwestie is waarover de geleerden van mening verschillen. We dienen elkaar niet te bekritiseren in zaken waarin de geleerden verschil van mening hebben, totdat er een duidelijk bewijs is. Daarom dienen we degene die het gebed (Tahiyyat ul-Masdjid) verricht of degene die gaat zitten zonder te bidden, niet te bekritiseren.

8.     Tot de regels van ʿIed (ul-Fitr) behoort dat de Zakaat ul-Fitr deze dag moet worden afgedragen. De Profeet (vrede zij met hem) gelastte dat het vóór het ʿIed-gebed betaald moest worden. Het is toegestaan het één tot twee dagen ervoor te doen. Dit vanwege de woorden van Ibn ʿOmar: “Zij waren gewoon het één of twee dagen voor ʿIed te geven.”

(al-Boekhaarie)

Als het na het ʿIed-gebed gegeven wordt, dan geldt het niet als Zakaat ul-Fitr. Ibn ʿAbbaas heeft gezegd: “Voor degene die het vóór het gebed betaalt, is het Zakaat ul-Fitr. En voor degene die het na het gebed betaalt, is het gewone liefdadigheid.” Het is verboden het betalen van Zakaat ul-Fitr uit te stellen tot na het ʿIed-gebed.

Als iemand het zonder reden uitstelt, dan is het geen acceptabele Zakaat ul-Fitr. Maar als er een geldig excuus voor is, zoals een persoon die reist en niets heeft om te geven of niemand aan wie hij iets kan geven, of hij verwacht dat zijn familie het zal afdragen en zij verwachten dat hij het zal afdragen- dient hij het af te dragen wanneer dit voor hem makkelijk is om te doen. Zelfs als het na het gebed is. En dit is geen zonde voor hem, omdat hij een geldige reden heeft.

9.     De mensen dienen elkaar te begroeten. Maar dat heeft als gevolg dat veel mensen verboden zaken verrichten. Zoals dat mannen een huis binnengaan en handen schudden met onbedekte vrouwen zonder de aanwezigheid van een Mahram. Sommige van deze slechte daden zijn erger dan de ander.

We zien dat sommige anderen die weigeren de hand te schudden van degene die geen Mahram zijn bekritiseren. Zij zijn echter de onrechtplegers en niet de andere (die de hand weigeren). Maar hij dient hen uit te leggen en aan te sporen zijn daden aan betrouwbare geleerden voor te leggen. Ook dient hij hen te vertellen niet boos te worden en hen aan te sporen de gewoonten van hun voorvaders te volgen. Zij maakten een toegestane zaak niet verboden en maakten van iets verbodens niet iets toegestaan. Hij dient uit te leggen dat als zij dit doen, zij zullen zijn als degene waarover Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En zo hebben Wij vóór jou (o Mohammed) geen waarschuwer naar (de inwoners van) een stad gestuurd, of degenen die onder hen de (wereldse) gunsten volgden, zeiden: “Waarlijk, wij troffen onze voorvaderen aan op een godsdienst. En waarlijk, wij zullen zeker in hun voetsporen treden.”

(Soerat az-Zoekhroef: 23)

Sommige mensen hebben de gewoonte op de dag van ʿIed naar de begraafplaats te gaan om de inwoners van de graven te groeten. Echter hebben de inwoners van de graven geen behoefte aan begroeting of felicitatie. Dit omdat zij niet vasten of het nachtgebed verrichten.

Het bezoeken van de graven is niet iets dat specifiek op de dag van ʿIed, vrijdag of een andere specifieke dag moet worden gedaan. Het is bewezen dat de Profeet de graven in de nacht bezocht. ʿAai’shah heeft overgeleverd dat de Profeet heeft gezegd:“Bezoek de graven, want ze zullen je herinneren aan het Hiernamaals.”

(Moeslim)

Het bezoeken van de graven is een daad van aanbidding. En een daad van aanbidding wordt niet geaccepteerd, tenzij deze in overeenstemming is met de Islamitische wetgeving. De Profeet heeft de dag van ʿIed niet uitgezonderd voor het bezoeken van de graven. Daarom dienen wij dat ook niet te doen.

10.  Er is niets op tegen als de mannen op de dag van ʿIed elkaar omhelzen.

11.  Het is voorgeschreven dat degene die naar het ʿIed-gebed gaat middels een bepaalde route, om terug te keren via een andere route. Hiermee het voorbeeld volgend van de Profeet. Deze Soennah geldt niet voor andere gebeden, Djoemoeʿah of iets anders maar is alleen van toepassing op ʿIed.

Madjmoeʿ Fataawa Ibn ul-ʿOethaymien
(boekdeel 16, blz. 216-223)

Islamqa.com

1.     Een verplichting die rust op een groep in de gemeenschap en geldt dus niet voor elke individu.

2.     Een verplichting die rust op ieder individu.

3.     Twee gebedseenheden ter begroeting van de moskee.