ʿIesa, niet de zoon van God

6980

Vraag:

Ik las dat de Kerk sommige verzen uit de Koran aanhaalt om te bewijzen dat cIesa (vrede zij met hem) de zoon van God is. Hun bewijs is dat toen Allah alleen was, in enkelvoud zei (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, Ik ben Allah, er is geen god dan Ik. Aanbid mij daarom en onderhoud het gebed om Mij te gedenken.”

(Soerat Taa-Haa: 14)

Echter toen Hij cIesa had geschapen, veranderde de stijl die in sommige verzen gebruikt wordt naar meervoud. Zoals in het geval van volgende de verzen (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, Wij zijn het Die de Vermaning (Koran) hebben neergezonden. En voorwaar, Wij zijn daarover zeker de Wakers.

(Soerat al-Hidjr: 9)

“Voorwaar, Wij zijn het Die doen leven en doen sterven. En Wij zijn de erfgenamen.”

(Soerat al-Hidjr: 23)

Ook zeggen zij God in meervoud spreekt. Met andere woorden: God, Jezus en de Heilige Geest.

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

De variatie in stijl in de Koran en het feit dat Allah over Zichzelf spreekt in enkelvoud en soms bij wijze van respect in meervoud, bewijst geenszins dat cIesa (vrede zij met hem) de zoon van God is, of überhaupt goddelijk. Dit vanwege een aantal redenen:

1. De afwisseling van stijl in de Koran, als het gaat om enkelvoud en meervoud, geschiedt aan de hand van gebeurtenissen die duizenden jaren voor de schepping van Allahs dienaar cIesa (vrede zij met hem) en Maryam hebben plaatsvonden. En ook in de periode daarna. De afwisseling in stijlen wordt niet door hun aanwezigheid beïnvloed. Het kent andere redenen die als volgt kunnen worden uitgelegd:

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En voorzeker, Wij hebben de mens (Adam)geschapen uit klei, van zwart slijk gevormd. En Wij hebben daarvoor de djinns geschapen uit een gloeiend vuur.”

(Soerat al-Hidjr: 26-27)

“En (gedenkt)toen Wij tot de Engelen zeiden: “Kniel eerbiedig voor Adam neer.” Toen knielden zij, behalve Iblies (duivel), hij behoorde tot de djinns en hij schond het Gebod van zijn Heer. Zouden jullie dan hem en zijn nageslacht als helpers naast Mij nemen, terwijl zij voor jullie vijanden zijn? Slecht is de ruil voor onrechtvaardigen!

(Soerat al-Kahf: 50)

De stijl die gebruikt werd (enkelvoud/meervoud) wisselde af, voordat cIesa en zijn moeder (vrede zij met hen) bestonden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, Wij hebben de Thora neergezonden met daarin leiding en licht. De Profeten die zich (aan Allah)overgegeven hadden, oordeelden ermee over de joden. En de rabbijnen en de schriftgeleerden (oordeelden ook), met behulp van hetgeen hun van de Schrift van Allah was toevertrouwd en zij waren daar getuigen van. Vrees daarom niet de mensen, maar vrees Mij en verruil Mijn Tekens niet voor een geringe prijs. En wie niet oordeelt met wat Allah geopenbaard heeft: zij zijn de ongelovigen!

En Wij hebben daarin voor hen voorgeschreven: dat een ziel voor een ziel…

En Wij lieten cIesa, zoon van Maryam, in hun voetstappen volgen, ter bevestiging van wat er van de Thora vóór hem was. En Wij gaven hem de Indjiel (Bijbel)…

En Wij hebben aan jou (o Mohammed)het Boek (Koran)met de Waarheid neergezonden, ter bevestiging van de Schrift die eraan voorafging en ter bescherming.”

(Soerat al-Maa’idah: 44-48)

“Voorwaar, Wij hebben Noeh tot zijn volk gezonden…”

(Soerat Noeh: 1)

Allah zei over Zijn Khaliel (goede vriend) Ibraahiem (vrede zij met hem) (interpretatie van de betekenis):

“En toen hij van hen wegging en van wat zij naast Allah aanbaden, schonken Wij hem Ishaaq en Yacqoeb en Wij maakten ieder van hen een Profeet. En Wij schonken hun van Onze Barmhartigheid en Wij maakten hen geëerd, verheven.”

(Soerat Maryam: 49-50)

En Hij zei over Mozes (vrede zij met hem) (interpretatie van de betekenis):

“…en Wij brachten hem dichterbij Ons, zachtjes smekend. En Wij schonken hem van Onze Barmhartigheid zijn broeder Haaroen, een Profeet.”

(Soerat Maryam: 52-53)

En Hij zei (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, Wij hebben aan jou (o Mohammed)geopenbaard, zoals Wij aan Noeh en de Profeten na hem openbaarden.”

(Soerat an-Nisaa’: 163)

“En zij (Maryam)bewaarde haar eerbaarheid, toen bliezen Wij van Onze Geest (Djibriel)in haar. En Wij maakten haar en haar zoon een Teken voor de werelden.”

(Soerat al-Anbiyaa’: 91)

(Gedenk) wanneer Allah zal zeggen (op de Dag des Oordeels): “O cIesa, zoon van Maryam, gedenk Mijn Gunst aan jou en aan jouw moeder…”

(Soerat al-Maa’idah: 110)

Er zijn vele andere verzen die gaan over de schepping van cIesa of over Allahs Woorden die aan hem zijn gericht, of verzen die verwijzen naar gebeurtenissen voordat hij geschapen was. De stijl wisselt zich dus tussen enkelvoud en meervoud af.

Hieruit wordt duidelijk dat de stijl niet na de schepping van cIesa veranderd is als een teken dat hij de zoon van God is, of goddelijkheid bezit. Het is namelijk voor een andere reden zoals we hieronder zullen zien.

2. Eenieder die de Arabische taal en haar (grammatica) stijlen machtig is, zal weten dat het voornaamwoord ‘Anaa’ (ik) wordt gebruikt wanneer men over zichzelf spreekt. De eerste persoon in meervoud ‘Nahnoe’ (wij), wordt gebruikt om te verwijzen naar twee of meerdere (personen). Maar het kan door een individu met een hoge status gebruikt worden als een teken van zijn grootsheid. De context en omstandigheden helpen de lezer of luisteraar te begrijpen wat ermee wordt bedoeld.

Een ieder die het hiermee oneens is, is ofwel onwetend en weet niet waarover hij praat of is koppig en wil de betekenis van de woorden verdraaien. Dit naargelang zijn lusten en verlangens. Maar Allah zal de waarheid vestigen met Zijn Woorden, ook al hebben de zondaren er een afkeer van (zie Soerat Yoenoes: 82). Dit zal hieronder verder worden toegelicht.

3. De Koran is een Boek waarvan de verzen op elk gebied volmaakt zijn. Vervolgens zijn deze in detail uitgelegd door de Ene (Allah) die Alwijs en Alwetend is (zie Soerat Hoed: 1). En valsheid raakt hem niet. Niet van voren en niet van achteren. (Het is) een Neerzending van de Alwijze, de Geprezene (zie Soerat Foessilat: 42). Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En zij zeiden: “De Barmhartige heeft Zich een zoon genomen.” Voorzeker, jullie zijn met iets verwerpelijks gekomen. De hemelen staan daardoor op het punt om open te barsten en de aarde om open te splijten en de bergen om uiteen te vallen! Omdat zij een zoon toeschrijven aan de Barmhartige. Het is niet passend voor de Barmhartige om Zich een zoon te nemen. En er is niemand in de hemelen of (op) de aarde of hij zal als een dienaar naar de Barmhartige komen.”

(Soerat Maryam: 88-93)

“Zeg (o Mohammed): “Hij is Allah, de Enige. Allah is de Enige van Wie al het geschapene afhankelijk is. Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt. En niet één is aan Hem gelijkwaardig.”

(Soerat al-Ikhlaas: 1-4)

“Voorwaar, de gelijkenis van cIesa is bij Allah als de gelijkenis van Adam. Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens: “Wees, en hij was.”

(Soerat Aali cImraan: 59)

Wie dus in Hem (Allah) gelooft moet de verzen van de Koran aan de hand van andere verzen bestuderen, en niet los van elkaar. Degene die uit de Koran citeert, dient rechtvaardig te zijn in zijn citatie. Hij moet geen verzen citeren en zich afwenden van andere. Ook moet hij niet de waarheid verwarren met valsheid of enkele verzen gebruiken tegen anderen om zo valsheid te promoten. Zoals onze voorgangers, de joden, dit deden met de Thora en waarvoor Allah hun veroordeelde toen Hij zei (interpretatie van de betekenis):

“Geloven jullie in een gedeelte van de Schrift en in een ander gedeelte niet? Er is geen beloning voor wie van jullie zo handelen, maar vernedering in het aardse leven en op de Dag der Opstanding zullen zij worden teruggevoerd tot de zwaarste Bestraffing. En Allah is niet onachtzaam over wat jullie doen.”

(Soerat al-Baqarah: 85)

Op basis hiervan dienen degenen die als bewijs uit de Koran citeren, het bewijs te accepteren dat cIesa (vrede zij met hem) niet de zoon van God is en er geen god is naast Allah. Zij dienen de eenheid van God te bevestigen vanwege wat er in de voorgaande verzen staat en omdat Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Voorzeker, zij zijn ongelovig die zeggen: “Allah is de Messias (cIesa), zoon van Maryam.” Hoewel de Messias zei: “O Kinderen van Israël, aanbid Allah, mijn Heer en jullie Heer.” Voorwaar, hij die deelgenoten aan Allah toekent; Allah heeft hem waarlijk het Paradijs verboden. En zijn Bestemming zal de Hel zijn. En voor de onrechtvaardigen zijn er geen helpers.”

(Soerat al-Maa’idah: 72)

Er zijn nog vele soortgelijke verzen in de Koran. Daarentegen moeten zij (de in de vraag genoemde kerk) stoppen met het spelen met de woorden. Dit zal slechts leiden tot schaamte en hoongelach door de verstandige.

Permanente Commissie voor het geven van Fataawa (Fataawa al-Ladjnat ud-Daa’imah, boekdeel 3, blz. 216-218)