Allah verandert de toestand van een volk niet, totdat…

10828

Vraag:

Wat is de uitleg van de Woorden van Allah in Soerah ar-Raʿd (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, Allah zal (de goede toestand van) een volk niet veranderen, tot zij het zelf veranderen.”

(Soerat ar-Raʿd: 11)

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

Dit geweldige en voortreffelijke vers duidt erop dat Allah met Zijn Volmaakte Rechtvaardigheid en Zijn Complete Wijsheid een volk niet verandert van het goede naar het slechte of van slechte naar het goede, of van voorspoed naar tegenspoed of van tegenspoed naar voorspoed, mits zij zichzelf veranderen.

Als zij vroom en standvastig waren en veranderen (naar het slechte), dan zal Allah hen veranderen naar bestraffingen, beproevingen, moeilijke tijden, onvruchtbaarheid, droogte en onderlinge onenigheid en andere soorten bestraffingen; een gepaste vergelding. Allah de Verheven zegt (interpretatie van de betekenis):

“En Jouw Heer is niet onrechtvaardig jegens de dienaren.”

(Soerat Foessilat: 46)

En Allah, de Verhevene, kan hen verwaarlozen en uitstel geven en hen aantrekken in de hoop dat zij terugkeren. Vervolgens worden zij op een onverwachte manier gegrepen, zoals Allah de Verhevene zegt (interpretatie van de betekenis):

“Toen zij datgene waarmee zij werden herinnerd (d.w.z. de Vermaning) vergaten, hebben Wij de poorten naar alle zaken voor hen geopend. Totdat zij verblijd waren met dat wat hun gegeven was, (toen) grepen Wij hen onverwachts (met de bestraffing) en zij werden daarop radeloos.”

(Soerat al-Anʿaam: 44)

Met andere woorden: wanhopig voor al het goede. Wij zoeken onze toevlucht bij Allah voor Zijn Bestraffing. En zij krijgen uitstel tot aan de Dag des Oordeels, waar hun bestraffing erger zal zijn. Zoals Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“En denk niet dat Allah Zich onbewust is van dat wat de onrechtplegers doen. Hij verleent hun slechts uitstel tot de Dag waarop de ogen wijd open zullen staan (van angst).”

(Soerat Ibraahiem: 42)

En zij kunnen zich bevinden in slechtheid, beproeving en zonden waarna zij berouwvol terugkeren naar Allah met spijt en beginnen met het verrichten van goede daden. Allah zal hun moeilijkheden, onenigheid, beproevingen en armoede veranderen naar voorspoed, gunsten, eenheid en een vrome toestand naar gelang de goede daden die zij verrichten en het berouw dat zij jegens Allah tonen.

In een ander vers staat het volgende: “Dit is omdat Allah nooit een gunst zal veranderen waarmee Hij een volk heeft begunstigd, totdat zij het (d.w.z. de gunst) zelf veranderen. En waarlijk, Allah is Alhorend, Alwetend.”

(Soerat al-Anfaal:53)

Dit vers maakt ons duidelijk dat als men zich in gunsten, voorspoed en goedheid bevindt en vervolgens verandert naar zondigheid, verandert (Allah) het voor hen – en er is geen macht nog kracht behalve bij Allah – en worden zij verwaarloosd (door Allah) zoals eerder genoemd is. En het tegenovergestelde is ook waar. Als men zich in slechtheid en zondigheid bevindt of ongeloof en afdwaling, vervolgens berouw toont, spijt heeft en standvastig blijft in het gehoorzamen van Allah, dan zal Allah de situatie van het slechte naar het goede veranderen. Hij verandert de onenigheid naar eenheid en harmonie. En Hij verandert de moeilijkheden naar gunsten, welzijn en voorspoed, en Hij verandert de toestand van onvruchtbaarheid, droogte en weinig water en dergelijke zaken naar het neerdalen van veel water en planten die uit de grond voortkomen en dergelijke zaken die behoren tot het goede.”

Sheikh ʿAbdoel-ʿAziez ibn Baaz
(Madjmoeʿ Fataawa ibn Baaz, boekdeel 24, blz. 249-251)