Afkomen van de sporen van Zinaa

53469
Vraag:
Wat kan iemand die Zinaa (overspel) heeft gepleegd doen om af te komen van de sporen hiervan?
Antwoord:
Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met Zijn Profeet, diens familie en metgezellen.
Zinaa is één van de ergste en één van de grootste zonden. Allah heeft de plegers van drie grote zonden gewaarschuwd voor een verheviging van de bestraffing. Dit zijn de veelgodenaanbidders, degenen die onwettig doden en degenen die Zinaa plegen. Op de Dag der Opstanding zullen zij in een vernederde toestand een eeuwige bestraffing moeten ondergaan, vanwege de ernst en gruwelijkheid van hun misdaad. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):
“En degenen die niet naast Allah een andere god aanroepen en die niemand doden – waarvan het (doden) door Allah verboden is gemaakt, behalve volgens het recht – en degenen die geen overspel plegen, want wie dat doet zal een bestraffing tegemoet gaan. Voor hem zal de bestraffing vermenigvuldigd worden op de Dag der Opstanding en vernederd zal hij daarin eeuwig leven. Behalve degene die berouw toont, gelooft en goede daden verricht. Voor diegenen wisselt Allah hun zonden in voor goede daden. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.”
(Soerat al-Foerqaan: 68-70)
Hieruit volgt dus ook dat degene die vervallen is in één van deze grote zonden, oprecht berouw dient te tonen tegenover Allah, dient te geloven en met deugdzame daden moet komen. Berouw is oprecht als de persoon de zonde toegeeft, spijt heeft, en zich stellig voorneemt dit niet meer te doen. Dit uit vrees en eerbied voor Allah en hopende op Zijn beloning en vreeshebbend voor Zijn bestraffing. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En voorwaar, Ik ben zeker Vergevensgezind voor degene die berouw toont, gelooft, goede daden verricht en vervolgens de Leiding volgt.”
(Soerat TaaHaa: 82)
Wat elke moslim en moslima dient te doen is zich bewust te maken van dit grote kwaad en de zaken die hiertoe kunnen leiden. Ook dienen zij oprecht berouw te tonen voor alles wat zij in het verleden hebben gedaan. Allah accepteert het berouw van degenen die oprecht berouw tonen en vergeeft hen.
Sheich cAbd ul-cAziez ibnoe Baaz
Madjmoec Fataawa, boekdeel 22, blz. 397