Salonfähige Schofterigheid tijdens Parlementair verhoor

9345

‘U wordt als getuige gehoord’ – met deze woorden opende commissievoorzitter Rog (CDA) op maandag 17 februari het parlementair verhoor van voormalig bestuursvoorzitter van de As-Soennah Moskee Abdelhamid Taheri. Maar van meet af aan was duidelijk dat Taheri formeel dan misschien wel als getuige werd gehoord, hij werd echter meteen aangesproken en behandeld als beschuldigde. Om niet te zeggen: als schuldige, want hij was immers verantwoordelijk. Een ondervraging van ruim tweeënhalf uur volgde – verreweg het langst tot nu toe – door afwisselende Kamerleden die onophoudelijk zaagden en hamerden op talloze geldbedragen tot 2 cijfers achter de komma. Doe hetzelfde bij een willekeurige voorzitter van welke korfbalvereniging of christelijke kerk dan ook; op een dergelijk gedetailleerd niveau zou een ieder naar hun penningmeester verwijzen. Maar bij dit verhoor waren de feiten klaarblijkelijk ondergeschikt aan een hoger doel, en dat was namelijk het creëren van een bepaalde sfeer. Een sfeer die een karikatuur moest schetsen van een voorzitter die bewust een ander kant opkeek als het om de financiën ging. Dáár was het dit verhoor om te doen, en om niets anders: beeldvorming.

Ten behoeve van deze beeldvorming begon zich na enige tijd een sequens af te tekenen, die tot vervelens toe globaal volgens het volgende schema verliep:

– Van wie was bedrag € x,xx op die-en-die dag in dat-en-dat jaar?

– Dat weet ik zo 1-2-3 niet uit mijn hoofd, dat zou u de stichting moeten vragen.

– Heeft u dan helemaal geen onderzoek gedaan naar de herkomst van dat bedrag?

– Nee, want ik heb het volste vertrouwen in het zakaat-comité .

De schofterigheid van deze manier van ondervragen is dat de relevantie van de antwoorden door de eindeloze herhalingen langzaam maar zeker ondergesneeuwd raakt door de ontstane sfeer als gevolg van de ontkennende antwoorden. Deze tactiek is dan ook niet voor niets een beproefd middel bij bijvoorbeeld de Amerikaanse presidentsverkiezingen: je opponent lukraak van iets beschuldigen, louter om hem te laten ontkennen. Het ontstane beeld doet de rest.

Hoe wonderlijk het ook moge klinken: het gaat namelijk niet om het geld als zodanig, of evenmin de herkomst ervan, het gaat uiteindelijk en in laatste instantie om mogelijke ongewenste beïnvloeding die daarmee gepaard zou gaan. Eigenlijk had het verhoor reeds na anderhalf uur beëindigd kunnen worden, namelijk toen Taheri met een uitstekende feitelijke weerlegging kwam over vermeende ongewenste beïnvloeding. Hij gaf namelijk op heldere wijze aan dat de verkoop van een pand dat ooit met gedoneerd geld was aangekocht geheel zonder verplicht overleg of verdere verantwoording plaatsvond met de oorspronkelijke financier. Dat was het moment waarop de voorzitter gerustgesteld verder verhoor had moeten stoppen. Maar in plaats daarvan werd er doorgevraagd wat Taheri met de opbrengst van dat pand van plan was. ‘Dat weet ik nog niet’ – mooi zo, nog een ontkenning erbij; voor op de grote hoop. Zodoende werd iedere gelegenheid aangegrepen of anders wel zelf gecreëerd om nog een haartje bij te kunnen tekenen van deze ‘haatbaard’. Want dat is precies wat er gebeurde, zowel bij de uitzending van Nieuwsuur diezelfde avond als het uiterst tendentieuze artikel in De Volkskrant de volgende dag. Het verhoor van de voormalige Haagse burgemeester Krikke, dat na Taheri volgde en overigens maar een uurtje duurde, verliep pas écht stroef. Maar over haar herhaaldelijke verklaring dat de As-Soennah moskee altijd volkomen transparant was over de herkomst van de vastgoedfinancieringen uiteraard geen woord in de berichtgevingen.

Voor feiten is alleen maar plaats in zoverre die bijdragen aan het gewenste beeld. Want of je gelijk hebt en in je recht staat is volstrekt niet relevant, zo luidt nu eenmaal de regel voor een strijd die in de media gevoerd wordt.

Bob Elbracht