‘Ontslag om hoofddoek is onrechtmatige discriminatie’

2241

Een Franse moslima die werkzaam was als softwareontwikkelaar, is door haar bedrijf ten onrechte ontslagen vanwege het dragen van een hoofddoek. Het ontslag van Asma Bougnaoui vormt een geval van ‘onrechtmatige directe discriminatie’. Dit oordeelde de Britse Eleanor Sharpston, advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie. Ze komt tot deze conclusie op basis van Europese wetgeving welke discriminatie op basis van religieuze overtuiging verbiedt.

Haar oordeel is opmerkelijk omdat een Duitse collega, advocaat-generaal Juliane Kokott, recent in een vrijwel identieke casus van een Belgische moslima juist de kant van de werkgever had gekozen.

Later dit jaar zullen de rechters van het Europees Hof van Justitie een keuze moeten maken tussen de twee tegengestelde adviezen. In uitzonderingsgevallen staat het Europees recht ongelijke behandeling van werknemers toe. De vraag is of het dragen van een hoofddoekje onder zo’n uitzondering valt.

Voor Sharpston is het duidelijk dat hier sprake is van discriminatie. Zij is van mening dat het Franse softwarebedrijf Micropole haar werkneemster had moeten toestaan haar haar met een hoofddoek te bedekken. In werkelijkheid kreeg projectingenieur Bougnaoui die nog geen jaar in dienst was, in 2009 het verzoek ‘de volgende keer geen hoofddoek’ te dragen. Dit omdat het bij een klant, een verzekeringsbedrijf, tot ‘ongemak’ had geleid. Haar weigering bracht het Micropole-management tot het besluit dat Bougnaoui ‘niet haar taken kon vervullen’.

Echter stelt Sharpston dat de vrouw haar werk als projectingenieur wel degelijk even goed met hoofddoek kon uitvoeren. Het ‘ongemak’ dat het dragen ervan bij klanten kan opwekken, duidt op een vooroordeel. Dat zou niet bevestigd moeten worden, vindt de advocaat-generaal. Ook het argument dat Micropole financiële schade zou kunnen lijden, vindt in haar ogen geen genade. Dat kan zo zijn, maar vormt geen reden het principe van gelijke behandeling van werknemers dan maar overboord te gooien.

Klantcontact

Daarentegen is advocaat-generaal Kokott van mening dat een hoofddoek ook kan worden afgedaan. ‘Terwijl een werknemer zijn geslacht, huidskleur, etnische afkomst, seksuele voorkeur, leeftijd of handicap niet bij binnenkomst kan achterlaten, kan er wel worden verwacht dat hij of zij de uitoefening van zijn religie op de werkvloer matigt.’ De drempel voor een verschil in behandeling van werknemers is ‘hoog, maar niet onneembaar’, aldus de Duitse jurist.

Kokott komt op voor bedrijven die ‘religieuze en ideologische neutraliteit’ willen nastreven. Of dat met een hoofddoekjesverbod toegestaan is, hangt in haar ogen af van de omstandigheden. Zij is van mening dat hier in een callcenter onvoldoende reden voor is, omdat werknemers daar niet direct met klanten in contact komen. Echter wanneer er wel van direct klantcontact sprake is, mag een bedrijf tot een verbod overgaan.

Het Belgische beveiligingsbedrijf G4S was dus volgens deze beredenering gerechtigd tot het ontslag van haar receptioniste Samira Achbita. Die wilde na drie jaar in dienst te zijn geweest een hoofddoek omdoen. Dat bleek een overtreding van het bedrijfsreglement te zijn. Desalniettemin weigerde zij die af te doen waarna ontslag volgde. Kokott vindt dit te billijken, zolang het bedrijfsreglement zich richt op alle religies en niet specifiek op de Islam. In de praktijk doen zich eigenlijk alleen problemen voor bij hoofddoekjes – en niet bij bijvoorbeeld keppeltjes.

Bron: Volkskrant.nl

Team al-Yaqeen
11 augustus 2016