Een willekeurige dienaar van Allah zei: “In een donkere nacht ben ik eens in discussie geraakt met de vervloekte shaytaan zei, toen ik opeens de oproep tot het Fadjr-gebed hoorde en ik mij naar de moskee wilde begeven. Hij zei tegen mij: “Je hebt een lange nacht achter de rug, ga nog even liggen.”
Ik antwoordde: “Ik ben bang dat ik het verplichte gebed mis.”
De shaytaan zei: “Je hebt tijd zat.”
Ik antwoordde: “Maar ik ben bang dat ik het gezamenlijke gebed mis.”
De shaytaan zei: “Wees niet te hard voor jezelf als het gaat om het gehoorzamen van Allah.”
Daarna werd ik pas na zonsopgang wakker en hij fluisterde in mijn oor: “Heb geen spijt van wat reeds voorbij is. De dag is nog lang.”
Ik ging zitten om de lofuitingen van de ochtend te verrichten, waarna hij mij op allerlei gedachten begon te brengen. Ik zei: “Je leidt mij af van het verrichten van mijn lofuitingen.”
De shaytaan zei: “Stel dit uit tot een later tijdstip.”
Toen ik besloot berouw te tonen zei de shaytaan: “Geniet toch van je jeugd.”
Ik antwoordde: “Ik ben bang voor de dood.”
De shaytaan zei: “Je hebt nog een heel leven voor je.”
Toen ik de Koran wilde leren zei hij: “Ontspan je door wat muziek te luisteren.”
Waarop ik antwoordde: “Maar dat is haraam.”
De shaytaan zei: “Er zijn geleerden die daar anders over denken.”
Ik antwoordde: “Maar ik heb alle overleveringen die duiden erop dat muziek haraam is genoteerd.”
De shaytaan zei: “Dit zijn allemaal zwakke overleveringen.”
Later kwam een mooie vrouw langs waarna ik mijn blik neersloeg. Hierop zei hij: “Wat is er nu weer mis met het werpen van een blik?”
Ik antwoordde: “Dat is gevaarlijk.”
De shaytaan zei: “Er is niets mis met het bewonderen van schoonheid.”
Toen ik mij begaf naar het Oude Huis in Mekka kwam ik hem tegen op mijn weg, waarna hij mij vroeg: “Waar ben je van plan naar toe te gaan?
Ik antwoordde: “Ik wil de cOemrah verrichten.”
De shaytaan zei: “Je stelt jezelf daardoor bloot aan gevaren terwijl er zoveel verschillende manieren zijn om het goede te verrichten en waarmee vele beloningen te verdienen valt.”
Ik antwoordde: “Het is noodzakelijk dat wij aan onszelf werken.”
De shaytaan zei: “Het paradijs betreedt je niet door je daden.”
Toen ik op het punt stond iemand advies te geven, zei hij: “Doe jezelf geen schande aan.”
Ik antwoordde: “Maar de dienaren van Allah hebben hier baat bij.”
De shaytaan zei: “Ik vrees dat je hierdoor bekendheid zult verkrijgen wat tevens de hoofdoorzaak is van hoogmoed.”
Ik vroeg hem daarna: “Wat vind je van een aantal personen?”
De shaytaan antwoordde: “Ik kan je over iedereen wat vertellen.
Ik vroeg: “Ahmad ibn Hanbal?”
De shaytaan antwoordde: “Hij heeft mij kapot gemaakt met zijn volgende uitspraak: ,,Houdt jullie vast aan de Soennah en de Koran die geopenbaard is.”
Ik zei: “En vertel eens over Ibn Taymiyyah.”
De shaytaan antwoordde: “Zijn slagen voel ik nog dagelijks op mijn hoofd.”
Ik vroeg: “En al-Boechari?”
De shaytaan antwoordde: Met zijn boek heeft hij mijn huis afgebrand.”
Ik vroeg: “En Fircauwn?”
De shaytaan antwoordde: “Hem komt al onze hulp en steun toe.”
Ik vroeg: “En Salaah ud-Dien, de held van de slag van Hittien?”
De shaytaan antwoordde: “Begin niet over hem. Hij heeft met ons de grond aangeveegd.”
Ik vroeg: “En Mohammed Ibnoe cAbd ul-Wahhaab?”
De shaytaan antwoordde: “Hij heeft mij met zijn dacwah door vuur verteerd laten worden.”
Ik vroeg: “En Aboe Djahl?”
De shaytaan antwoordde: “Voor hem zijn wij broeders en familie.”
Ik vroeg: “En Aboe Lahab?”
De shaytaan antwoordde: “Wij zijn met hem waar hij ook gaat.”
Ik vroeg: “En wat kun je vertellen over zedenloze tijdschriften?”
De shaytaan antwoordde: “Die zijn voor ons als wetsvoorschriften.”
Ik vroeg: “En tv-schotels?”
De shaytaan antwoordde: “Daarmee maken wij van mensen monsters.”
Ik vroeg: “En koffieshops?”
De shaytaan antwoordde: “Daar verwelkomen wij iedere ijdele tijdsverdrijver.”
Ik vroeg: “Wat zijn jullie lofuitingen?”
De shaytaan antwoordde: “Muziek.”
Ik vroeg: “En jullie daden?”
De shaytaan antwoordde: “Het geven van valse hoop.”
Ik vroeg: “En wat vind je van marktplaatsen?”
De shaytaan antwoordde: “Onze vaandel triomfeert daar en op deze plaatsen komen onze vrienden bijeen.”
Ik vroeg: “Hoe misleid je eigenlijk de mensen?”
De shaytaan antwoordde: “Door middel van wellusten, het zaaien van twijfels over de Islam, amusement, het geven van valse hoop en muziek.”
Ik vroeg: “Hoe misleid je de vrouwen?”
De shaytaan antwoordde: “Door hen hun aantrekkelijkheden te laten tonen, en hen aan te sporen de geboden van Allah te verlaten en zonden te plegen.”
Ik vroeg: “Hoe misleid je de geleerden?”
De shaytaan antwoordde: “Door pronkzucht, zelfbewondering, hoogmoed en afgunst die de harten vult.”
Ik vroeg: “hoe misleid je het gepeupel?”
De shaytaan antwoordde: “Door roddels, lasterpraat, ijdele gesprekken en alles wat waardeloos is.”
Ik vroeg: “Hoe misleid je de koopliederen?”
De shaytaan antwoordde: “Door hen met rente te laten handelen, gierig te maken en buitensporig te laten zijn in hun uitgaven.”
Ik vroeg: “Hoe misleid je de jongeren?”
De shaytaan antwoordde: “Door flirten, verliefdheid, het opwekken van lustgevoelens, het minachten van de voorschriften van Allah en het plegen van zonden.”
Ik vroeg: “Wat vind je van de doecaat (verkondigers tot de Islam)?”
De shaytaan antwoordde: “Zij hebben mij kapot, moe en ziek gemaakt. Zij slopen wat ik heb gebouwd. Zij reciteren de Koran als ik zing en zoeken hun toevlucht tot Allah als ik verschijn.”
Ik vroeg: “En wat zeg je tegen de dronkaards?”
De shaytaan antwoordde: “Ik zeg tegen hen: ,,Drink maar lekker door, en spoel jouw zorgen en verdriet weg. Je kunt nog altijd berouw tonen.”
Ik vroeg: “Wat vernietigt jou?”
De shaytaan antwoordde: “Aayat ul-Koersiy, die bezorgt me ellende en berooft mij van vrijheid waardoor ik in ergernis beland.”
Ik vroeg: “Van wie hou je het meest?”
De shaytaan antwoordde: “Van zangers, afgedwaalde dichters, zondaars en een iedere onrustzaaiende verdorvene.
Ik vroeg: “Wie haat je het meest?”
De shaytaan antwoordde: “De bezoekers van de moskeeën en iedere aanbidder van Allah, asceet en strijder.
Toen zei ik: “Ik zoek toevlucht tot Allah tegen jou.” Waarna hij verdween alsof hij door de grond wegzakte. Dat is het lot wat de leugenaar verdient.
Uit het boek ‘Maqaamat al-Qarniy’