In het begin bestonden er meerdere evangeliën. Het verdrag van Nicea in de vierde eeuw bepaalde welke opgenomen zouden worden in de Bijbel. Het zijn overigens tussen de dertig en honderd evangeliën geweest. Al de andere evangeliën werden vanaf dat moment door de kerk als ketterij beschouwd. Deze geschriften werden dan ook vernietigd en de bezitters daarvan gedood. Hele gemeenschappen werden uitgemoord, zoals de gemeenschap van de Katharen, die weigerden Jezus als de zoon van God te accepteren. Ook de Oosters orthodoxe kerk erkende Jezus niet als de zoon van God.
Wij dienen niet te vergeten dat het Christendom van joodse oorsprong is. Jezus was een joodse leraar, zijn eerste volgelingen hielden vast aan de Thora, aten koosjer en besneden hun zonen acht dagen na hun geboorte. Toen Paulus zijn intrede maakte in de wereld van het christendom, heeft hij gezorgd voor een drastische verandering binnen het geloof. De eerste joodse aanhangers van Jezus werden hier de dupe van. Zij werden door de latere Christenen als afvalligen bestempeld omdat zij vasthielden aan de voorschriften van de Thora. Tot deze eerste christenen behoorden de Ebionieten die in het Overjordaanse en in Syrië hebben geleefd vanaf het begin van de tweede eeuw tot omstreeks de vierde eeuw. Zij beschouwden Jezus als een uitzonderlijk mens, een groot leraar en profeet. Maar God was hij volgens hen niet, dat vonden zij ronduit godslasterlijk. Tevens beschouwden zij Paulus als een afvallige, zelfs een verrader, omdat zij meenden dat hij de Thora ongeldig had verklaard terwijl Jezus had gezegd:
“Ik ben niet gekomen de Wet te ontbinden, maar te vervullen.”
De ontdekking van vroegchristelijke bronnen, in het bijzonder de geschriften van Qumran en van Nag Hammadi heeft het beeld van het vroege christendom volledig bijgesteld. Sommige christenen geloofden niet dat de goddelijke openbaringsbrenger, namelijk Jezus, aan een kruis was vernederd en gedood, zoals wij leren uit de gnostische openbaring van Petrus en de apocriefe Handelingen van Johannes. Ook waren er christenen te vinden die het juist godslasterlijk vonden Jezus goddelijke herkomst of macht toe te schrijven zoals de eerdergenoemde Ebionieten. Deze diversiteit in opvattingen aangaande de Persoonlijkheid van Jezus is tegenwoordig bijna niet meer te bespeuren. De reden hiervoor ligt gelegen in de rol die Paulus heeft gespeeld in het ontstaan van een niet-joodse christelijke hoofdstroming die vandaag de dag wijdverspreid is.
Binnen Palestina waren volgelingen van Jezus te vinden die meenden dat alleen degenen die leefden volgens de wil van God, zoals door Jezus geïnterpreteerd, zouden worden vrijgesproken in het oordeel. Volgelingen van Paulus in de steden van de Grieks-Romeinse wereld zijn een andere weg in geslagen. Een weg waarin Jezus steeds meer als een machtige redder in noodsituaties werd beschouwd en de aandacht steeds meer werd gevestigd op de verlossende betekenis van Jezus’ marteldood. Paulus was een jongere tijdgenoot van Jezus maar heeft Jezus persoonlijk nooit gekend. Anders dan men zou verwachten, heeft hij voordat hij de wereld introk om Jezus te verkondigen niet de behoefte gehad zich over Jezus te laten informeren door de directe leerlingen van Jezus als Petrus en Johannes. Paulus baseert zijn verkondigingsdrang op een visioen die hij zou hebben gehad en waarin hem door Jezus opdracht zou zijn gegeven om de nieuwe Jezus onder de heidenvolken te verkondigen.
In zijn brief aan de Galaten (zie vooral 1,1 en 1,19-20)geeft hij aan niet afhankelijk te willen zijn van andere mensen wat betreft zijn kennis van Gods bedoelingen met Jezus. Dit had te maken met een belangrijk meningsverschil dat hij met de eerste leerlingen van Jezus had. Hij weigerde zich te houden aan de Joodse wetten die volgens Jezus nageleefd diende te worden. Paulus predikte, in tegenstelling tot de directe leerlingen van Jezus, dat geloof in Jezus voldoende zou zijn, terwijl de leerlingen van Jezus van mening waren dat een persoon alleen gered kon worden door een vroom leven volgens Gods voorschriften.
Volgens Handelingen 9 was Paulus een soort inquisiteur- uitvoerder, die door de hoogpriester van de tempel in Jeruzalem op weg werd gezonden om de gemeente van ketterse joden (de eerste christenen) in Damascus te vervolgen. In Jeruzalem schijnt hij al te hebben deelgenomen aan acties tegen de eerste christengemeente. Als we Handelingen mogen geloven, is hij zelfs persoonlijk betrokken geweest bij de steniging van Stefanus, volgens de traditie de eerste christelijke martelaar. Zelf bekent hij openlijk dat hij zijn slachtoffers ‘tot de dood toe’ heeft vervolgd.
Later zou hij zich tot het christendom bekeren. Maar bij alles wat hij deed en verkondigde, kan niet genoeg worden benadrukt dat Paulus in feite de eerste ‘christelijke’ ketter was en dat zijn leer- die het fundament voor het hedendaagse christendom vormt- sterk afwijkt van de ‘oorspronkelijke’ of ‘zuivere’ vorm die door de leiding in Jeruzalem werd verkondigd.
Zo sprak Paulus voor het eerst over de goddelijkheid van Jezus, zijn herrijzenis uit de dood en andere van zijn bedenksels die geheel in strijd waren met de ‘zuivere’ leer die door Jezus zelf en de christengemeente in Jeruzalem werd verkondigd. Zo spoort Jezus zijn gehoor, discipelen en zijn volgelingen aan om één god te erkennen. Als hij in Johannes 10: 33-35 van godslastering wordt beschuldigd omdat hij zichzelf als god zou beschouwen, antwoordt hij met een citaat uit Psalmen 82: ‘is er niet geschreven in uw wet: ik heb gezegd, Gij zijt goden? Dus de wet gebruikt het woord goden voor hen tot wie het woord Gods gericht was.
Paulus’ arrogantie reikt zelfs zo ver dat hij openlijk te kennen geeft niet de historische Jezus te willen verkondigen, de figuur die Jakobus, Petrus en Simeon persoonlijk hadden gekend. Zo geeft hij in 2 Corinthiërs 11: 3-4 expliciet toe dat de gemeente in Jeruzalem een andere Jezus predikt.
Naar de maatstaven die Jezus in de bijbel aanlegt,. zou Paulus’ status in het koninkrijk der hemelen niet veel hoger zijn geweest dan die van een leugenaar en bedrieger. Zo staat er in Matteüs 5: 18-19:
“Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke titel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.”
Dus degene die de kleinste van deze geboden ontbindt zal klein heten in het koninkrijk der hemelen, laat staan iemand die de algehele wet buiten werking heeft gesteld en vervolgens de mensen een andere wet heeft voorgeschreven zoals Paulus heeft gedaan.