Imam Ahmed en de Moetazilah

8926

De Moectazilah, een afgedwaalde Islamitische sekte die geloofden dat de Koran niet het Woord van Allah is, maar een schepsel van Allah, hadden in de tijd van imam Ahmed ibnoe Hanbal goede banden met sultan al-Moectasim en waren daardoor in staat om hun afgedwaalde leerstellingen op te leggen aan de mensen.

De sultan droeg alle geleerden op dezelfde mening over te nemen als de Moectazilah. Toen imam Ahmed dit kreeg te horen weigerde hij dit en hij zwichtte niet zoals vele geleerden van zijn tijd. Imam Ahmed werd voor zijn ongehoorzaamheid en opstandigheid gevangen genomen en kreeg veel martelingen te verduren. De sultan kwam erachter de martelingen slechts averechts werkten bij imam Ahmed en dat dit hem alleen maar sterker en standvastiger maakte. Dit wekte de woede van sultan al-Moectasim.

Bij de eerste zweepslag zei imam Ahmed: “Bismillah.” Bij de tweede zweepslag zei hij: “Laa hawla wa laa qoewwata illa billah (Er is geen kracht noch macht buiten die van Allah).” En bij de derde zweepslag zei hij (interpretatie van de betekenis):

“Zeg: ,,Niets zal ons treffen, behalve wat Allah voor ons heeft beschikt. Hij is onze Beschermer.” (Soerat at-Tauwbah: 51)

Uiteindelijk kreeg hij in totaal negenentwintig zweepslagen. De riem van zijn broek bestond uit een stukje kleed, die losscheurde waardoor zijn broek dreigde af te zakken. Imam Ahmed worp zijn blik naar de hemel en bewoog zijn lippen en voor dat hij het wist bleef zijn broek hangen. Dit vanwege de volgende smeekbede die hij verrichtte: “O Allah, ik vraag U, bij Uw Naam waarmee U de troon heeft gevuld, indien U weet dat ik juist heb gehandeld laat mij dan niet ontbloten.”

Doordat Allah, de Verhevene, met Zijn Kennis bij Imam Ahmed was overmeesterde hij al-Moectasim. Op een bepaald moment kwam al-Moectasim aan, ging op zijn stoel zitten en zei: “Breng Ahmed ibnoe Hanbal hier!” Hij werd gebracht en toen hij voor al-Moectasim stond, vroeg hij aan hem: “O Ahmed, hoe ging het met je gisteren in jouw cel?” Waarop imam Ahmed antwoordde: “Alhamdoelillah, alles was goed behalve dat ik iets verbazingwekkends heb gezien, O leider der gelovigen.” De sultan vroeg verbaasd: “En wat heb je dan gezien?” Imam Ahmed begon: “Ik stond halverwege de nacht op, verrichtte vervolgens de rituele wassing voor het gebed en bad twee rakcah. Tijdens de eerste rakcah reciteerde ik Soerat al-Faatihah en Soerat an-Naas. Tijdens de tweede rakcah reciteerde ik weer Soerat al-Faatihah en vervolgens Soerat al-Falaq. Ik ronde het gebed af en stond weer op om te beginnen aan de volgende twee rakcah. Ik reciteerde Soerat al-Faatihah en wilde vervolgens Soerat al-Ikhlaas reciteren, maar dit lukte mij niet. Ik deed mijn best om iets anders uit de Koran te reciteren, maar tevergeefs.

Ik keek vervolgens opzij en zag plotseling in de hoek van mijn cel de Koran dood op de grond liggen. Ik pakte het op gaf het de dodenwassing en wikkelde het in een lijkengewaad en verrichte er het dodengebed voor en tenslotte begroef ik de Koran.”

Sultan al-Moectasim reageerde geschokt: “O wee jij Ahmed! Sterft de Koran dan?” Imam Ahmed antwoordde: “Dat waren jouw woorden. Jij beweert dat de Koran geschapen is. En ieder schepsel komt toch eens te sterven?” Toen riep sultan al-Moectasim uit: “Ahmed heeft ons overmeesterd! Ahmed heeft ons overmeesterd!”