Profeet Moesa – 2

88778

Moesa gaat naar de Farao

Moesa kreeg van Allah twee tekenen mee. Zijn staf veranderde in een slang als Moesa het op de grond gooide en als hij zijn hand onder zijn arm plaatste, dan werd het wit en begon het te stralen. Moesa was bang om terug te gaan omdat hij juist was gevlucht uit Egypte toen hij iemand had gedood. Allah zegt hierover in de Koran:

En (gedenk) toen jullie Heer Moesa riep en zei: “Ga naar het volk dat onrechtvaardig is, het volk van de Farao. Zullen zij Allah dan niet vrezen?” Hij zei (Moesa): “Mijn Heer! Waarlijk, ik vrees dat zij mij zullen loochenen, en mijn borst is beklemd en mijn tong drukt zich niet goed uit. Laat Haroen dus meekomen. En zij beschuldigen mij van een misdrijf, en ik ben bang dat zij mij zullen doden.” Allah zei: “Nee! Gaan jullie beiden met Onze tekenen. Waarlijk Wij zullen bij jullie zijn, luisterend. En wanneer jullie beiden tot de Farao komen, zeg: “Wij zijn de Boodschappers van de Heer van de werelden laat de kinderen van Israël met ons meegaan.” Hij (Farao) zei: “Hebben wij jou niet als een kind van ons opgevoed? En jij hebt vele jaren van je leven bij ons gewoond. En je hebt je daad gepleegd, die je gedaan hebt (iemand vermoord). En jij bent één van de ondankbaren.” Moesa zei: “Ik heb het gedaan toen ik onwetend was. Dus vluchtte ik van u, want ik was bang voor u. Maar mijn Heer heeft mij wijsheid gegeven en mij als één van de Boodschappers aangewezen. En dit is de vroegere gunst die u mij bewees; dat u de kinderen van Israël tot slaven heeft gemaakt. (Soerah as-Shoecaraa’: 10-22)

Moesa ging naar Egypte en vertelde Farao over de Enige echte God, Allah, de Heer van de werelden. Hij vertelde hem, dat hij de Boodschapper van Allah was en dat hij samen met zijn broer Haroen was gestuurd. De Farao werd erg boos en begon te dreigen.

Hij (Farao) zei: “Als je een god buiten mij neemt, zal ik je zeker onder de gevangenen plaatsen.” Moesa zei: “Zelfs als ik u iets duidelijks breng?” Farao zei: “Breng het dan, als je één van de waarachtigen bent!” Dus gooide Moesazijn staf en het werd een duidelijke slang. En hij stak zijn hand uit en die werd wit voor alle toeschouwers.(Soerah as-Shoecaraa: 29-33)

Maar in plaats van dat de Farao Moesa zou geloven, maakte hij hem uit voor een tovenaar. De Farao liet de beste tovenaren uit het hele land bijeenkomen om te laten zien dat zij ook dezelfde trucjes als Moesa konden. Alle mensen werden verzameld op de dag van het feest. De tovenaren hadden touwen en stokken meegenomen en door hun toverkunst leek het net of het echte slangen waren. Maar Allah openbaarde aan Moesa:

“Vrees niet! Zeker, jij zal de overhand hebben. En gooi dat wat in jouw rechterhand is! Het zal wat zij gemaakt hebben inslikken. Wat zij gemaakt hebben is slechts de truc van een tovenaar en de tovenaar zal nooit slagen, hoeveel vaardigheid hij ook krijgt.” (Soerah Ta Ha: 68-69)

Toen Moesa zijn staf op de grond gooide veranderde de staf in een slang en at toen alle ‘slangen’ op die de tovenaars hadden gemaakt. De tovenaars waren diep onder de indruk en zeiden: “Wij geloven oprecht in Allah die Moesa heeft gestuurd als Zijn Profeet. Allah bestaat echt en is terecht machtiger dan een ieder van ons”. Farao was woedend en zei:

“Geloven jullie in hem (Moesa), voordat ik jullie toestemming geef om erin te geloven.” (Soerah al-Acraaf: 123)

“Ik zal zeker jullie handen en voeten aan tegengestelde kant afhakken, dan zal ik jullie allen kruisigen. Zij (de voormalige tovenaars) zeiden: “Voorwaar tot onze Heer keren wij terug. En jij neemt slechts wraak op ons, omdat wij in de tekenen van onze Heer geloven, toen zij ons bereikten. Onze Heer! Schenk ons geduld en laat ons als moslims sterven.” (Soerah al-Acraaf: 124-126)

Deze tovenaars waren aan het begin van de dag nog veelgodenaanbidders en stierven aan het einde van de dag als martelaren!

De Farao werd steeds volhardender in zijn ongeloof en hij spotte met Allah en zijn Boodschapper Moesa toen hij zei:

“O Haman! Bouw voor mij een toren zodat ik de poorten kan bereiken. De poorten van de hemelen zodat ik de God van Moesa kan zien, maar waarlijk ik denk dat hij een leugenaar is.” (Soerah Ghaafier: 36-37)

Moesa kwam in totaal met wel negen tekenen, maar het volk van Egypte wilde maar niet geloven. De tekenen van Moesa waren:

1. Zijn staf

2. Zijn hand dat wit werd en straalde

3. Jaren van droogte en watertekort

4. Een tekort aan oogst

5. Epidimieën onder de mensen en de dieren

6. Een sprinkhanenplaag

7. Een luizenplaag

8. Een kikkerplaag

9. Het water van de Nijl veranderde in bloed

Moesa kwam met twee eisen naar de Farao. De eerste was dat de Farao en zijn mensen moesten stoppen met het onderdrukken van de kinderen van Israël en dat zij in Allah moesten geloven. Als tweede kwam hij de kinderen van Israël uit Egypte halen. Keer op keer dat de Egyptenaren werden getroffen door een ramp beloofden zij Moesa beterschap en vroegen zij hem om aan Allah te vragen om de betreffende ramp te laten stoppen. Maar zij bleven hun beloften maar breken.

Moesa en de kinderen van Israel verlaten Egypte

Na al deze pogingen gaf Allah aan Moesa de opdracht om de Israëlieten ’s nachts mee te nemen en Egypte te verlaten. Toen de Farao erachter kwam dat Moesa met de kinderen van Israel op de vlucht was geslagen werd hij woedend en riep een groot leger soldaten bij elkaar die hij zelf aanvoerde.

De zee splijt in tweeën

Toen Moesa de Rode Zee bereikte kwamen de Farao en z’n soldaten achter hen aan. Moesa sloeg met zijn staf op het water, zodat hij en z’n volk door het midden van de zee konden vluchten. De Farao ging samen met zijn leger Moesa achterna. Terwijl Farao en z’n soldaten nog steeds over de bodem van de zee reden en Moessa veilig aan de andere kant was aangekomen, gaf Allah opdracht aan de zee om terug te stromen en zo verdronken de Farao en zijn soldaten. Allah zegt hierover in de Koran:

En Wij namen de kinderen van Israel dwars door de zee en de Farao volgde met zijn leger uit onderdrukking en vijandigschap. Toen hij verdronk zei hij; “Ik geloof, dat niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Hij, in wie de kinderen van Israël geloven en ik ben één van degenen die moslim zijn.” Nu pas, terwijl je eerder weigerde te geloven en je tot de verderfzaaiers behoorde. Deze dag zullen Wij dus je (dode) lichaam (uit de zee) brengen, zodat je een teken zult zijn voor degenen die na jou komen!”

(Soerah Yoenes: 90-92)