Tafsier soerat Al-Baqarah vers 79 – 91

8160
Vers 79:
فَوَيْلٌ لِّلَّذِينَ يَكْتُبُونَ الْكِتَابَ بِأَيْدِيهِمْ ثُمَّ يَقُولُونَ هَـذَا مِنْ عِندِ اللّهِ لِيَشْتَرُواْ بِهِ ثَمَناً قَلِيلاً فَوَيْلٌ لَّهُم مِّمَّا كَتَبَتْ أَيْدِيهِمْ وَوَيْلٌ لَّهُمْ مِّمَّا يَكْسِبُونَ
In dit vers waarschuwt Allah degenen die het Boek verdraaien en vervolgens beweren dat dit afkomstig is van Allah. Dit hebben zij gedaan in ruil voor een goedkope prijs. En even ter verduidelijking, de algehele aarde met al haar pracht en praal is een goedkope prijs.
Degenen die zich hieraan schuldig hebben gemaakt, hebben twee soorten onrecht begaan tegenover de mensen:
  1. Zij hebben de mensen een vals geloof voorgehouden
  2. Zij hebben zich ten onrechte over het geld van de mensen ontfermd
Vandaar dat Allah hen verfoeit vanwege de valsheid die zij met hun handen de wereld in hebben geholpen en vanwege het geld dat zij zich op een onrechtmatige wijze hebben toegeëigend.
Het woordje ‘al-Wayl’ staat voor een ernstige bestraffing en ongekend leedwezen.
Vers 80:
وَقَالُواْ لَن تَمَسَّنَا النَّارُ إِلاَّ أَيَّاماً مَّعْدُودَةً قُلْ أَتَّخَذْتُمْ عِندَ اللّهِ عَهْداً فَلَن يُخْلِفَ اللّهُ عَهْدَهُ أَمْ تَقُولُونَ عَلَى اللّهِ مَا لاَ تَعْلَمُونَ
Ondanks hun wandaden kunnen zij het niet laten om vol lof over zichzelf te spreken. Zij durven zelfs te beweren aanspraak te maken op het Paradijs en rekenen zichzelf veilig voor het Vuur. Zij hebben vreemd genoeg de volgende twee zaken weten te combineren:
  1. Slecht gedrag
  2. Zich veilig wanen van de Bestraffing van Allah
Aangezien dit slechts ongegronde beweringen zijn, heeft Allah Zijn Profeet (vrede zij met hem) opdracht gegeven deze mensen de volgende vraag te stellen: “Zijn jullie een verbond aangegaan met Allah?” Met andere woorden; Hebben jullie voldaan aan het geloven in Allah en Zijn Profeten? Want alleen dan kunnen zij ervan uit gaan dat redding en verlossing op hen staat te wachten.
Maar in werkelijkheid hebben zij vals gesproken over Allah en van een verbond kan er absoluut geen sprake zijn. Sterker nog, zij zijn degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan het vermoorden van Profeten, het verbreken van beloften en het verspreiden van leugens. Bovendien behoort het spreken over Allah zonder kennis tot de grootste zonden.
Vers 81:
بَلَى مَن كَسَبَ سَيِّئَةً وَأَحَاطَتْ بِهِ خَطِيـئَتُهُ فَأُوْلَـئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
Vervolgens stelt Allah ons op de hoogte van een algemene regel die betrekking heeft op iedereen. Namelijk dat iedere persoon die zich schuldig maakt aan een zonde en van alle kanten omgeven wordt door zijn wandaad, voor eeuwig in het Vuur belandt. De voorgenoemde beschrijving kan alleen van toepassing zijn op Shirk, want wie in het bezit is van enig Imaan (geloof) zal niet omringd kunnen worden door zijn slechte daden.
Vers 82:
وَالَّذِينَ آمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ أُولَـئِكَ أَصْحَابُ الْجَنَّةِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
Wat betreft degenen die, in tegenstelling tot de misdadigers, in hun Heer hebben geloofd en met goede daden zijn gekomen, zij kunnen rekenen op een eeuwigdurende overwinning en verlossing.
Vers 83:
وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَاقَ بَنِي إِسْرَائِيلَ لاَ تَعْبُدُونَ إِلاَّ اللّهَ وَبِالْوَالِدَيْنِ إِحْسَاناً وَذِي الْقُرْبَى وَالْيَتَامَى وَالْمَسَاكِينِ وَقُولُواْ لِلنَّاسِ حُسْناً وَأَقِيمُواْ الصَّلاَةَ وَآتُواْ الزَّكَاةَ ثُمَّ تَوَلَّيْتُمْ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنكُمْ وَأَنتُم مِّعْرِضُونَ
Wederom geeft Allah te kennen dat Hij een ander verbond is aangegaan met de Kinderen van Israël. Iets dat typerend is voor hun halsstarrigheid en ongehoorzaamheid. Zij waren niet bereid zich over te geven, behalve als er een verbond aan te pas kwam. Deze keer werden zij opgedragen Allah alleen te aanbidden, goed te zijn voor de ouders, de bloedverwanten, de armen en de behoeftigen en het goede te spreken richting de mensen. Dus zij werden in eerste instantie geacht het recht van Allah na te komen, daarna de familiebetrekkingen in stand te houden en tot slot de algehele mensheid te vriend te houden.
Aangezien de mens niet bij machte is iedereen een deel van zijn geld te geven, werd hij door Allah opgedragen het goede te spreken richting de mensen. Iets wat in tegenstelling tot de eerste zaak wel verwezenlijkt kan worden. Het spreken van het goede geldt ook jegens een niet moslim.
Daarna werden zij opgedragen het gebed te onderhouden en de Zakaat uit te geven. Het gebed staat voor toewijding aan Allah, terwijl de Zakaat bedoeld is ten gunste van de dienaren. Ondanks deze verheven geboden konden zij, op een enkeling na, het toch niet laten om andermaal de Voorschriften van hun Heer de rug toe te keren.
Vers 84 en 85:

وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَاقَكُمْ لاَ تَسْفِكُونَ دِمَاءكُمْ وَلاَ تُخْرِجُونَ أَنفُسَكُم مِّن دِيَارِكُمْ ثُمَّ أَقْرَرْتُمْ وَأَنتُمْ تَشْهَدُونَ
ثُمَّ أَنتُمْ هَـؤُلاء تَقْتُلُونَ أَنفُسَكُمْ وَتُخْرِجُونَ فَرِيقاً مِّنكُم مِّن دِيَارِهِمْ تَظَاهَرُونَ عَلَيْهِم بِالإِثْمِ وَالْعُدْوَانِ وَإِن يَأتُوكُمْ أُسَارَى تُفَادُوهُمْ وَهُوَ مُحَرَّمٌ عَلَيْكُمْ إِخْرَاجُهُمْ أَفَتُؤْمِنُونَ بِبَعْضِ الْكِتَابِ وَتَكْفُرُونَ بِبَعْضٍ فَمَا جَزَاء مَن يَفْعَلُ ذَلِكَ مِنكُمْ إِلاَّ خِزْيٌ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَيَوْمَ الْقِيَامَةِ يُرَدُّونَ إِلَى أَشَدِّ الْعَذَابِ وَمَا اللّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ

Hiermee wordt verwezen naar datgene wat zich voor de Openbaring heeft voorgedaan. De verschillende joodse stammen die woonachtig waren in al-Madienah, waren een verbond aangegaan met de Arabische stammen al-Aws en al-Khazradj. Dit bracht hen later in een benarde toestand. Zij kwamen namelijk tijdens het voeren van oorlog tegenover elkaar te staan als gevolg van het feit dat zij niet voor dezelfde bondgenoot hadden gekozen. Sommige joodse stammen waren namelijk een verbond aangegaan met al-Aws. Andere joodse stammen waren een verbond aangegaan met al-Khazradj. En dus werden zij soms gedwongen om elkander te doden en elkaar uit huis te verdrijven.
Toen de oorlog tot een einde kwam, voelden de joden zich gedwongen de joodse gevangenen vrij te kopen. Vandaar dat Allah hen dit kwalijk nam, zeggende: “Geloven jullie in een deel van het Boek – daarmee doelende op het vrijkopen van elkaar – en verloochenen jullie een ander deel – doelend op het doden en verdrijven van elkaar – ?”
Dit vers (85) kan ook als bewijs aangevoerd worden voor het feit dat het nakomen van geboden en het vermijden van verboden, onderdelen zijn van Imaan (geloof).
Vers 86:
أُولَـئِكَ الَّذِينَ اشْتَرَوُاْ الْحَيَاةَ الدُّنْيَا بِالآَخِرَةِ فَلاَ يُخَفَّفُ عَنْهُمُ الْعَذَابُ وَلاَ هُمْ يُنصَرُونَ
Vervolgens noemt Allah de reden waarom zij ervoor hebben gekozen om een deel van het Boek aan te nemen en een ander deel te verwerpen. Hij zegt namelijk dat zij degenen zijn die het wereldse leven boven het Hiernamaals hebben verkozen. Om maar niet zichzelf schande aan te doen, besloten zij te strijden tegen elkaar al gaat het ten koste van hun eindbestemming in het Hiernamaals. Zij hebben namelijk gekozen voor een aanhoudende Bestraffing en er is niemand die hen van deze Bestraffing kan weerhouden.
Vers 87:
وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ وَقَفَّيْنَا مِن بَعْدِهِ بِالرُّسُلِ وَآتَيْنَا عِيسَى ابْنَ مَرْيَمَ الْبَيِّنَاتِ وَأَيَّدْنَاهُ بِرُوحِ الْقُدُسِ أَفَكُلَّمَا جَاءكُمْ رَسُولٌ بِمَا لاَ تَهْوَى أَنفُسُكُمُ اسْتَكْبَرْتُمْ فَفَرِيقاً كَذَّبْتُمْ وَفَرِيقاً تَقْتُلُونَ
Allah herinnert de Kinderen van Israël aan de Gunsten waarmee Hij hen heeft beschonken. Zo stuurde Hij Zijn vooraanstaande Profeet Moesa (vrede zij met hem) naar hen toe. Moesa die bevoorrecht werd met het feit dat hij gesprekken heeft mogen voeren met zijn Heer. Ook mocht hij de Thora in ontvangst nemen. Daarna volgde een reeks aan profeten die allemaal getracht hebben de Wet van de Thora onder de Kinderen van Israël te laten zegevieren. Als laatste stuurde Allah Jezus (vrede zij met hem) en versterkte hem met heldere Tekenen en het gezelschap van Djibriel (vrede zij met hem). Toch hebben zij zich ondanks al deze Tekenen door hun valse begeerten laten leiden en de adviezen van hun profeten in de wind geslagen.
Vers 88 t/m 91:

وَقَالُواْ قُلُوبُنَا غُلْفٌ بَل لَّعَنَهُمُ اللَّه بِكُفْرِهِمْ فَقَلِيلاً مَّا يُؤْمِنُونَ‏
وَلَمَّا جَاءهُمْ كِتَابٌ مِّنْ عِندِ اللّهِ مُصَدِّقٌ لِّمَا مَعَهُمْ وَكَانُواْ مِن قَبْلُ يَسْتَفْتِحُونَ عَلَى الَّذِينَ كَفَرُواْ فَلَمَّا جَاءهُم مَّا عَرَفُواْ كَفَرُواْ بِهِ فَلَعْنَةُ اللَّه عَلَى الْكَافِرِينَ
بِئْسَمَا اشْتَرَوْاْ بِهِ أَنفُسَهُمْ أَن يَكْفُرُواْ بِمَا أنَزَلَ اللّهُ بَغْياً أَن يُنَزِّلُ اللّهُ مِن فَضْلِهِ عَلَى مَن يَشَاءُ مِنْ عِبَادِهِ فَبَآؤُواْ بِغَضَبٍ عَلَى غَضَبٍ وَلِلْكَافِرِينَ عَذَابٌ مُّهِينٌ
وَإِذَا قِيلَ لَهُمْ آمِنُواْ بِمَا أَنزَلَ اللّهُ قَالُواْ نُؤْمِنُ بِمَا أُنزِلَ عَلَيْنَا وَيَكْفُرونَ بِمَا وَرَاءهُ وَهُوَ الْحَقُّ مُصَدِّقاً لِّمَا مَعَهُمْ قُلْ فَلِمَ تَقْتُلُونَ أَنبِيَاءَ اللّهِ مِن قَبْلُ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ

Voor hun onbehoorlijk gedrag voerden zij het volgende excuus aan: “Om onze harten heen bevindt zich een omhulsel dat het ons onmogelijk maakt de Boodschap te begrijpen.” Maar Allah kent hun leugens door en door. Vandaar dat Hij te kennen geeft dat zij, op een enkeling na, vervloekt zijn vanwege hun ongeloof.
Toen zij geconfronteerd werden met het Boek van Allah dat hen via de Profeet (vrede zij met hem) ter ore kwam, konden zij het niet laten om dit Boek toch te verloochenen. Dit terwijl zij degenen waren die altijd in het pre-islamitische tijdperk de Arabische polytheïsten te kennen gaven dat er een Profeet aan zat te komen met wie zij schouder aan schouder een einde zouden maken aan veelgodendom.
Als reactie hierop maakt Allah duidelijk dat deze Boodschap van Mohammed (vrede zij met hem) de Enige Waarheid is en dus staat het verloochenen ervan gelijk aan ongeloof. Ook geeft Allah te kennen dat de Koran de Voorschriften van de voorgaande Boeken bevestigt en als bewijs dient voor de echtheid van het geloof van de Kinderen van Israël. Wanneer zij van dit bewijs afzien, wordt het lastig anderen te overtuigen van hun gelijk. Zij hebben immers de bewijzen, die in hun voordeel zijn en opgenomen zijn in de Koran, verloochend.
Tot slot ontkracht Allah de bewering van de Kinderen van Israël dat zij zogenaamd gelovigen zijn, door sommige van hun wandaden de revue te laten passeren, zoals het doden van de profeten.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: Moskee as-Soennah