Tafsier soerat Al-Baqarah vers 177 – 180

15168
Vers 177:
لَّيْسَ الْبِرَّ أَن تُوَلُّواْ وُجُوهَكُمْ قِبَلَ الْمَشْرِقِ وَالْمَغْرِبِ وَلَـكِنَّ الْبِرَّ مَنْ آمَنَ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ وَالْمَلآئِكَةِ وَالْكِتَابِ وَالنَّبِيِّينَ وَآتَى الْمَالَ عَلَى حُبِّهِ ذَوِي الْقُرْبَى وَالْيَتَامَى وَالْمَسَاكِينَ وَابْنَ السَّبِيلِ وَالسَّآئِلِينَ وَفِي الرِّقَابِ وَأَقَامَ الصَّلاةَ وَآتَى الزَّكَاةَ وَالْمُوفُونَ بِعَهْدِهِمْ إِذَا عَاهَدُواْ وَالصَّابِرِينَ فِي الْبَأْسَاء والضَّرَّاء وَحِينَ الْبَأْسِ أُولَـئِكَ الَّذِينَ صَدَقُوا وَأُولَـئِكَ هُمُ الْمُتَّقُونَ
Allah geeft in dit vers te kennen dat het niet de bedoeling is om continu in discussie te vervallen over de wijziging van de Qiblah. Het ware geloof zit hem in het erkennen van de Enige God Die over de Meest Volmaakte Eigenschappen beschikt. Het erkennen van de Dag des Oordeels, de engelen, het Boek en de profeten. Ook komt de ware overtuiging tot uiting wanneer men zijn bezit waarop hij zeer gesteld is, uitgeeft op de Weg van Allah.
Vervolgens wordt een aantal groepen mensen aangehaald dat in aanmerking komt voor deze liefdadigheden, namelijk de naasten, de weeskinderen, de behoeftigen, de rondtrekkenden, degenen die door bepaalde omstandigheden tot het vragen van aalmoezen worden gedwongen en slaven die in vrijheid gesteld willen worden.
Ook het onderhouden van gebed en het afstaan van de Zakaat behoren tot de Tekenen van het geloof. Het komt vaak voor in de Koran dat deze twee zaken aan elkaar gekoppeld worden. Dit vanwege de belangrijke positie die zij innemen binnen het geloof en omdat zij blijk geven van de mate van iemands godsvrucht. Daarnaast is het van belang voor een gelovige om zijn verplichtingen na te komen en zijn beloftes waar te maken. Het betreft hier verplichtingen richting Allah en verplichtingen richting de dienaren.
Een ander kenmerk dat een gelovige zich dient toe te eigenen, is geduld. Geduld ten tijde van armoede, ziekte en oorlogvoering. Degenen die de voorgenoemde eigenschappen in zich hebben, kunnen als waarachtigen bestempeld worden. Waarachtigen wat betreft hun geloof en daden. Ook maken zij aanspraak op de titel ‘godsvruchtigen’. Dit omdat zij de verboden achterwege hebben gelaten en de geboden in acht hebben genomen.
Tevens dient er opgemerkt te worden dat de voorgaande eigenschappen alle aspecten van het geloof behelzen, want het waarmaken van de beloftes slaat op het algehele geloof. Wie zich aan de voorgenoemde zaken houdt, zal zeer zeker de resterende zaken ook nakomen.
Vers 178:
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ كُتِبَ عَلَيْكُمُ الْقِصَاصُ فِي الْقَتْلَى الْحُرُّ بِالْحُرِّ وَالْعَبْدُ بِالْعَبْدِ وَالأُنثَى بِالأُنثَى فَمَنْ عُفِيَ لَهُ مِنْ أَخِيهِ شَيْءٌ فَاتِّبَاعٌ بِالْمَعْرُوفِ وَأَدَاء إِلَيْهِ بِإِحْسَانٍ ذَلِكَ تَخْفِيفٌ مِّن رَّبِّكُمْ وَرَحْمَةٌ فَمَنِ اعْتَدَى بَعْدَ ذَلِكَ فَلَهُ عَذَابٌ أَلِيمٌ
In dit vers benoemt Allah de vergelding inzake het doden. Indien de gemachtigde van het slachtoffer ervoor kiest om de doder vergiffenis te schenken, dan dient er als vervanging bloedgeld betaald te worden. Het vragen van dit geld door de gemachtigde gebeurt op een gepaste wijze en het aflossen hiervan door de doder ook. Dat het vergeven benadrukt wordt in dit vers, geeft aan dat dit beter is.
Verder valt ons op dat er gewezen wordt op de broederschap tussen de doder en de familie van het slachtoffer. Uit dit gegeven kan opgemaakt worden dat het doden een persoon niet buiten het geloof plaatst, maar ‘slechts’ het geloof van een persoon doet afnemen.
Wanneer de gemachtigde over het slachtoffer ervoor kiest om bloedgeld aan te nemen, is het hem niet toegestaan om op zijn keuze terug te komen. Ook is het leven van de doder onschendbaar voor hem geworden. Wanneer hij dit overtreedt, staat hem een pijnlijke bestraffing te wachten.
Vers 179:
وَلَكُمْ فِي الْقِصَاصِ حَيَاةٌ يَاْ أُولِيْ الأَلْبَابِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ
Vervolgens maakt Allah kenbaar welke wijsheid verscholen gaat achter het vergelden, namelijk het in ere houden van het leven en het tegengaan van bloedvergieten. Dit wetoordeel wekt angst op bij eenieder die met de gedachte speelt om een ander te doden. De wetenschap dat hij zijn leven op het spel zet door een ander te doden, werkt berispend. Dit geldt ook voor de resterende lijfstraffen.
Deze wijsheden worden vaak alleen door weldenkende mensen ingezien. Vandaar dat Allah specifiek het Woord tot hen richt. Allah houdt ervan dat Zijn dienaren hun verstand gebruiken om Zijn Tekenen te overpeinzen en stil te staan bij de voordelen, regelgevingen en wijsheden die getuigen van Zijn Volmaaktheid. Het leren kennen van Allah is aanleiding om het geloof beter te begrijpen en tot meer daden van aanbidding over te gaan. Hiermee schaart de persoon zich onder de godsvruchtigen.
Vers 180:
كُتِبَ عَلَيْكُمْ إِذَا حَضَرَ أَحَدَكُمُ الْمَوْتُ إِن تَرَكَ خَيْراً الْوَصِيَّةُ لِلْوَالِدَيْنِ وَالأقْرَبِينَ بِالْمَعْرُوفِ حَقّاً عَلَى الْمُتَّقِينَ
In dit vers geeft Allah te kennen dat wanneer de voortekenen van de dood aanbreken, zoals een dodelijke ziekte, de persoon een testament moet opmaken waarin komt vast te liggen hoe zijn eigendommen na zijn dood verdeeld moeten worden tussen de verwanten. Dit zonder enige vorm van onrecht.
De meerderheid van de geleerden is van mening dat dit vers opgeheven is met de komst van het vers in Soerat an-Nisaa’ waarin uitgebreid wordt gesproken over de verdeling van de erfenis.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah