Tafsier soerat Al-Baqarah vers 141 – 143

10447
Vers 141:
تِلْكَ أُمَّةٌ قَدْ خَلَتْ لَهَا مَا كَسَبَتْ وَلَكُم مَّا كَسَبْتُمْ وَلاَ تُسْأَلُونَ عَمَّا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
De uitleg van dit vers is reeds behandeld. De reden waarom deze Woorden nog eens worden aangehaald, is ter bevestiging van het feit dat men zijn vertrouwen niet in de schepselen moet stellen. Ook geeft het aan dat de persoon op zijn eigen daden dient te rekenen en niet die van zijn voorvaderen.
Vers 142:
سَيَقُولُ السُّفَهَاء مِنَ النَّاسِ مَا وَلاَّهُمْ عَن قِبْلَتِهِمُ الَّتِي كَانُواْ عَلَيْهَا قُل لِّلّهِ الْمَشْرِقُ وَالْمَغْرِبُ يَهْدِي مَن يَشَاءُ إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
Dit vers draagt een wonder met zich mee en tegelijkertijd dient het als geruststelling voor de harten van de gelovigen. Ook wordt een bezwaar aangevoerd en het antwoord daarop gegeven. Tevens worden eigenschappen van een moslim, die zich heeft overgegeven aan de Wet van zijn Heer, en de eigenschappen van de opstandigen uiteengezet.
Allah vertelt dat de dwazen onder de mensen zich zullen verzetten tegen Zijn Regels. De dwazen zijn namelijk degenen die niet bewust zijn van de baatvolle zaken en deze dus ook niet nastreven. De gelovigen waren in eerste instantie opgedragen zich tijdens het gebed tot Jeruzalem te richten. Na circa zestien maanden werd door Allah, met al Zijn Wijsheid, een verandering hierin gemaakt en dienden de mensen vanaf dat moment zich tijdens het gebed richting al-Kacbah te wenden.
Hij lichtte vervolgens de gelovigen in dat de dwazen onder de mensen geheid bezwaar hiertegen zouden maken. Zij zouden namelijk zeggen: “Wat heeft hen van richting doen veranderen?” Dit is niets anders dan kritiek uiten op de Wetten, Gunsten en Goedertierenheid van Allah. Deze berichtgeving dient ter geruststelling van de gelovigen en daarnaast wordt er verteld dat dit soort bezwaren slechts voortkomen uit iemand met weinig verstand en geloof. Met andere woorden, aan dit soort mensen dient geen aandacht gegeven te worden.
Ook kunnen wij uit dit vers opmaken dat degenen die de Regels van Allah bekritiseert een dwaas is. De ware gelovigen ontvangen deze Regels met acceptatie, overgave en gehoorzaamheid.
Als antwoord op deze bezwaren zegt Allah dat het oosten, het westen en alle windstreken onder Zijn Gezag vallen. Hij is het Die Leiding geeft aan wie Hij wil. Daarom is het ook absurd dat er bezwaren aangevoerd worden wanneer Hij een Bevel uitvaardigt om zich te wenden tot een richting die van Hem is. Hij vraagt hen niet een richting op te zoeken die niet de Zijne is. Dit geeft aan dat men zich onvoorwaardelijk over moet geven aan het Bevel van Allah Die ons overspoelt met Zijn Gunsten. Degene die jullie daarin belemmert, toont in werkelijkheid daarmee zijn ongenoegen jegens de Gunsten van Allah. Dit uit jaloezie en buitensporigheid.
Vers 143:
وَكَذَلِكَ جَعَلْنَاكُمْ أُمَّةً وَسَطاً لِّتَكُونُواْ شُهَدَاء عَلَى النَّاسِ وَيَكُونَ الرَّسُولُ عَلَيْكُمْ شَهِيداً وَمَا جَعَلْنَا الْقِبْلَةَ الَّتِي كُنتَ عَلَيْهَا إِلاَّ لِنَعْلَمَ مَن يَتَّبِعُ الرَّسُولَ مِمَّن يَنقَلِبُ عَلَى عَقِبَيْهِ وَإِن كَانَتْ لَكَبِيرَةً إِلاَّ عَلَى الَّذِينَ هَدَى اللّهُ وَمَا كَانَ اللّهُ لِيُضِيعَ إِيمَانَكُمْ إِنَّ اللّهَ بِالنَّاسِ لَرَؤُوفٌ رَّحِيمٌ
In dit vers benoemt Allah de reden waardoor deze Oemmah rechtgeleid is. Hij geeft aan dat het gelegen is in de centrale houding die zij innemen. Zij staan namelijk in het midden wat betreft hun geloof en Profeten. Zij nemen wat betreft deze laatsten niet een overdreven standpunt in, noch een geringschattend standpunt. Zij geloven in deze Profeten op een gepaste wijze. Ook staan zij in het midden wat betreft het volgen van de Voorschriften van Allah. Zij maken zich niet schuldig aan radicalisme, noch aan laksheid.
Zij zijn wat betreft alles een gematigd volk. Dit vanwege hun rechtvaardigheid die hen in staat stelt om tussen de rest van de mensen naar behoren te oordelen. Indien iemand aan de rechtvaardigheid en voorrecht van dit volk twijfelt, dan hoeft hij slechts terug te vallen op de getuigenis van het meest volmaakte schepsel, namelijk Mohammed (vrede zij met hem). Vandaar dat Allah te kennen geeft dat Mohammed (vrede zij met hem) als getuige aangesteld is over zijn gematigde volk.
Daarna geeft Allah aan dat de wijziging van de Qiblah slechts bedoeld is om duidelijk te maken wie in de Profeet (vrede zij met hem) gelooft en wie hem volgt. Hij is per slot slechts een dienaar die opgedragen wordt. Bovendien wordt de wijziging van de Qiblah zelfs in de eerdere hemelse Boeken aangekondigd.
Degene die de Waarheid probeert te achterhalen, zal hierdoor versterkt worden in zijn geloof. En degene die zich daarvan afwendt, zal nog meer in zijn dwaling, verwarring en ongeloof verzeild raken.
De wijziging zal als moeilijk ervaren worden, behalve door degenen die de Gunst van hun Heer kennen. De Gunst Die gelegen is in het feit dat Allah hen naar dit grootse Huis heeft gericht. Het Huis dat Hij bevoorrecht heeft over alle andere plaatsen en waar het bezoeken ervan als pijler van de Islam wordt gezien en vernietiging van de zonden. Vandaar dat het voor hen, in tegenstelling tot anderen, als gemakkelijk wordt ervaren.
Ook geeft Allah, de Verhevene, te kennen dat het Hem niet schikt om iemands geloof onbeloond te laten. Dit kan als blijde tijding opgevat worden voor degenen die begunstigd zijn met de Islam. Allah zal namelijk hun geloof behouden en niet verloren doen gaan. Dit slaat ook op de gelovigen die vóór de wijziging van de Qiblah de dood hebben gevonden. Allah zal hun geloof, dat voortvloeide uit hun gehoorzaamheid aan Allah en Zijn Boodschapper, niet verloren doen gaan. Tevens geldt dit vers als bewijs voor het feit dat daden deel uitmaken van al-Imaan, want met het woord ‘Imaan’ wordt in dit vers voornamelijk gedoeld op de gebeden die richting Jeruzalem zijn verricht.
Tot slot geeft Allah aan dat Hij veel genade en genegenheid kent jegens Zijn rechtgeleide dienaren. Genade die tot uiting komt in deze Gunst waarmee zij zijn beschonken en die hen boven de rest van de mensen heeft geplaatst.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: Moskee as-Soennah