Vers 28:
كَيْفَ تَكْفُرُونَ بِاللَّهِ وَكُنتُمْ أَمْوَاتاً فَأَحْيَاكُمْ ثُمَّ يُمِيتُكُمْ ثُمَّ يُحْيِيكُمْ ثُمَّ إِلَيْهِ تُرْجَعُونَ
Hoe kunnen jullie het alleenrecht van Allah op aanbidding ontkennen, terwijl Hij het is Die jullie uit het niets heeft gemaakt? En Hij zal jullie vervolgens weer het leven ontnemen om jullie daarna nogmaals tot leven te brengen om zo de verrekening plaats te laten vinden.
Verdient Degene Die hiertoe in staat is het dan niet om alleen aanbeden te worden? Want Hij is het die schept, Hij is het Die leven geeft en Hij is het Die leven ontneemt. En alleen Degene Die over deze Eigenschappen beschikt, verdient het om aanbeden te worden. Dus het druist tegen alle rede in dat jullie naast Hem anderen aanbidden en Hem daarmee deelgenoten toekennen.
En degenen die zich schuldig maken aan veelgodendom, zijn de plegers van de allergrootste zonde die wij ons maar kunnen bedenken. Want er is geen grotere misdaad dan de misdaad van veelgodendom.
Vers 29:
هُوَ الَّذِي خَلَقَ لَكُم مَّا فِي الأَرْضِ جَمِيعاً ثُمَّ اسْتَوَى إِلَى السَّمَاء فَسَوَّاهُنَّ سَبْعَ سَمَاوَاتٍ وَهُوَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ
Allah is Degene Die het verdient om aanbeden te worden. Hij is Het Die de aarde heeft geschapen en alles wat zich daar bevindt aan voedsel, drank, lucht, medicijnen en licht. Oorspronkelijk is alles wat zich op aarde bevindt toegestaan om te gebruiken en te nuttigen.
Nadat Allah de aarde schiep en daarmee klaar was, wendde Hij Zich tot het scheppen van de hemel die Hij in een perfecte staat heeft weten te creëren. Hij maakte er zeven hemelen van. En ondanks deze gigantische omvang van het heelal, blijft Hij altijd bij machte dit alles met Zijn Kennis te omvatten. Want Hij is Het Die beschikt over de Perfecte Kennis.
Dus als men dit te weten komt over Allah, dan zal men ook moeten realiseren dat Hij de Enige is Die het vedient om aanbeden te worden en de Enige is Die het verdient om bedankt en verheerlijkt te worden. Dit onder meer door Zijn Bevelen na te volgen en Zijn Verboden te vermijden.
Vers 30:
وَإِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلاَئِكَةِ إِنِّي جَاعِلٌ فِي الأَرْضِ خَلِيفَةً قَالُواْ أَتَجْعَلُ فِيهَا مَن يُفْسِدُ فِيهَا وَيَسْفِكُ الدِّمَاء وَنَحْنُ نُسَبِّحُ بِحَمْدِكَ وَنُقَدِّسُ لَكَ قَالَ إِنِّي أَعْلَمُ مَا لاَ تَعْلَمُونَ
Vervolgens vertelt Allah ons dat Hij de Engelen op de hoogte bracht van het feit dat Hij leven op aarde zou plaatsen met de bedoeling deze te laten bewonen en natuurlijk ook al-Imaan daar te vestigen. Dit deed Allah in de vorm van Aadam en zijn nageslacht.
Het woord ‘Khaliefah’ duidt op het feit dat de ene generatie de andere opvolgt om zo continuïteit van leven op aarde te garanderen en zo het doel van het leven te bewerkstelligen, namelijk het aanbidden van Allah alleen.
Toen de Engelen dit te horen kregen, zeiden zei: “Gaat U iemand op aarde plaatsen die zonden, onrecht, wanorde en oorlogen teweeg zal brengen?” Dit zeiden de Engelen natuurlijk, omdat zij vrij zijn van het begaan van zonden en vrij zijn van het zich vergrijpen aan zaken die Allah niet liefheeft. Zij staan namelijk boven zaken zoals het begaan van onrecht en aggressie tegen anderen.
Allah liet hen in Zijn antwoord weten, dat Hij weet wat zij niet weten en dat Hij natuurlijk bij machte is om in de toekomst te kijken en te zien wat er allemaal zal spelen aan zaken zoals het vestigen van het geloof en het uitnodigen naar Allah, de komst van profeten en de aanwezigheid van geleerden en rechtschapen personen die het leven op aarde zullen opbeuren en aangenaam maken.
Vers 31:
وَعَلَّمَ آدَمَ الأَسْمَاء كُلَّهَا ثُمَّ عَرَضَهُمْ عَلَى الْمَلاَئِكَةِ فَقَالَ أَنبِئُونِي بِأَسْمَاء هَـؤُلاء إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ
Allah schiep Aadam (calaihissalaam) en leerde hem vervolgens alle namen van de schepselen, zoals de hemel, de aarde, de bergen, de bomen, enzovoort om daarmee Aadam te bevoorrechten boven de Engelen. Want we weten allemaal dat kennis een eer is die een persoon toekomt.
Vervolgens wendde Allah Zich tot de Engelen en vroeg hun over de namen van al die zaken, want alleen aan de hand van die kennis konden zij laten zien dat zij boven Aadam stonden.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: Moskee as-Soennah