Ik getuig dat er geen god bestaat die het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah. Hij Die geen deelgenoten kent. Hij die tevens de Foerqaan op zijn dienaar heeft doen neerdalen, zodat hij vervolgens als waarschuwer kan optreden richting de werelden. Hij die in de Koran te kennen geeft dat zelfs de zee niet toereikend is om als inkt te dienen voor Zijn Woorden.
De Koran is het Woord van Allah. De oorsprong van alle wijsheden. De vrijmaking uit de macht van de zonde. De weg naar eeuwig geluk.
Een eer die zijn gelijke niet kent. De Koran is een verzameling waarheden, een zee van wetenswaardigheden, een boek dat gekenmerkt wordt door welsprekendheid, verheven stijl, ongekende redevoering en perfecte schoonheid. Het feit dat de Koran afkomstig is van Allah is voldoende bewijs voor zijn onnavolgbaarheid. Hij is namelijk niet vatbaar om nagevolgd te worden in welke opzicht dan ook.
De taal van deze Koran is het Arabisch. Dit is een grootse eer die de Arabieren is toegekomen. Aan de hand van de Koran heeft Allah de welbespraakte Arabieren tot een uitdaging opgeroepen. De Koran geldt als eeuwig wonder waarmee Mohammed (vrede zij met hem) werd aangesterkt in zijn verkondiging. De wonderen waarmee de andere profeten werden aangesterkt, waren tijdgebonden. De stok van Moesa was tijdgebonden. De genezende kracht van cIesa was tijdgebonden. De Ark van Noeh was tijdgebonden. Het splijten van de maan door Mohammed was tijdgebonden. De Koran daarentegen is door Allah tot een eeuwig wonder gemaakt, een boodschap die geen einde kent, een vermaning die eeuwigdurend is. Allah heeft aan de hand van deze Koran, ten opzichte van de meesters van de Arabische taal die toentertijd gevestigd waren in Mekka, Zich de meerdere getoond. Toen zij beweerden dat Mohammed (vrede zij met hem) deze Koran had verzonnen, nodigde Allah hen uit om met een boek te komen gelijk aan Zijn Koran. Toen zij dit niet konden opbrengen werd de uitdaging een stuk eenvoudiger gemaakt en hoefden zij slechts met tien verzen te komen die gelijk waren aan de verzen van de Koran. Later werd deze uitdaging zelfs teruggebracht naar één hoofdstuk van de Koran. Zij hoefde slechts met één hoofdstuk van de Koran te komen om het ongelijk van Mohammed (vrede zij met hem) aan te tonen.
En wie van ons kent niet het verhaal van Aboe al-Walied cOetbah Ibnoe Abi Rabeecah die door Qoraish naar de Profeet (vrede zij met hem) werd gestuurd om hem een aantal voorstellen te doen. Toen hij plaatsnam voor de Profeet (vrede zij met hem), zei hij: “O de zoon van mijn broer, je bent iemand die onder ons bekend staat om zijn komaf en status en je bent naar je volk gekomen met een grootse zaak. Een zaak waarmee jij hun verzameling uiteen deed gaan, hun verstand hebt geschoffeerd en hun voorvaderen hebt beledigd. En ik ben gekomen om jou een aantal voorstellen te doen in de hoop dat jij een aantal daarvan zult accepteren.” Waarna de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Luister toch naar mij Aboe al-Walied en indien jij de waarheid te horen krijgt, neemt deze dan aan…” maar cOetbah viel hem in de rede en zei tegen hem: “Als je uit bent op bezit, dan zorgen wij ervoor dat jij degene wordt met het meeste bezit onder ons. En als jij op zoek bent naar aanzien, dan zullen wij jou als leider over ons aanstellen, in zo’n mate dat wij niets meer zonder jouw toestemming zullen ondernemen. En als jij middels deze zaak koningschap wenst te bereiken, dan zullen wij jou tot koning maken. En als datgene wat tot jou komt van de Djinn is, dan zijn wij bereid al ons geld aan geneeskunde te besteden ter bevordering van je beterschap. Waarna de Profeet (vrede zij met hem) op een beleefde wijze tegen hem zei: “Ben je klaar O Aboe Al-Walied?” Hij antwoordde: “Ja”, waarop de Profeet (vrede zij met hem) weer zei: “Hoor het volgende van mij aan!” Hierna begon de Profeet (vrede zij met hem) met het reciteren van een aantal verzen uit hoofdstuk Foessilat. Hij (vrede zij met hem) zei: “Bismilahi rahmaan ar-Rahiem…”
حم
تَنزِيلٌ مِّنَ الرَّحْمَنِ الرَّحِيمِ
كِتَابٌ فُصِّلَتْ آيَاتُهُ قُرْآناً عَرَبِيّاً لِّقَوْمٍ يَعْلَمُونَ
بَشِيراً وَنَذِيراً فَأَعْرَضَ أَكْثَرُهُمْ فَهُمْ لَا يَسْمَعُونَ
Oftewel (interpretatie van de betekenis):
“Haa Miem. Een openbaring van de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle. Een Boek waarvan de verzen uiteen zijn gezet als duidelijke verkondiging voor mensen die kennis bezitten. Als drager van goede tijding en als waarschuwer.”
(Soerat Foessilat: 1-4)
En zo zette de Profeet (vrede zij met hem zijn) recitatie voort. En probeer je de recitatie van de Profeet (vrede zij met hem) voor te stellen, de prachtige stem, de mooie voordracht, de gewichtige verzen en de achtenswaardigheid van de Woorden van Allah. Toen hij (vrede zij met hem) daarmee klaar was, keek hij Aboe Al-Walied aan, die ondersteboven was van deze Woorden, en zei tegen hem: “Heb jij mijn boodschap reeds vernomen!” Hij antwoordde: “Ja”, waarna de Profeet (vrede zij met hem) tegen hem zei: “En nu mag je doen wat je wil.” cOetbah vertrok vervolgens naar zijn volk dat in de buurt van al-Kacbah zat. Toen zij hem zagen aankomen, zeiden zij tegen elkaar: “Wij zweren bij Allah, Aboe al-Walied z’n gezicht is niet hetzelfde gezicht waarmee hij naar Mohammed was vertrokken.” Toen Aboe Walied voor hun stond sprak hij het volgende: “O mijn volk, bij Allah, ik heb zo juist woorden van Mohammed gehoord die ik nog nooit eerder heb gehoord. Bij Allah, het betreft geen dichtwerk, noch tovenarij, noch waarzeggerij. Bij Allah, de woorden die ik van hem heb vernomen, zullen grote invloed krijgen. Dus laat de man met rust en weet dat wanneer hij de Arabieren overwint, zijn overwinning en achting ook als de uwe beschouwd kan worden (dus ook als die van jullie beschouwd kan worden). Zal hij daarentegen tegen de Arabieren ten onder gaan, dan is jullie daarmee de moeite bespaard gebleven. Zij zeiden vervolgens tegen hem: “Zo te zien heeft Mohammed jou betoverd, O Aboe al-Walied.”
En één van de meest prominente dichters van die tijd is Labied Ibnoe Rabiecah, waarvan sommige gedichten zelfs op de Kacbah werden opgehangen om aan te geven welke status deze dichter genoot onder zijn vakgenoten. Labied schreef een aantal dichtverzen waarin hij minachtend sprak over de Profeet en de Islam en hing deze vervolgens op aan de muur van de Kacbah. Als reactie hierop heeft één van de slimme moslims een aantal verzen van de Koran ernaast opgehangen. Toen Labied lucht kreeg van de verzen die naast zijn gedicht waren opgehangen, schreeuwde hij de mensen bij elkaar. Toen de mensen vroegen waarom hij zo schreeuwde, zei hij: “Wat zijn dit voor woorden?” Zij zeiden: “Dat is de Koran die door Mohammed wordt verkondigd.” Waarna hij onmiddellijk naar Mohammed (vrede zij met hem) vertrok met de vraag of hij (vrede zij met hem) nog meer van deze Koran aan hem kon voordragen. Nadat de Profeet (vrede zij met hem) een aantal van de prachtige verzen ten gehore had gebracht zei Labied: “Ashhadoe an Laa ilaha illalah wa ashhadoe anna Mohammedan Rasoeloelah.” En hij werd daar ter plekke moslim.
Later zou cOmar (moge Allah weltevreden zij met hem) van Labied vragen om een aantal van zijn dichtverzen aan hem voor te dragen, maar Labied weigerde dit en zei tegen cOmar: “Bij Allah, O leider der gelovigen, het schikt een persoon niet na het leren van de Koran, iets anders dan de Koran voor te dragen.” Deze woorden komen uit de mond van een man die gezien werd als één van de grootste Arabische dichters en die zich als geen ander verstaanbaar kon maken in de taal van de Arabieren.
De Koran is een samenhangend boek zonder tegenstrijdigheden. Het verband tussen woord en betekenis is van een ongekende schoonheid en kracht. Zodra één woord wegvalt of vervangen wordt door een synoniem, verliest de Koran iets van zijn vertrouwde stijl en inspiratie. Dit duidt erop dat ieder woord van de Koran met een goddelijke precisie is geopenbaard.
Ook is het wonder van de Koran te aanschouwen in zijn hemelse wetgevingen. Verzen die veertienhonderd jaar geleden al nadrukkelijk de gelijkheid tussen mensen naar voren brachten. Zo lezen wij:
يَا أَيُّهَا النَّاسُ إِنَّا خَلَقْنَاكُم مِّن ذَكَرٍ وَأُنثَى وَجَعَلْنَاكُمْ شُعُوباً وَقَبَائِلَ لِتَعَارَفُوا إِنَّ أَكْرَمَكُمْ عِندَ اللَّهِ أَتْقَاكُمْ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ خَبِيرٌ
Oftewel (interpretatie van de betekenis):
“O, mensen! – en zie hoe deze woorden gericht zijn aan iedereen, moslim of geen moslim – Wij hebben jullie uit man en vrouw geschapen en Wij hebben jullie tot volkeren en stammen gemaakt, opdat jullie elkaar leren kennen. Voorzeker, de godvruchtigste onder jullie is degen met de meeste eer bij Allah. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alkennend.”
(Soerat al-Hoedjoeraat: 13)
Deze hemelse Wetgevingen kenmerken zich door volmaaktheid en tijdloosheid. Kenmerken zich door gematigdheid en bedaardheid. Kenmerken zich door achting en eerbied. Kenmerken zich door een geleidelijke aanpak. Kenmerken zich door oprechtheid en eenvoud. Beste broeders, wij zijn de dragers van de laatste boodschap die bestemd is voor de algehele mensheid. Een boodschap die gebaseerd is op Tawhied. Oftewel het onderkennen van Allah’s alleenrecht op aanbidding en het verwerpen van alle deelgenoten die aan hem worden toegekend. Allah zegt namelijk:
يَا أَيُّهَا النَّاسُ اعْبُدُواْ رَبَّكُمُ الَّذِي خَلَقَكُمْ وَالَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ
الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ الأَرْضَ فِرَاشاً وَالسَّمَاء بِنَاء وَأَنزَلَ مِنَ السَّمَاءِ مَاءً فَأَخْرَجَ بِهِ مِنَ الثَّمَرَاتِ رِزْقاً لَّكُمْ فَلاَ تَجْعَلُواْ لِلّهِ أَندَاداً وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ
Oftewel (interpretatie van de betekenis):
“O jullie mensen, aanbidt jullie Heer, die jullie en degenen, die vóór jullie waren, schiep – opdat jullie godsvruchtig zullen zijn. Hij Die jullie de aarde tot een bedding maakte en de hemel tot een bovenbouw en Die water van de wolken deed neerkomen en daardoor vruchten voortbracht, als voedsel voor jullie. Kent dus Allah geen gelijken toe, tegen beter weten in.”
(Soerat al-Baqarah: 21-22)
Dus het is aan de moslimgemeenschap om zijn overtuiging te verbeteren door kennis te nemen van deze Tawhied en deze vervolgens na te komen. Al onze daden dienen uit te gaan van deze goddelijke norm! van deze Tawhied! Onze gebeden, onze vasten, onze bedevaart, onze liefdadigheden moeten terug te voeren zijn naar deze Tawhied.
Ook is het wonder van de Koran te vinden in de verzen die wetenschappelijke inzichten verschaffen over de schepping waarin wij leven. En om maar een aantal voorbeelden te noemen, wil ik verwijzen naar het volgende vers. Allah zegt namelijk:
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ بِآيَاتِنَا سَوْفَ نُصْلِيهِمْ نَاراً كُلَّمَا نَضِجَتْ جُلُودُهُمْ بَدَّلْنَاهُمْ جُلُوداً غَيْرَهَا لِيَذُوقُواْ الْعَذَابَ
Oftewel (interpretatie van de betekenis):
“Voorwaar, degenen die Onze tekenen verwerpen zullen Wijweldra het Vuur doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer hun huiden zijn verbrand, andere huiden er voor in de plaats geven; opdat zij de straf ten volle zullen ondergaan.”
(Soerat an-Nisaa’: 56)
De wetenschap heeft vandaag de dag aangetoond dat de zenuwen die pijn voelen gelegen zijn in de huid. Daarom zien wij bij derdegraads brandwonden, oftewel brandwonden waarbij de totale huid is verbrand en de zenuwuiteinden zijn vernietigd, dat de persoon geen pijn meer voelt. En dus zegt Allah, de Verhevene, dat telkens wanneer hun huiden door het Hellevuur opgebrand zijn, zij nieuwe huiden zullen krijgen om de pijn te blijven voelen.
Ook zien wij dat de wetenschap niet zo lang geleden de ontwikkelstadia van het kind in de schoot van zijn moeder heeft weten te achterhalen. Terwijl de Koran veertien eeuwen geleden hierin iedereen is voorgegaan. Allah zegt namelijk:
ثُمَّ جَعَلْنَاهُ نُطْفَةً فِي قَرَارٍ مَّكِينٍ
ثُمَّ خَلَقْنَا النُّطْفَةَ عَلَقَةً فَخَلَقْنَا الْعَلَقَةَ مُضْغَةً فَخَلَقْنَا الْمُضْغَةَ عِظَاماً فَكَسَوْنَا الْعِظَامَ لَحْماً ثُمَّ أَنشَأْنَاهُ خَلْقاً آخَرَ فَتَبَارَكَ اللَّهُ أَحْسَنُ الْخَالِقِينَ
Oftewel (interpretatie van de betekenis):
“Voorwaar, Wij schiepen de mens uit een uittreksel van klei; dan plaatsten Wij hem als een kleine levenskiem in een veilige plaats. Vervolgens vormden Wij de levenskiem tot een klonter bloed; daarna vormden Wij het klonter bloed tot een (vormeloze) klomp; dan vormden Wij beenderen uit deze (vormeloze) klomp; daarna bekleedden Wij deze beenderen met vlees; vervolgens ontwikkelden Wij het tot een nieuwe schepping. Gezegend zij Allah, de Beste Schepper.”
(Soerat al-Moeminoen: 12-14)
Ook staat de Koran vol van zaken die te maken hebben met het ongeziene. Voorspellingen die gedaan worden omtrent de toekomst, waarvan sommigen reeds hebben plaatsgevonden. En om daar weer een voorbeeld van te geven; verwijs ik naar de berichtgeving die Mohammed (vrede zij met hem) voortijds ontving van zijn oom Aboe Lahab en diens vrouw die uiteindelijk het leven in een staat van ongeloof zouden verlaten. Allah zei namelijk een geruime tijd voordat Aboe Lahab en zijn vrouw de dood vonden (interpretatie van de betekenis):
تَبَّتْ يَدَا أَبِي لَهَبٍ وَتَبَّ
مَا أَغْنَى عَنْهُ مَالُهُ وَمَا كَسَبَ
سَيَصْلَى نَاراً ذَاتَ لَهَبٍ
وَامْرَأَتُهُ حَمَّالَةَ الْحَطَبِ
فِي جِيدِهَا حَبْلٌ مِّن مَّسَدٍ
“In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de meest Genadevolle. Vernietigd zijn de beide handen van Aboe Lahab en vernietigd is hij. Hij zal geen profijt hebben van zijn bezit en wat hij pleegde te verdienen. Hij zal een vlammend Vuur binnentreden. En (ook) zijn vrouw: de draagster van brandhout. Om haar nek een touw van vezels.”
(Soerat al-Masad: 1-5)
Het was voldoende geweest voor Aboe Lahab en zijn vrouw om de geloofsbelijdenis uit te spreken om deze grootse Koran in de problemen brengen, maar dat heeft hij niet gedaan.
Beste broeders, iemand die de durf heeft om deze woorden voortijds te spreken en Aboe Lahab’s eindbestemming zonder aarzelen tijdens zijn leven bekend te maken, moet zeker van zijn zaak zijn. Deze Woorden kunnen dus van niemand anders afkomstig zijn dan van Allah, Die kennis heeft van het openlijke en het verborgene. Van wat zich in het heden en de toekomst voordoet. Hij die Zijn Boodschapper met de Waarheid heeft gestuurd om de mensen naar het eeuwige geluk te leiden.
Daarom dienen wij ons aan deze verheven voorschriften te houden en het voorbeeld van de Profeet (vrede zij met hem) te volgen. Alleen dan zullen wij in aanmerking komen voor vrede, rust, gelukzaligheid en eeuwig geluk.
Uitgetypte lezing van Aboe Ismail
Den Haag, 8 juni 2008