Een mening boven de andere verkiezen

6230

Wanneer een persoon de wetsleer van één van de vier wetscholen leert en hij komt vervolgens een overlevering tegen die zijn wetschool tegenspreekt, waarna hij deze volgt en zijn wetschool verlaat, dan is dit iets goeds. Het is zelfs verplicht voor hem om deze te volgen als het bewijs aan hem duidelijk is gemaakt. Dit zal niet worden gezien als het bestrijden van zijn imam die hij volgt. De vier imams Aboe Haniefah, Maalik, ash-Shaaficie en Ahmad, waren het allen eens over dit fundamentele principe.

In het geval dat een persoon geen bewijs heeft dat de mening van de geleerden van die wetscholen tegenspreekt, dan hopen wij dat het toegestaan is om de wetschool te volgen aangezien hun mening beter is dan die van ons. Zij hebben hun bewijzen van de metgezellen en de generatie van hen genomen.

Het is echter niet noodzakelijk om met zekerheid te stellen dat dit de Wetgeving van Allah en Zijn Boodschapper is, totdat het bewijs dat dit niet tegenspreekt duidelijk wordt gemaakt. Dit is de manier van de Salaf (vrome voorgangers) van deze gemeenschap en haar geleerden, zowel die van vroeger als die van nu. Ook hebben zij bekritiseerd dat men fanatiek is in het eenzijdig volgen van bepaalde wetscholen, terwijl men het bewijs naast zich neerlegt.

Als hem iets duidelijk wordt gemaakt dat hem noodzaakt om de ene overlevering boven de andere te verkiezen, dan is dit toegestaan. Sterker nog, hij is hiertoe verplicht als één van de volgende situaties zich voordoet:

  1. Als er gedetailleerde bewijzen over dit onderwerp zijn die hij kent en begrijpt;
  2. Als hij één van de twee overleveraars boven de ander prefereert vanwege de kennis van de overleveraar over deze zaak, of omdat deze overleveraar trouwer is aan wat hij zegt.

Als deze geleerde dan de overlevering van de één verlaat voor de overlevering van de ander, dan is dit toegestaan. Sterker nog, hij is hiertoe verplicht. Er is ook een publicatie van Imam Ahmed over dit onderwerp.

Sheikh Mohammed bin cAbdoel-Wahhaab (ad-Doeroer us-Saniyyah, boekdeel 4, blz. 7)