De verlossingsleer

13339
Dit zijn enkele vraagstukken die wij wensen voor te leggen aan onze christelijke medemens omtrent de verlossingsleer.
Ten eerste:
Ongetwijfeld geloven jullie dat God volledige Heiligheid toekomt en dat Zijn Heiligheid geen enkele tekortkoming omvat, hoe kunnen jullie dan toch geloven in het feit dat Hij vastgenageld is aan het kruis van vervloeking. Er staat namelijk geschreven:
“Maar Christus Jezus heeft ons vrijgekocht van deze vloek door voor ons te worden vervloekt, want er staat geschreven: ,,Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt.”
(Galaten 3: 13)
Bestaat er een grotere tekortkoming dan deze die toegeschreven wordt aan Zijn Goddelijke Wezen? Of is het Zijn Ultieme Heiligheid die Hem ertoe bracht om de zondeval te verhelpen door Zichzelf te laten vallen?
Ook leert de christelijke dogma ons dat de erfzonde een belemmering vormt tussen de mens en zijn Heer, aangezien de Almachtige God Allerheiligst is. Hoe zat het dan met deze heiligheid toen Hij profeten zond, toesprak, steunde in de strijd tegen hun vijanden en sommigen van hen naar Hem deed opvaren? Zoals in de volgende passage:
“Door zijn geloof werd Henoch naar elders overgebracht, om niet te hoeven sterven; hij werd niet meer gevonden, omdat God hem had weggenomen.”
(Hebreeën 11: 5)
En:
“En terwijl ze liepen te praten, werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, en Elia werd in een stormwind meegevoerd naar de hemel.”
(2 Koningen 2: 11)
En meer van dit soort voorbeelden. Waarom verhinderde de erfzonde hen dan niet om tot hun Heer te naderen?
Ten tweede:
Welke grote wijsheid ligt verscholen in het feit dat de mensheid de last van de zonde van Adam blijft dragen, tot aan het verschijnen van Jezus vele eeuwen later, zodat hij als offer zou dienen ter bevrijding van de mensheid van deze zonde? Dit terwijl er tussen Jezus en Adam vele generaties en Profeten hebben geleefd. Waarom is Jezus dan niet direct gezonden na de zondeval van Adam om de sporen hiervan te wissen? Heeft de Goddelijke Barmhartigheid er dan voor gekozen om de mensheid voor een lange tijd gebukt te laten gaan onder de smet van vervloeking, zonde en verdorvenheid?
Ten derde:
In Numeri 16: 22 staat vermeld dat Mozes en Aaron tegen God zeiden:
“God, u die al wat leeft de levensadem schenkt, als één mens zondigt, laat u uw toorn dan op het hele volk neerkomen?”
In het verlengde hiervan is het niet meer dan vanzelfsprekend dat wij de volgende vraag stellen: “God, u die al wat leeft de levensadem schenkt, als Adam zondigt, laat u uw toorn dan op de gehele mensheid neerkomen?”
Ten vierde:
In het Oude Testament lezen we:
“Ouders mogen niet ter dood gebracht worden om wat hun kinderen hebben misdaan, en kinderen niet om de misdaden van hun ouders; alleen om wat iemand zelf misdaan heeft, mag hij ter dood gebracht worden.”
(Deuteronomium: 24: 16)
Bedriegt de Almachtige God hier de mensheid wanneer Hij in eerste instantie te kennen geeft dat de ouders niet vanwege de misdaden van hun kinderen ter dood gebracht mogen worden, noch de kinderen vanwege de misdaden van hun ouders om hen vervolgens wel verantwoordelijk te houden voor de zonden van de eerste man en vrouw die geschapen zijn? God verhoede!
Ten vijfde:
Er valt in het Oude Testament te lezen:
“En wanneer dan mijn volk, het volk dat mij toebehoort, het hoofd buigt, al biddend mijn aanwezigheid zoekt en terugkeert van zijn dwaalwegen, dan zal ik het aanhoren vanuit de hemel, zijn zonden vergeven en het land genezen.”
(2 Kronieken 7: 14)
Betreft het hier niet Goddelijke Wetgeving waarin men gemoedsrust kan vinden en die ons verduidelijking biedt over de onjuistheid van de verlossingsleer? Is er dan nog behoefte aan de kruisiging en het offerlam?
Ten zesde:
De kerkelijke leer schrijft ons voor dat de kruisiging van Jezus als boetedoening dient voor degenen die in hem geloven. Hoe komen degenen die voor hem hebben geleefd dan in aanmerking voor verlossing?
Ten zevende:
Jullie geloven in de rechtvaardigheid van de Rechtvaardige God en jullie Boek geeft te kennen welke straffen Adam, Eva en de slang hebben moeten doorstaan na de zondeval, namelijk:
  • De last van zwangerschap en geboorte en het verlangen van de vrouw naar de man:
“Tegen de vrouw zei hij: ,,Zwaar zal ik je zwangerschap maken, met pijn breng je kinderen
ter wereld. Verlangen zul je naar je man, hij zal je heerser zijn.”
(Genesis 3: 16)
  • De voortdurende vijandigheid tussen de vrouw en de slang:
“Vijandschap zal er zijn tussen jou en de vrouw, tussen al jullie nakomelingen: zij zullen jouw kop vertrappen, jij zult hen in de hiel bijten.”
(Genesis 3: 15)
  • Het vervloekt raken van de grond waarvan de mens afhankelijk is voor zijn levensonderhoud:
“Omdat je hebt geluisterd naar je vrouw en hebt gegeten van de boom die Ik je had verboden, zal de grond vervloekt zijn omwille van jou! Zwoegend zul je van hem eten, alle dagen van je leven. Distels en doorns zal hij voortbrengen, met veldgewas moet jij je voeden. In het zweet zul je werken voor je brood, tot je terugkeert naar de grond, waaruit je bent genomen: je bent stof, en tot stof keer je terug.”
(Genesis 3: 17-19)
  • De bestraffing die de slang van God moest ondergaan, namelijk het kruipen over diens buik:
“Omdat je dit gedaan hebt, ben je vervloekt, onder alle tamme dieren en onder alle wilde beesten! Op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, alle dagen van je leven!”
(Genesis 3: 14)
De vragen die zich nu dan opwerpen zijn: “Aangezien God rechtvaardig is en Hij vrede heeft gesloten met de mens door Jezus voor onze zonden te laten sterven, waarom zetten deze straffen zich dan nog steeds voort? Waarom lijdt de christenvrouw nog steeds onder de last van zwangerschap en bevalling? Waarom verlangt de vrouw nog steeds naar een man? Waarom zet de vijandigheid zich nog steeds voort tussen de vrouw en de slang en kruipt hij nog steeds over diens buik? Waarom moeten de christenen nog steeds zwoegen voor hun kost?”
Ten achtste:
Lucas verhaalt:
“Alle mensen die voor dit schouwspel waren samengestroomd, gingen naar huis; ze sloegen zich van rouw op de borst om wat ze hadden gezien.”
(Lucas 23: 48)
Waarom sloegen de discipelen en de overige gelovigen zich op de borst van verdriet, terwijl zij wisten van de verlossingsleer die in werkelijkheid reden zou moeten zijn voor blijdschap?
Ten negende:
Als het werkelijk zo is dat jullie Jezus gestorven is voor jullie zonden hoe kan het dan zo zijn dat er in de katholieke en orthodoxe kerk nog steeds gebiecht wordt?
Ten tiende:
Johannes zegt:
“Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat iedereen die in hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.”
(Johannes 3: 16)
Wij vragen ons af: “Waarom zou God Zijn Enige kind opofferen? Is dit omdat Hij van de wereld houdt? Degene die van de wereld houdt, houdt Hij dan ook niet van Zijn Enige kind? Hoe kan God van de wereld houden en niet van Zijn zoon? Zou namelijk Degene die van de wereld houdt Zijn Enige zoon ter dood laten brengen? Kan men vertrouwen stellen in een God die geen medelijden kent met Zijn zoon alleen omwille van het vergeven van een andere zondaar? Zo schrijft Paulus in zijn brief aan de Romeinen:
“Hij heeft zijn eigen Zoon niet gespaard, maar hem uitgeleverd om ons te redden.”
(Romeinen 8: 32)
Paulus ontkent hier klaarblijkelijk dat God medelijden heeft, oftewel Hij is meedogenloos. Is er voor de God van liefde geen andere wijze om de zondaar te bevrijden dan door Zijn vermeende zoon te doden? Heeft Zijn Barmhartigheid het zo verordend dat de erfzonde slechts met een afschuwelijkere zonde kan worden opgeheven? Moest Hij nu echt Zijn onschuldige zoon zenden om gekruisigd te worden? Hoe kijken de jeugdzorginstanties hier trouwens tegenover? Moet dit niet geschaard worden onder de noemer van kindermishandeling?
Ten elfde:
Jezus werd eens gevraagd:
“Goede meester,’ vroeg een voornaam man hem, ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ ‘Waarom noemt u mij goed?’ antwoordde Jezus. ‘Niemand is goed, alleen God.U kent de geboden: pleeg geen overspel, bega geen moord, steel niet, leg geen valse verklaringen af, heb eerbied voor je vader en je moeder.’
(Lucas 18: 18)
Wat antwoordde de Messias? Vertelde hij de man: “Geloof in de leer van de kruisiging en verlossing?” Of vertelde hij hem daarentegen dat er maar één is die het recht heeft om Goed genoemd te worden? Oftewel, alleen Hij heeft het recht op daden van devotie en verricht vervolgens goede daden. Het was Paulus daarentegen die dit advies volledig tegensprak met de volgende woorden:
“Toch weten we, dat een mens niet van schuld wordt vrijgesproken door zich te houden aan de wet, maar door te geloven in Christus Jezus. Ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven om gerechtvaardigd te worden door geloof in Christus en niet door naleving van de wet. Geen mens immers vindt rechtvaardiging door het naleven van de wet.”
(Galaten 2: 16)
En in zijn brief aan de Hebreeën bevestigt hij dit nogmaals:
“Het eerder gegeven gebod wordt ongeldig verklaard omdat het te beperkt is en niet voldoet – de wet heeft trouwens in geen enkel opzicht de volmaaktheid gebracht…”
(Hebreeën 17: 18-19)
Zo ook werd Jezus eens gevraagd:
“Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.”
(Matteüs 22: 36-40)
Waarom antwoordde hij hier dan niet: “Het grootste gebod is het geloven in de leer van de kruisiging en verlossing,”? Hoe verhaalt dit zich dan tot de woorden van Paulus aangezien dit door Jezus zelf aangehaald wordt als de belangrijkste grondslag?
Ten twaalfde:
Paulus zegt:
“En niet Adam werd misleid, maar de vrouw; zij overtrad Gods gebod.”
(1 Timoteüs 2: 14)
Aangezien Eva degene is die in eerste instantie werd misleid, waarom is God dan niet neergedaald in de gedaante van een vrouw om de mens de verlossen van de zonde van de vrouw?
Ten dertiende:
Het volgende wordt overgeleverd:
“De mensen probeerden kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken, maar de leerlingen berispten hen.Toen Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei tegen hen: ‘Laat de kinderen bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.’ Hij nam de kinderen in zijn armen en zegende hen door hun de handen op te leggen.”
(Marcus 10: 13-16)
En in het Evangelie van Lucas valt te lezen:
“Jezus merkte wat hen bezighield en hij nam een kind bij zich, dat hij naast zich neerzette. Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in mijn naam bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt hem op die mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.”
(Lucas 9: 47-48)
Uit deze teksten valt duidelijk op te maken dat Jezus de kinderen vrijpleit van welke zonde dan ook. Waar blijft dan de zogenaamde erfzonde en verlossingsleer? Kan er dan een andere conclusie getrokken worden dan dat beide leerstellingen overbodig zijn?
Ten veertiende:
De kruisiging van de Messias wordt als de kern van de christelijke geloofsovertuiging beschouwd en als hoofdreden voor de komst van Jezus om als offerlam te dienen voor het opheffen van de erfzonde. Heeft Jezus echter tegen één van zijn leerlingen of wie dan ook gezegd dat hij gekomen is om de erfzonde van Adam weg te nemen? Heeft hij überhaupt gesproken over de erfzonde, of is dit niets meer dan een verzinsel van Paulus die het geloof van Jezus heeft verdraaid? Waar zijn de woorden van hem hierover dan te vinden in de vier Evangeliën? Hoe kan het de Messias ontgaan zijn om te spreken over deze hoofdzaak?
Bovendien, toen degenen die Jezus hebben meegemaakt Paulus hoorden spreken over de wederopstanding van Jezus, dreven zij de spot met zijn versie van het geloof.
“Toen ze hoorden van een opstanding van de doden dreven sommigen daar de spot mee,
terwijl anderen zeiden: ‘Daarover moet u ons een andere keer nog maar eens vertellen.”
(Handelingen 17: 32)
Ten vijftiende:
Is het niet zo dat Jezus – die volgens de tweenaturenleer zowel mens als God tegelijk is – wat betreft zijn menselijke gedaante de erfzonde van zijn moeder heeft overgenomen? Of heeft God Maria van deze zonde gereinigd, zodat de Messias deze niet heeft geërfd? Als dit laatste het geval is geweest, waarom heeft God dan niet de algehele mensheid daarvan gereinigd, zoals Hij met Maria heeft gedaan?
Ten zestiende:
Als de kruisiging van Jezus heeft plaatsgevonden vanwege de erfzonde van Adam, dan dient de gehele mensheid daar toch baat van te ondervinden, zonder te geloven in de verlossingsleer? Dit voordeel hangt immers toch samen met het geschieden ervan en niet met het geloven erin? Is het niet zo dat het volstaat om kind van Adam te zijn om hiervoor in aanmerking te komen? Dit is overigens één van de geschilpunten onder de christenen. Sommigen van hen geloven namelijk dat met de kruisiging van Jezus alle kinderen van Adam verlost zijn van de erfzonde, zich daarbij baserende op de volgende woorden van Paulus:
“Kortom, zoals de overtreding van één enkel mens ertoe heeft geleid dat allen werden veroordeeld, zo zal de rechtvaardigheid van één enkel mens ertoe leiden dat allen worden vrijgesproken en daardoor zullen leven.”
(Romeinen 5: 18)