De dood van al-Hoesayn

10092

Omdat er veel onzinverhalen de ronde doen over de dood van de kleinzoon van de Profeet (vrede zij met hem) al-Hoesayn (moge Allah weltevreden met hem zijn), besloten wij dit artikel te schrijven waarin het echte verhaal wordt verteld.

Imam Ibnoe Kathier heeft hierover gezegd: “De dood van al-Hoesayn moet iedere moslim tot droefenis brengen, want hij was namelijk één van de voormannen van de moslims en één van de geleerden onder de metgezellen. Hij was de zoon van de beste dochter van de Profeet. Hij was een asceet en een vrijgevige. Maar de wijze waarop de mensen vandaag de dag hun verdriet en ongenoegen uiten over zijn dood, is niet correct. En vaak gebeurt dit met gepronk als voornaamste uitgangspunt. Zijn vader cAli was beter dan hij en werd ook vermoord. Toch wordt er bij zijn dood niet zo uitbundig stilgestaan. cAli werd (zelfs) op een vrijdag vermoord, op weg naar het ochtendgebed, op de 17e dag van Ramadan.”

De dood van al-Hoesayn werd ingeleid door een brief die hij van de mensen van Irak ontving waarin zij te kennen gaven dat zij Yazied ibn Moecaawiyah niet als leider hebben geaccepteerd en dat zij bereid waren om al-Hoesayn trouw te zweren. Zij benadrukten dat ze niemand anders zouden accepteren dan al-Hoesayn en zijn kinderen.

Al-Hoesayn besloot toen zijn neef Moeslim ibnoe cAqiel naar Irak te sturen om te kijken hoe serieus deze ontwikkelingen waren. Toen hij te horen kreeg dat de mensen ontzettend serieus waren in hun voornemen om Yazied als leider te laten vallen en al-Hoesayn te accepteren, vertrok hij richting Irak. Deze actie van hem werd hem afgeraden door meerdere metgezellen, zoals zijn broer Mohammed ibnoe Hanafiyyah en zijn neef cAbdoellaah ibnoe cAbbaas. Maar ook cAbdoellaah ibnoe cOmar en Ibnoe Zoebayr raadden hem dit af en herinnerden hem aan de woorden van zijn vader cAli die vaak te kennen gaf dat de mensen van Koefah niet te vertrouwen waren. Desalniettemin was al-Hoesayn vastberaden en hij stevende af op Irak.

Yazied, die zich op dat moment in ash-Shaam bevond, was niet blij met het nieuws dat de mensen van Koefah de eed hadden geschonden en stuurde cOebaydillah ibnoe Ziyaad om de situatie te verkennen. Eenmaal daar aangekomen, besloot hij het woord te richten tot Moeslim ibnoe cAqiel en de vierduizend man die zich bij hem hadden aangesloten. Uiteindelijk wist hij iedereen te overtuigen van de vreselijke gevolgen die hieruit zouden voortvloeien en tot vertrekken te bewegen. cOebaydillah ibnoe Ziyaad besloot daarna op eigen initiatief Moeslim ibnoe cAqiel te vermoorden. Moeslim vroeg hem toen of hij een laatste brief kon sturen naar al-Hoesayn om hem te waarschuwen. cOebaydillah ibnoe Ziyaad stemde daarmee in. De inhoud van de brief luidde: “Ga terug en laat je niet misleiden door de mensen van Koefah, want de mensen van Koefah hebben jou en mij verloochend.”

Toen deze brief al-Hoesayn bereikte, begon hij te twijfelen aan zijn eerdere standpunten. Maar deze twijfels verdwenen toen de kinderen van Moeslim ibnoe cAqiel om wraak schreeuwden voor de dood van hun vader. Eenmaal in Irak aangekomen, en om precies te zijn bij het plaatsje Karbalaa’, troffen de beide legers elkaar en brak een hevige strijd uit. Al-Hoesayn vroeg nog aan zijn mannen: “Hoe heet deze plaats?” Zij zeiden: “Karbalaa’ ”, waarop hij weer antwoordde: “Dus Karb (kommer) en Balaa’ (kwel).”

Al-Hoesayn (moge Allah weltevreden met hem zijn) en zijn mannen streden voor wat zij waard waren, maar het was een oneerlijke strijd aangezien de tegenstander veel groter in aantal was. Toch wilde niemand van de tegenpartij het bloed van al-Hoesayn aan zijn handen hebben. Uiteindelijk was het een verdorven man, genaamd Shamr ibnoe dhiel-Djawshan, die besloot met zijn speer al-Hoesayn neer te halen. Op de grond werd hij nogmaals meerdere malen neergestoken en vond hij uiteindelijk de dood als een martelaar.

Dezelfde man zou door zijn verdorvenheid zover gedreven worden dat hij zelfs het hoofd van al-Hoesayn van zijn romp afhaalde. Iets wat een moslim niet over zijn hart kan halen. Volgens andere vertellingen zou het Sinaan ibnoe Anas an-Nakha’ie zijn die deze misdaad op zijn geweten heeft.

Er worden heel veel vertellingen aan dit verhaal toegevoegd die geen basis hebben. Zo zou al-Hoesayn verschrikkelijke dorst hebben gehad, waarna hem het water werd geweigerd. Ook zou de hemel op die dag bloed hebben geregend. En onder de stenen en overal zou er bloed zijn geweest. Maar dit zijn allemaal gefabriceerde elementen die aan het verhaal zijn toegevoegd.

Wat betreft de inbreng van Yazied ibnoe Moecaawiyah in deze, voegen wij ons bij de woorden van Sheikh ul-Islaam ibn Taymiyah. Hij zei: “Al-Hoesayn is ten onrechte gedood en kwam als martelaar te overlijden. En zijn moordenaars zijn overtreders en onrechtplegers… Maar Yazied heeft geen opdracht gegeven om al-Hoesayn te vermoorden. Wel heeft hij opdracht gegeven om al-Hoesayn tegen te houden in zijn poging om de leiderschap over te nemen. Wat hem wel verweten kan worden, is het niet vervolgen van de moordenaars van al-Hoesayn… Daarom toen imam Ahmad werd gevraagd of een persoon een overlevering kon aannemen van Yazied, antwoordde hij stellig: “Nee.” En ook toen een aantal mensen tegen hem zei: “Wij houden van Yazied”, zei hij: “Niemand van de mensen die geloven in Allah en de Dag des Oordeels houdt van Yazied… En Yazied was geen metgezel. Hij werd geboren ten tijde van de Kalifaatschap van cOethmaan.”

Maar de vraag die natuurlijk blijft, is: Wie heeft al-Hoesayn nu vermoord? Tot ieders grote verrassing spreken de Sjiitische boeken over het vermoorden van al-Hoesayn door zijn eigen mensen. Ze zouden hem hebben gelokt naar Irak, vervolgens hem in de steek hebben gelaten en vermoord.

(Acyaan ush-Shiecah, Moehsin al-Amien)

Ze vertellen zelfs dat al-Hoesayn hun dit verweet vóór zijn dood. Hij riep tegen hen: “Hoe kunnen jullie mij trouw zweren en zodra de strijd aanbreekt het verbond verbreken?”

(al-Ihtidjaadj ut-Toebroesie)

Een bekende smeekbede van al-Hoesayn vóór zijn dood was: “O Allah, wees nooit tevreden over hen. Eerst riepen zij ons om hen te steunen, vervolgens begingen zij een overtreding tegen ons en vervolgens hebben ze ons vermoord.”

(Kashf ul-Ghoemmah)

Ook de Sjiitische geschiedschrijver al-Yacqoebie vertelt dat toen cAli de zoon van al-Hoesayn Koefah binnenkwam en hij de vrouwen daarvan zag huilen en schreeuwen, zei hij: “Huilen zij om ons, terwijl zij degenen zijn die ons hebben vermoord?”

(Taariekh ul-Yacqoebie)

Dus zelfs de Sjiitische boeken geven te kennen dat degenen die hem trouw hebben gezworen, uiteindelijk degenen zijn die hem hebben vermoord en achteraf hebben zitten huilen. En tot op heden lopen zij mee met de begrafenisstoet van degene die door hun toedoen om het leven is gebracht, namelijk al-Hoesayn.

Ook wordt vaak het verhaal verteld dat het hoofd van al-Hoesayn gestuurd zou zijn naar Yazied ibnoe Moecaawiyah, maar ook dit is niet waar. Het hoofd zou gestuurd zijn naar cOebaydillaah ibnoe Ziyaad in Koefah, die vervolgens de spot daarmee begon te drijven. Allah, de Verhevene, zou later ook met hem afrekenen in de persoon van al-Ashtar an-Nakha’ie die hem om het leven bracht, vervolgens zijn hoofd afhakte en in de moskee ophing. Een slang zou daarna tot drie keer toe via zijn neus naar binnengaan en via zijn mond weer naar buiten komen.

(at-Tirmidhie)

Team al-Yaqeen