Hadith 4: De Voorbeschikking

56931
Aboe cAbdur-Rahmaan cAbdullah ibnoe Mascoed overlevert: “De Boodschapper van Allah – vrede zij met hem -, en hij is de Waarheidsgetrouwe, de Geloofswaardige, heeft ons verteld
“Waarlijk, de schepping van eenieder van jullie vindt plaats in de buik van zijn moeder, dit gedurende veertig dagen in de vorm van een noetfah (levenskiem). Daarna is het net zo lang een calaqah (bloedklonter). Vervolgens is het net zo lang een moedghah (een vleeskauwsel). Dan wordt er een Engel naar hem gestuurd die in hem de ziel blaast en die belast is met de volgende vier zaken; het opschrijven van:
Zijn levensonderhoud
Zijn sterfdag
Zijn daden
En of hij een ellendeling of gelukzalige zal zijn (in het Hiernamaals).
Bij Allah, buiten Wie er geen god is, iemand van jullie zal werkelijk het soort daden verrichten dat toebehoort aan de mensen van het Paradijs, totdat er tussen hem en dit (Paradijs) niet meer dan een armslengte afstand is, dan overkomt hem datgene wat voorbeschikt is en hij zal het soort daden verrichten dat toebehoort aan de mensen van de Hel, waarna hij deze (uiteindelijk) zal binnentreden. En (zo ook) zal iemand van jullie het soort daden verrichten dat toebehoort aan de mensen van de Hel, totdat er tussen hem en deze (Hel) niet meer dan een armslengte afstand is, dan overkomt hem datgene wat voorbeschikt is en hij zal het soort daden verrichten dat toebehoort aan de mensen van het Paradijs, waarna hij dit (uiteindelijk) zal binnentreden.”
(Overgeleverd door al-Boekhaari en Moeslim)
Uitleg
Deze overlevering is de vierde overlevering van imam an-Nawawi waarin ons verteld wordt hoe de schepping van de mens zich ontwikkelt in de schoot van zijn moeder en hoe zijn sterfdag, levensonderhoud en dergelijke zaken worden bepaald.
cAbdullah ibnoe Mascoed zegt: “De Boodschapper van Allah – vrede zij met hem – en hij is de Waarheidsgetrouwe, de Geloofswaardige, heeft ons verteld.” Waarheidsgetrouw betreffende datgene wat hij vertelt en hij is geloofwaardig betreffende datgene wat aan hem is geopenbaard. cAbdullah ibnoe Mascoed begon met deze inleiding, omdat de zaken die in deze overlevering verteld worden tot het Ongeziene behoren die slechts middels Openbaring bekend kunnen worden gemaakt.
Wat leert deze overlevering ons?
· Er wordt ons verteld hoe de mens zich in de schoot van zijn moeder ontwikkelt. Hierin worden de volgende vier fasen genoemd:
1. De ontwikkeling van de noetfah (levenskiem) voor de duur van veertig dagen.
2. De ontwikkeling van de calaqah (bloedklonter) voor de duur van veertig dagen.
3. De ontwikkeling van de moedghah (vleeskauwsel) voor de duur veertig dagen.
4. De laatste ontwikkeling vindt plaats nadat de ziel ingeblazen wordt.
Een embryo ontwikkelt zich dus volgens de hierboven genoemde ontwikkelingsfasen.
· De eerste vier maanden kan er niet gezegd worden dat het embryo een levend mens is. Op basis daarvan kunnen we zeggen dat als vóór het verstrijken van de vier maanden sprake is van een miskraam, hij niet gewassen wordt noch in een lijkengewaad (kafan) wordt gehuld en er wordt geen dodengebed voor hem verricht. Dit omdat hier niet gesproken kan worden van een mens.
· Na vier maanden wordt in het embryo de ziel ingeblazen. Vanaf dat moment is het embryo een levend mens. Als er na deze periode sprake is van een miskraam, dan wordt het gewassen, in een kafan gehuld en wordt er het dodengebed voor verricht, zoals dit ook het geval zou zijn als de negen maanden voltooid waren.
.
· Er is een Engel die over datgene wat zich in de baarmoeders bevindt is aangesteld. Dit op basis van de uitspraak van de Profeet – vrede zij met hem –: “Dan wordt er een Engel naar hem gestuurd…”
· De volgende zaken worden voor de mens vastgelegd, terwijl hij zich in de schoot van zijn moeder bevindt: zijn levensonderhoud, zijn daden, zijn sterfdag en of hij ellendig of gelukzalig zal zijn.
· Een ander punt dat deze overlevering ons leert is de Wijsheid en Alwetendheid van Allah. Alles bij Hem heeft een vastgesteld tijdstip dat niet vervroegd noch uitgesteld wordt.
· Men dient angst en vrees te hebben, want de Profeet – vrede zij met hem – vertelde ons het volgende: “Iemand van jullie zal werkelijk het soort daden verrichten dat toebehoort aan de mensen van het Paradijs, totdat er tussen hem en dit (Paradijs) niet meer dan een armslengte afstand is, dan overkomt hem datgene wat voorbeschikt is en hij zal het soort daden verrichten dat toebehoort aan de mensen van de Hel, waarna hij deze (uiteindelijk) zal binnentreden.”
· Men dient de hoop niet op te geven want de mens kan zonden verrichten voor een lange periode, waarna Allah hem alsnog leiding schenkt op zijn oude dag. Maar wat als iemand vraagt: “Welke wijsheid schuilt er achter het feit dat Allah iemand in de steek laat die het soort daden verricht van de mensen van het Paradijs, totdat er tussen hem en het Paradijs nog maar (een afstand) van een armslengte is en hem dan datgene overkomt dat voor hem voorbeschikt is en hij het soort daden zal verrichten van de mensen van de Hel en daarin terecht zal komen?”
Het antwoord hierop is als volgt: “De wijsheid hiervan is dat het voor ons wellicht lijkt dat deze persoon goede daden verricht, maar in werkelijkheid slechte en verdorven intenties heeft. Uiteindelijk krijgen deze verdorven intenties de overhand en zal zijn leven een slechte afloop kennen. Moge Allah ons hiervoor behoeden. Vandaar dat met de volgende woorden ‘totdat er tussen hem en dit (Paradijs) niet meer dan een armslengte afstand is, niet gedoeld wordt op het toenaderen van het Paradijs door de mens middels zijn daden, maar op het naderen van zijn sterfdag.