Hadith 38: De gunst van optionele daden van aanbidding

9140

Aboe Hoerayrah t overlevert dat de Boodschapper van Allah zei: “Waarlijk Allah, de Verhevene, zei:

“Wie een Waliy (geliefde, helper) van Mij als vijand neemt, dan verklaar ik hem voorzeker de oorlog. En er is niets waarmee Mijn dienaar dichter bij Mij kan komen dan door (het verrichten van) datgene wat Ik hem heb opgelegd. En Mijn dienaar blijft steeds dichter bij Mij komen door (het verrichten van) optionele daden van aanbidding, totdat Ik hem liefheb. Wanneer Ik hem liefheb, dan zal Ik zijn gehoor zijn waarmee hij hoort en zijn zicht waarmee hij ziet en zijn hand waarmee hij toeslaat en de voet waarmee hij loopt. En als hij Mij wat vraagt, dan zal Ik hem (dit) zeker geven. En als hij toevlucht tot Mij zoekt, dan zal Ik hem (dit) geven.”

(Overgeleverd door al-Boekhaari)

Uitleg

Deze overlevering is een hadieth qoedsiy (heilige overlevering) omdat de Profeet hier overlevert wat Allah Zelf heeft gezegd. En alle overleveringen die de Profeet overlevert op autoriteit van Allah noemen de geleerden een hadieth qoedsiy.

Een waliy is het tegenovergestelde van een vijand. De awliyaa’ (meervoud van waliy) zijn de godsvruchtige gelovigen. Het bewijs hiervoor zijn de volgende woorden van Allah:

“Weet waarlijk, de Awliyaa’ van Allah zal geen angst overkomen en zij treuren niet. Degenen die geloofden en godsvruchtig waren (in dit wereldse).”

(Soerat Yoenoes: 62)

Degenen die zich vijandig opstellen tegenover de awliyaa’ van Allah, hebben aan Allah de oorlog verklaart.

Hierna noemt Allah, de Verhevene, de redenen die ertoe leiden dat een persoon een waliy van Allah wordt. Hij zegt: “En er is niets waarmee Mijn dienaar dichter bij Mij kan komen dan door (het verrichten van) datgene wat Ik hem heb opgelegd.” Dit betekent dat er niets geliefder is bij Allah, waarmee een persoon Hem aanbidt, dan de verplichte daden van aanbidding. Dit omdat men door het verrichten van daden van aanbidding dichter tot Allah komt. Zo is het verrichten van twee verplichte rakcaah geliefder bij Allah dan het verrichten van twee optionele rakcaah. Een dirham uitgeven aan Zakaah is geliefder bij Allah dan het uitgeven van een dirham aan liefdadigheid. Het verrichten van de (eerste) verplichte Haddj is geliefder bij Allah dan het verrichten van een vrijwillige Haddj (andere dan de eerste keer). Het vasten van de Ramadan is geliefder bij Allah dan het vrijwillig vasten enz. Dit is dan ook reden waarom Allah de verplichte daden van aanbidding verplicht heeft gesteld.

‘En Mijn dienaar blijft steeds dichter bij Mij komen door (het verrichten van) optionele daden van aanbidding.’ De optionele daden komen dus na verplichte daden en wanneer deze continue worden verricht, leidt dit ertoe dat Allah van deze persoon gaat houden.

‘Totdat Ik hem liefheb.’ Dit kan op twee manieren uitgelegd worden. Ten eerste: het zoeken van toenadering tot Allah leidt ertoe dat Allah van de persoon gaat houden. Ten tweede: Het zoeken van toenadering tot Allah, door het verrichten van optionele daden, leidt ertoe dat Allah van de persoon gaat houden. In beide gevallen is er sprake van één en dezelfde doelstelling.

‘Wanneer Ik hem liefheb, dan zal Ik zijn gehoor zijn waarmee hij hoort.’ Allah zal de persoon trefzeker maken in alles wat hij hoort en hij zal slechts datgene horen wat goed voor hem is. De betekenis hier is beslist niet dat Allah het gehoor is van een persoon. Hetzelfde geldt voor het zicht. Allah zal hem tevens trefzeker maken in alles wat hij ziet, waardoor hij slechts naar de goede zaken kijkt.

‘En zijn hand waarmee hij toeslaat.’ Allah zal hem tevens trefzeker maken in zijn werk en alles waarbij hij zijn handen gebruikt. Hij zal slechts werken aan datgene wat goed is.

‘En de voet waarmee hij loopt.’ Ook zal Allah hem trefzeker maken in zijn wandel. Hij zal slechts naar datgene gaan wat goed is.

‘En als hij Mij wat vraagt, dan zal Ik hem (dit) zeker geven.’ Alles wat deze persoon aan Allah vraagt zal verhoord worden en hem zal datgene gegeven worden waarnaar hij vraagt.

‘En als hij toevlucht tot Mij zoekt, dan zal Ik hem (dit) geven.’ Naast het feit dat deze persoon gegeven wordt waarnaar hij vraagt, zal hem ook bescherming geboden worden tegen datgene waarvoor hij zijn toevlucht tot Allah zoekt.

Wat leert deze overlevering ons?

· Allah heeft awliyaa’ (helpers – door het volgen van Zijn voorschriften -, geliefden). Dit wordt nog eens benadrukt door Allah’s Woorden:

“Weet waarlijk, de Awliyaa’ van Allah zal geen angst overkomen hen en zij treuren niet. Degenen die geloofden en godsvruchtig waren (in dit wereldse).”

(Soerat Yoenoes: 62)

· De grootsheid van de awliyaa’ van Allah. Het is zelfs zo dat degenen die zich vijandig tegen hen opstellen, aan Allah de oorlog verklaren.

· Het zich vijandig opstellen tegen één van de awliyaa’ van Allah behoort tot de grootste zonden, omdat Allah het plegen ervan aanmerkt als een oorlogsverklaring aan Hem.

· De verplichte daden van aanbidding zijn geliefder bij Allah dan de aanbeloven daden van aanbidding.

· De daden van aanbidding kunnen in twee categorieën verdeeld worden:

1. Faraa’id (verplichte daden van aanbidding)

2. Nawaafil (aanbevolen daden van aanbidding)

· Het toekennen van de eigenschap van Mahabbah (genegenheid) aan Allah. Als Allah van iemand houdt, dan zal Hij goed voor hem zijn, hem belonen en hem dichter tot Zich brengen.

· De daden van aanbidding verschillen in niveau.

· Deze overlevering is tevens een bewijs voor de overtuiging van Ahl us-Soennati wal Djamaacah betreffende Imaan (geloof), namelijk dat deze toeneemt en afneemt. Dit omdat de daden tot de Imaan behoren. Als Allah meer houdt van bepaalde daden dan andere, dan kunnen wij hieruit opmaken dat de Imaan toeneemt en afneemt, afhankelijk van de daden die worden verricht.

· Als Allah van een persoon houdt, dan maakt Hij hem trefzeker betreffende zijn gehoor, zijn zicht, zijn hand en zijn voet. Dit allemaal als beloning van Allah.

· Als een persoon dichter tot Allah komt met het verrichten van goede daden, dan vergroot dit zijn kans dat Allah zijn smeekbede verhoort en hem bescherming biedt als hij zijn toevlucht tot Hem zoekt.