De pilaren van de geloofsgetuigenis – Deel 1

6852

De geloofsgetuigenis is de eerste zuil van de Islam. Deze zuil komen wij in Islamitische werken tegen onder verschillende benamingen. Soms wordt het ‘het woord van Tawhied (monotheïsme) genoemd, soms ‘het woord van Ikhlaas (oprechtheid), soms ‘het woord van Shahaadah’ (getuigenis) en soms ‘het woord van Haqq’ (waarheid). Deze getuigenis berust op twee pilaren. De eerste pilaar is de ontkenning, en de tweede pilaar is de bevestiging. De ontkenning slaat op het ontkennen van een andere aanbedene dan Allah. Niemand wordt op rechtmatige wijze aanbeden, behalve Allah. De bevestiging slaat op het bevestigen van de Goddelijkheid van Allah, en dus Zijn Recht op aanbidding.

Deze twee pilaren komen wij bijvoorbeeld tegen in de volgende verzen (interpretatie van de betekenis):

“Aanbid Allah en vermijd de Taaghoet (d.w.z. alles wat aanbeden wordt naast de ware God, Allah).”

(Soerat an-Nahl: 36)

“Zij zeiden: “Ben jij naar ons gekomen (om te zeggen) dat wij Allah Alleen moeten aanbidden en datgene moeten verlaten wat onze voorvaderen aanbaden?”

(Soerat al-Acraaf: 70)

“En Wij hebben vóór jou (o Mohammed) geen Boodschapper gestuurd, of Wij openbaarden aan hem dat er waarlijk geen god is dan Ik (Allah). Aanbid Mij daarom.”

(Soerat al-Anbiyaa’: 25)

De betekenis van de geloofsgetuigenis is terug te brengen tot het erkennen van de Eenheid van Allah op gebied van aanbidding. Dit houdt in dat alle daden van aanbidding slechts tot Hem worden gericht. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Zeg (o Mohammed): “Ik roep slechts mijn Heer aan en ik ken niemand als deelgenoot aan Hem toe.”

(Soerat al-Djinn: 20)

“En tot Zijn Tekenen behoren de nacht en de dag, en de zon en de maan. Kniel niet neer voor de zon en niet voor de maan, maar kniel neer voor Allah, Degene Die deze heeft geschapen, als jullie Hem (daadwerkelijk) aanbidden.”

(Soerat al-Foessilat: 37)

“Zeg (o Mohammed): “Voorwaar, mijn gebed, mijn offer, mijn leven en mijn dood zijn voor Allah, de Heer van de werelden.”

(Soerat al-Ancaam: 162)

De voorwaarden van de geloofsgetuigenis

De voorwaarden die verbonden zijn aan de geloofsgetuigenis, zoals blijkt uit de Koran en de Soennah, zijn de volgende:

1.     Kennis. Het bewijs hiervoor is de volgende Uitspraak van Allah (interpretatie van de betekenis):

“Weet dan (o Mohammed) dat er geen god is dan Allah.”

(Soerat Mohammed: 19)

Ook zei de Profeet (vrede zij met hem): “Wie komt te overlijden terwijl hij kennis heeft van ‘Laa ilaaha illAllaah’, zal het Paradijs betreden.”

(Sahieh Moeslim)

De betekenis van deze overlevering beperkt zich niet alleen tot kennisneming van ‘Laa ilaaha illAllaah’, maar natuurlijk ook het praktiseren daarvan. Tegenover kennis staat onwetendheid. Deze onwetendheid is de reden waarom veelgodenaanbidders in strijd handelden met de ware betekenis van ‘Laa ilaaha illAllaah’. Ze hielden geen rekening met het ontkennende en bevestigende deel van de geloofsgetuigenis. Vandaar dat ze ook zeiden (interpretatie van de betekenis):

“Heeft hij de goden tot één God gemaakt? Waarlijk, dit is zeker iets verbazingwekkends.”

(Soerat Saad: 5)

2.     Overtuiging. Deze overtuiging is de tegenhanger van twijfel en vermoeden. Dit betekent dat wie de geloofsgetuigenis uitspreekt, overtuigd moet zijn van deze woorden en de strekking ervan. Enige vorm van twijfel maakt deze geloofsgetuigenis ongedaan. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Er is geen dienaar die zijn Heer ontmoet terwijl hij in deze (geloofsgetuigenis) gelooft zonder enige twijfel, of hij zal het Paradijs ingaan.”

(Sahieh Moeslim)

Ook zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“De (ware) gelovigen zijn slechts degenen die in Allah en Zijn Boodschapper geloven en (daar) vervolgens niet (aan) twijfelen, en die met hun bezittingen en hun levens op de Weg van Allah strijden. Zij zijn de waarachtigen.”

(Soerat al-Hoedjoeraat: 15)

3.     Acceptatie. Er bestaan mensen die kennis hebben van de geloofsgetuigenis en overtuigd zijn van de strekking daarvan, maar uit opstandigheid en hoogmoed weigeren om dit te accepteren. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Waarlijk, zij verloochenen jou niet (o Mohammed), maar de onrechtplegers ontkennen de Verzen van Allah.”

(Soerat al-Ancaam: 33)

Ook zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, wanneer er tegen hen werd gezegd: “Er is geen god dan Allah”, dan stelden zij zich hoogmoedig op.”

(Soerat asSaaffaat: 35)

Wordt vervolgd…