In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de meest Genadevolle
Lees in de Naam van jouw Heer Die heeft geschapen.
Hij heeft de mens geschapen uit een bloedklonter.
Lees, en jouw Heer is de Meest Edele.
Degene die heeft onderricht met de pen.
Hij onderrichte de mens datgene wat hij niet wist.
Welnee, Waarlijk de mens is zeker tiranniek.
Omdat hij het denkt zonder (Allah te kunnen) stellen.
Waarlijk, tot jouw Heer is de terugkeer.
Wat denk je van degene die verbiedt?
Een dienaar wanneer deze het gebed verricht.
Wat denk je als hij (op het Pad der) Leiding is?
Of opdraagt tot godsvrucht?
Wat denk je als hij (de verbieder) loochent en zich afwendt?
Weet hij dan niet dat Allah (hem) ziet?
Welnee, als hij niet ophoudt dan grijpen Wij hem bij zijn voorhoofd?
Een voorhoofd, leugenachtig en incorrect.
Laat hem dan zijn bondgenoten roepen.
Dan zullen Wij az-Zabaaniyyah (de Bewakers van het Vuur) roepen.
Welnee, gehoorzaam hem niet en prosterneer en zoek toenadering (tot Allah).
Uitleg
Dit is het allereerste hoofdstuk van de Koran dat geopenbaard is aan de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) en het is aan hem geopenbaard in het begin van zijn Profeetschap, toen hij noch niet op de hoogte was van het Boek en het Geloof. Djibriel (vrede zij met hem) kwam toen naar hem toe met de Boodschap en droeg hem op om te reciteren, waarop hij antwoordde: “Ik ben niet in staat om te reciteren!” Djibriel (vrede zij met hem) bleef dit herhalen totdat de Profeet (vrede zij met hem) reciteerde. Hierop openbaarde Allah dit vers: ‘Lees in de Naam van jouw Heer Die heeft geschapen’, oftewel Hij Die alle schepselen geschapen heeft.
Daarna noemde Hij in het bijzonder het ontstaan van de mens uit een bloedklonter. Naast het scheppen van de mens heeft Hij ook zorg gedragen voor het besturen van de mens, dit aan de hand van geboden en verboden waarmee de Profeten zijn gekomen en die vermeld staan in de geopenbaarde Goddelijke Boeken.
Vervolgens zei Hij (interpretatie van de betekenis): ‘Lees, en jouw Heer is de Meest Edele.’ Dit betekent dat Allah vele Eigenschappen, Edelheid en Goedertierenheid bezit. Tot Zijn Goedertierenheid behoort het onderwijzen met de pen. Allah deed de mens uit de buik van zijn moeder voortkomen in een onwetende staat en heeft hem het gehoor, zicht en verstand gegeven en heeft het voor hem gemakkelijk gemaakt om kennis te vergaren. Hij heeft hem in de Koran en de verschillende wetenschappen onderricht, dit allemaal middels de pen waarmee alles vastgelegd wordt, zodat anderen weer hiervan kennis kunnen nemen.
Alle lof zij Allah, de Verhevene, Die Zijn dienaren heeft begunstigd met al deze gunsten, waarvoor men niet voldoende dankbaarheid kan tonen. Vervolgens heeft Hij hem ook nog eens begiftigd met rijkdom en voldoende onderhoud. Echter vanuit zijn onwetendheid en onrechtvaardigheid is de mens hooghartig wanneer de Leiding tot Hem komt. Hij vergeet dat er een dag zal komen waarop hij terugkeert naar zijn Heer en hij vreest zijn verrekening niet. Hij kan zelfs zo ver gaan dat hij niet alleen de Leiding in zijn geheel verlaat, maar ook anderen aanspoort tot het verlaten hiervan, zo verbiedt hij anderen om de meest verheven daad van aanbidding, namelijk het gebed, te verrichten.
Allah zegt tegen deze overtreder (interpretatie van de betekenis): ‘Wat denk je als hij (op het Pad der) Leiding is? Of opdraagt tot godsvrucht?’ Is het dan verstandig om deze persoon te verbieden om het gebed te verrichten? Is het verbieden in dit geval geen duidelijke vorm van weerspannigheid jegens Allah en het bestrijden van de Waarheid? Dit advies kan namelijk beter gericht worden aan iemand die niet het Pad der Leiding bewandelt of anderen uitnodigt tot datgene wat haaks staat op godsvrucht.
Wat denk je van deze verbieder van de Waarheid, die loochent en zich afwendt van het Bevel. Vreest hij Allah en Zijn Bestraffing dan niet? Weet hij dan niet dat Allah al zijn doen en laten ziet. Vervolgens bedreigt Hij hem, als hij doorblijft gaan op deze manier en niet ophoudt, met het krachtig grijpen van zijn voorhoofd, dat het verdient om gegrepen te worden aangezien wij het hier hebben over een voorhoofd dat verantwoordelijk is voor leugenachtige uitspraken en incorrecte daden.
En laat degene die de Bestraffing van Allah heeft verdiend zijn bondgenoten en de mensen om hem heen dan roepen om hem te helpen tegen datgene wat hem zal overkomen op de Dag des Oordeels. ‘Dan zullen Wij az-Zabaaniyyah (de Bewakers van het Vuur) roepen’ om hem mee te nemen en te straffen. Dan kan men zien wie van de twee groepen sterker en machtiger is. Dit is wat de verbieder te wachten staat.
Wat betreft degene die wordt verboden (het goede te doen), Allah heeft hem opgedragen niet te luisteren naar deze verbieder, Hij zegt (interpretatie van de betekenis): ‘Welnee, gehoorzaam hem niet’ want hij nodigt slechts uit tot verlies in dit wereldse en het Hiernamaals. ‘En prosterneer en zoek toenadering (tot Allah)’ middels verschillende daden van aanbidding die een persoon nader brengen tot het Welbehagen van Allah.
Wat in dit hoofdstuk is genoemd met betrekking tot de verbieder en degene die door hem wordt verboden om het goede te verrichten, geldt voor eenieder, ook al is dit hoofdstuk geopenbaard in verband met Aboe Djahl die de Profeet (vrede zij met hem) verbood het gebed te verrichten, hem lastigviel en schaadde.