Zitting in de Ramadan – dag 24

3850

Sheikh Mohammed ibn Saalih al-ʿOethaymien

De vierentwintigste zitting
“Beschrijving van de inwoners van het Paradijs”

Jullie hebben de beschrijving van het Paradijs gehoord, de voortreffelijkheden en wat het bevat aan gelukzaligheid. Bij Allah, dit is waar de mensen naar moeten streven en waar zij hun hele leven naar moeten zoeken. Zo zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“En haast jullie naar Vergiffenis van jullie Heer, en naar een Paradijs ter breedte van de hemelen en de aarde, gereedgemaakt voor de godsvruchtigen. Degenen die in voor- en tegenspoed uitgeven (op de Weg van Allah) en die hun woede inhouden en de mensen vergeven. En Allah houdt van de weldoeners. En degenen die, wanneer zij een verdorvenheid begaan, of zichzelf onrecht aandoen, Allah gedenken en Hem om vergeving vragen voor hun zonden. En wie (anders), behalve Allah, kan de zonden vergeven? En zij volharden niet in wat zij deden, terwijl zij (het) weten.”

(Soerat Aali ʿImraan: 133-135)

Dit is de beschrijving van de inwoners van het Paradijs.

1.     “de godsvruchtigen”;

Dit zijn degenen die hun Heer vrezen en de Bestraffing in het Hiernamaals vrezen. Zij doen datgene wat hun bevolen wordt, hopende op de beloning.

2.     “degenen die in voor- en tegenspoed uitgeven;

Dit zijn degenen die uitgeven wat hun bevolen wordt aan Zakaat en Sadaqah (liefdadigheid). En uitgeven aan degenen die hierop recht hebben, aan de strijd op de Weg van Allah en andere goede doelen. Deze mensen geven uit in voorspoed en geven niet om geld. En zij geven uit in tegenspoed zonder vrees om geld nodig te hebben.

3.     “die hun woede inhouden”;

Dit zijn degenen die hun woede in bedwang houden. En als zij boos worden, brengen zij hiermee geen schade aan degenen om hen heen.

4.      de mensen vergeven”;

Dit zijn degenen die hen onrecht aandoen vergeven. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En Allah houdt van de weldoeners.”

(Soerat Aali ʿImraan: 134)

Dit toont aan dat degenen die andere vergeven, behoren tot de weldoeners. Dit omdat zij goede banden tussen de mensen wensen. Zoals Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Maar wie vergeeft en zich betert, zijn beloning is dan bij Allah.”

(Soerat ash-Shoera: 40)

5.     degenen die, wanneer zij een verdorvenheid begaan, of zichzelf onrecht aandoen, Allah gedenken en Hem om vergeving vragen voor hun zonden”;

De zonde waarvoor men zich schaamt zijn de grote zonden zoals het onrechtmatig doden van iemand, ongehoorzaamheid tegenover de ouders, begaan van ontucht, stelen, het nemen van het bezit van de wees, gebruik van rente, en andere grote zonden. De zonde die iemands ziel onrecht aandoet, behoort tot de kleine zonden. Als een persoon dus een grote of kleine zonde begaat en zich vervolgens de Grootsheid van Degene die zij ongehoorzaam zijn realiseert en Hem vreest, en dan Zijn Vergevensgezindheid en Genade gedenkt en zich hiernaar haast, dan is dit reden om vergeven te worden. Zo zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“En wie (anders), behalve Allah, kan de zonden vergeven?”

(Soerat Aali ʿImraan: 135)

Dit toont dat zij geen vergiffenis zoeken bij een ander dan Allah. Want niemand naast Hem kan vergeven.

6.     “en zij volharden niet in wat zij deden, terwijl zij (het) weten”;

Dit betekent dat zij niet doorgaan met het begaan van zonden, terwijl zij weten dat het een zonde is. En zij kennen de Grootsheid van Degene die zij ongehoorzaam zijn. Zo zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“Voorzeker, de gelovigen zijn succesvol. Degenen die nederig zijn in hun gebeden. En degenen die zich afwenden van nutteloos gepraat. En degenen die de Zakaat afdragen. En degenen die over hun geslachtsdelen (d.w.z. over hun kuisheid) waken. Behalve tegenover hun echtgenotes of (tegenover datgene) wat hun rechterhand bezit (d.w.z. hun slavinnen). Waarlijk, hen treft dan geen blaam. Maar wie daarbuiten (naar iets anders) streeft, zij zijn dan de overtreders. En degenen die trouw zijn aan zaken die aan hen zijn toevertrouwd en (aan) hun beloften. En degenen die over hun gebeden waken. Zij zijn de erfgenamen. Degenen die al-Firdaws (d.w.z. het Paradijs) zullen erven. Zij vertoeven daarin voor eeuwig.”

(Soerat al-Moe’minoen: 1-11)

Deze nobele verzen bevatten veel eigenschappen van de inwoners van het Paradijs.

1.     de gelovigen”;

Dit zijn degenen die geloven in Allah met alle bijbehorende verplichtingen aan geloof in de Engelen, de Boeken, de Boodschappers, de Laatste Dag en zowel het goede als slechte van de Voorbeschikking. Zij geloven in dit alles en praktiseren dit middels woorden en daden.

2.     degenen die nederig zijn in hun gebeden”;

Hun harten zijn bij hen aanwezig en zij voelen alsof zij staan voor Allah, de Verhevene. Sprekend tot Hem met Zijn Woorden en dichter bij Hem komen met Zijn gedenken. Zij verrichten smeekbeden richting Hem en zijn nederig.

3.     degenen die zich afwenden van nutteloos gepraat”;

Nutteloos gepraat is alles dat geen nut heeft. En er is geen goeds in de woorden of daden. Daarom blijven zij weg door hun sterkte en vastberadenheid geen tijd te verspillen. Net zoals zij hun gebeden vullen met nederigheid, zo vullen zij hun tijd met voordelen.

4.     en degenen die de Zakaat afdragen”;

Zij dragen datgene af waartoe zij verplicht zijn. En dit is een manier om hun woorden en daden te reinigen.

5.     en degenen die over hun geslachtsdelen (d.w.z. over hun kuisheid) waken. Behalve tegenover hun echtgenotes of (tegenover datgene) wat hun rechterhand bezit (d.w.z. hun slavinnen). Waarlijk, hen treft dan geen blaam”;

Zij beschermen hun kuisheid van het begaan van ontucht. En ook van het aanraken en kijken. “Hen treft dan geen blaam” toont dat het toegestaan voor hen is met hun vrouwen en wat hun rechterhand (d.w.z. slavinnen) bezit.

6.     degenen die trouw zijn aan zaken die aan hen zijn toevertrouwd en (aan) hun beloften”;

Zij doen wat zij beloven op de beloofde tijd en met de beloofde voorwaarden.

Allah beschrijft de eigenschappen van de inwoners van het Paradijs op verschillende plaatsen in de Koran. Allah noemt ze zodat degene die ernaar verlangt de vereisten kent.

Ook zijn er verschillende overleveringen die de inwoners van het Paradijs beschrijven. De Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Er is niemand van jullie die de Woedoe’ verricht en zegt “Ik getuig dat niets het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah zonder deelgenoten en ik getuig dat Mohammed Zijn dienaar en Boodschapper is”, of de poorten van het Paradijs worden voor hem geopend en hij kan deze betreden door welke hij wil.”

(Moeslim)

Ook heeft hij (vrede zij met hem) gezegd: “Degene die de Moe’addhin volgt met zijn hart zal het Paradijs betreden.”

(Moeslim)

En hij (vrede zij met hem) zei: “Degene die een moskee bouwt met de intentie het Aangezicht van Allah te zoeken, Allah zal voor hem een huis bouwen in het Paradijs.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

De Profeet (vrede zij met hem) heeft ook gezegd: “Vijf gebeden heeft Allah Zijn dienaren verplicht gesteld. Degene die deze verricht zonder hierin tekort te schieten en met de voorwaarden, zij hebben de Belofte van Allah dat zij het Paradijs zullen betreden.”

(Ahmad, Aboe Daawoed en an-Nisaa’ie)

Thawbaan (moge Allah tevreden met hem zijn) vroeg de Profeet (vrede zij met hem) over een daad die het Paradijs doet betreden. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Het vermeerderen van de Soedjoed is aan jullie. Want voorzeker, je verricht geen Soedjoed of Allah doet jou in rang stijgen en wist al jouw zonden.”

(Moeslim)

Ook zei de Profeet (vrede zij met hem): “Er is geen moslimdienaar die twaalf gebedseenheden extra verricht, of Allah bouwt een huis voor hem in het Paradijs.”

(Moeslim)

Dit zijn vier gebedseenheden voor Dhoehr en twee erna. Dan twee gebedseenheden na Maghrib, twee gebedsheden na ʿIshaa’ en twee gebedseenheden voor Fadjr. Moeʿaadh ibnoe Djabal vroeg de Profeet (vrede zij met hem) om hem te vertellen over een daad die hem dichterbij het Paradijs brengt en hem weghoudt van het Hellevuur. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Je vraagt over een grootse zaak. Het is makkelijk door degene voor wie Allah het makkelijk maakt. Aanbid Allah en ken Hem geen deelgenoten toe. Vestig het gebed, geef de Zakaat en verricht de Hadj…”

(Ahmad en at-Timidhie)

De Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Van ʿOemrah tot ʿOemrah geldt als vergiffenis voor wat er tussen is geweest. En een Hadj Mabroer wordt niet anders beloond dan met het Paradijs.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Eens werd de Profeet (vrede zij met hem) gevraagd wat ervoor zal zorgen dat de meeste mensen het Paradijs betreden. Hij antwoordde: “Taqwa en goed gedrag.”

(at-Tirmidhie en Ibn Hibbaan)

Deze overleveringen tonen ons veel daden van de inwoners van het Paradijs voor degenen die ernaar verlangen het te bereiken.

We vragen Allah om onze weg naar het Paradijs te vergemakkelijken.

Gebaseerd op het werk Madjaalis Shahr Ramadaan