Sheikh Mohammed ibn Saalih al-ʿOethaymien
De negentiende zitting
“De inname van Mekka”
Mijn broeders, net zoals de slag van Badr vond ook de inname van Mekka in deze maand plaats. Namelijk in het achtste jaar na de Hidjrah. Allah verloste het van Shirk door de moslims de overwinning op deze stad te geven en het een Islamitische stad te maken. Dit zijn de gebeurtenissen die hebben geleid tot de inname van Mekka.
Nadat het verdrag van al-Hoedaybiyah was beëindigd, kon eenieder die het wenste een verdrag aangaan met de Profeet (vrede zij met hem) en eenieder die het wenste kon dit ook met Qoeraysh. De stam Khoezaaʿah ging een verdrag aan met de Profeet (vrede zij met hem) en Banoe Bakr met Qoeraysh. Deze twee stammen hadden in de pre-islamitische tijd conflicten met elkaar. Banoe Bakr viel Khoezaaʿah aan en Qoeraysh voorzag hen heimelijk van wapens en manschappen. De Profeet (vrede zij met hem) werd hierover verteld. Qoeraysh kwam hierachter en realiseerde dat hiermee het verdrag was verbroken.
Zij stuurden Aboe Soefyaan om de Profeet te overtuigen het verdrag te behouden. Echter reageerde de Profeet niet op hem. Daarna probeerde hij te spreken met Aboe Bakr en ʿOmar, die beiden ook niet reageerden. Daarna sprak hij met ʿAli die eerst niets zei maar daarna begon te spreken en zei: “Ik denk niet dat iets jou nu kan helpen. Jij bent de leider van Banoe Kinaanah, sta dus op en probeer de vrede te herstellen.” Hij vroeg: “Denk je dat dit iets goeds zal doen?” Waarop ʿAli antwoordde: “Bij Allah, ik weet het niet. Maar er is niets wat jij anders kan doen.” Daarop keerde hij terug naar Mekka en vertelde Qoeraysh wat er was gebeurd en hoe hij vrede stichtte tussen de mensen. Zij vroegen hem of Mohammed (vrede zij met hem) het goedkeurde dat hij vrede stichtte, waarop hij ontkennend antwoordde. Zij zeiden: “Wee jou, zij hebben jou voor de gek gehouden.”
De Profeet beval zijn metgezellen zich voor te bereiden om te strijden. En hij verrichtte een smeekgebed aan Allah om de informatie en zicht van Qoeraysh weg te nemen, zodat zij niets over de komst van de moslims zouden weten totdat ze Mekka hadden bereikt. Op de weg naar Mekka ontmoetten zij al-ʿAbbaas die met zijn familie was en de Hidjrah als moslim naar Medina toe verrichtte. Ook troffen zij Aboe Soefyaan ibn ul-Haarith en ʿAbdoellaah ibnoe abie Oemayyah aan die tot de hardnekkigste tegenstanders van de Islam behoorden. Beiden werden echter moslim.
Toen men de plaats Marra Adhahraan had bereikt, beval de Profeet om de kampvuren te ontsteken. Al-ʿAbbaas reed op zijn ezel zodat hij veilig was en hoorde Aboe Soefyaan tegen Boedayl ibn Waraqah zeggen: “Ik heb nooit een leger gezien met zoveel vuur.” Boedayl antwoordde hem dat het Khoezaaʿah was. Aboe Soefyaan gaf aan dat Khoezaaʿah veel kleiner is.
Nadat al-ʿAbbaas de stem van Aboe Soefyaan herkende, riep hij hem en zei: “Rij met mij mee en ik zal je naar de Profeet brengen.” Hierop bracht al-ʿAbbaas Aboe Soefyaan naar de Profeet (vrede zij met hem) die zei: “Wee jou, Aboe Soefyaan! Is het geen tijd geworden te erkennen dat geen god het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah?” Aboe Soefyaan antwoordde: “Wat ben je vriendelijk en zachtaardig! Bij Allah, als er een andere god zou zijn naast Allah, dan zou die mij vandaag geholpen hebben.” De Profeet zei: “Wee jou, Aboe Soefyaan! Is het geen tijd geworden te erkennen dat ik de Boodschapper van Allah ben?” Aboe Soefyaan twijfelde, waarop al-ʿAbbaas zei: “Wee jou Aboe Soefyaan, onderwerp je!” Daarna verrichtte Aboe Soefyaan de geloofsgetuigenis en werd moslim.
De Profeet beval hem met al-ʿAbbaas te staan op een plaats waarlangs alle moslims zouden komen en hij alle verschillende stammen met hun vlaggen zou zien. Daarna trad de Profeet Mekka binnen met zijn hoofd neergeslagen uit nederigheid aan Allah. De Profeet zei dat eenieder die de moskee zou betreden veilig zou zijn. En eenieder die het huis van Aboe Soefyaan zou betreden veilig zou zijn en eenieder die thuis zou blijven en de deuren zou sluiten veilig zou zijn.
Daarna ging de Profeet naar de Kaʿbah en verrichtte al rijdend de Tawaaf. Driehonderdzestig afgodsbeelden omringden de Kaʿbah. Hij vernietigde al reciterend de afgodsbeelden met zijn staf, zeggende (interpretatie van de betekenis):
“De Waarheid is gekomen en de valsheid is verdwenen. Waarlijk, de valsheid zal (zeker) verdwijnen.”
(Soerat al-Israa’: 81)
Daarna betrad hij de Kaʿbah die afbeeldingen bevatte. Hij beval deze te vernietigen en verrichtte daarna het gebed in de Kaʿbah. Daarna verrichtte hij de Takbier en verkondigde de Eenheid van Allah. Hierna stond hij bij de deur van de Kaʿbah, terwijl Qoeraysh toekeek wat hij zou gaan doen. Hij zei: “Er is geen god die het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah, zonder deelgenoten. Aan Hem behoort het Koningrijk en de Eer. Hij is tot alles in staat. Zijn Belofte is Waarheid en Hij heeft de overwinning gegeven aan Zijn dienaren en de vijanden laten vluchten. O mensen van Qoerasyh! Allah heeft de hoogmoed van de Djaahiliyyah en de verering van voorvaderen vernietigd. De mens stamt af van Adam. En Adam is afkomstig van aarde.” Hierna reciteerde hij het volgende vers (interpretatie van de betekenis):
“O mensen, waarlijk, Wij hebben jullie uit een man en een vrouw geschapen en Wij hebben jullie tot volkeren en stammen gemaakt, opdat jullie elkaar zullen herkennen. Voorwaar, de meest eervolle (persoon) van jullie bij Allah is degene die (Allah) het meest vreest. Voorwaar, Allah is op de hoogte (van alles), Alwetend (over het verborgene).”
(Soerat al-Hoedjoeraat: 13)
En hij (vrede zij met hem) zei: “O mensen van Qoeraysh, wat denken jullie dat ik vandaag met jullie zal doen?” Zij antwoordden: “Het goede, o nobele broeder. Zoon van een nobele broeder.” Hij (vrede zij met hem) zei: “Ik zal voorzeker tegen jullie zeggen, zoals Yoesoef tegen zijn broers zei. (interpretatie van de betekenis):
“Hij zei: “Er treft jullie vandaag geen blaam. Moge Allah jullie vergeven. En Hij is de Meest Barmhartige onder de barmhartigen.
(Soerat Yoesoef: 92)
Dus ga. Jullie zijn namelijk vrij.” De Profeet bleef 19 dagen in Mekka en verrichtte deze hele periode het gebed van een reiziger en hij vastte niet gedurende de dagen.
Met deze grootse inname heeft Allah de overwinning aan de gelovigen gegeven en de mensen traden de Islam in groepen binnen. Een staat voor de moslims was gevestigd waar werd geregeerd met het Boek van Allah.
En aan Allah is alle Lof. En dit behoort tot de gunsten van Allah die zal blijven tot de Dag des Oordeels.
Gebaseerd op het werk Madjaalis Shahr Ramadaan