Hoofdstuk 10: Oprechtheid bij het offeren

8472

Tot de grootste dagen van Allah behoort de dag van an-Nahr. Dit is de tiende dag van de maand Dhoel-Hiddjah, de dag van de gezegende ʿIed ul-Adha. Deze dag wordt de dag van an-Nahr genoemd, omdat de moslims op deze dag toenadering tot Allah zoeken door het slachten van veedieren (schapen, kamelen, rundvee, geiten). Op deze dag slachten bedevaartganger hun offerdieren en ook de moslims in elke uithoek van de wereld slachten hun offerdier, en zoeken hiermee toenadering tot Allah. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“En voor iedere gemeenschap hebben Wij (het slachten van) offers vastgesteld, zodat zij de Naam van Allah zullen uitspreken over de veedieren waarmee Hij hen heeft voorzien. En jullie God is één God, dus onderwerp jullie aan Hem. En verkondig verheugende Tijdingen aan degenen die zich nederig opstellen (tegenover hun Heer).

Degenen van wie de harten sidderen wanneer Allah genoemd wordt, en degenen die geduldig zijn wanneer hun iets overkomt, en degenen die het gebed onderhouden en uitgeven van datgene waarmee Wij hen hebben voorzien.

En Wij hebben (het slachten van) de kamelen voor jullie tot de Rituelen van Allah gemaakt, daarin is (veel) goeds voor jullie. Dus spreek de Naam van Allah over hen (d.w.z. over de kamelen)uit wanneer zij staand opgesteld zijn (om geofferd te worden) en wanneer zij op hun zijden (op de grond) vallen (na het offeren). Eet er dan van en voed daarmee de niet-bedelende arme en de bedelende arme. Zo hebben Wij hen (d.w.z. de kamelen) dienstbaar gemaakt aan jullie, opdat jullie dankbaar zullen zijn.

Het is niet hun vlees of hun bloed dat Allah bereikt, maar het is jullie godsvrucht dat Hem bereikt. Zo heeft Hij hen dienstbaar gemaakt aan jullie opdat jullie de Grootheid van Allah zullen prijzen, omdat Hij jullie geleid heeft. En verkondig verheugende Tijdingen aan de weldoeners.”

(Soerat al-Haddj: 34-37)

De betekenis is dat het niet slechts gaat om het slachten. Het is namelijk voorgeschreven om bij het slachten van het offer Allah te gedenken. Hij is waarlijk de Schepper en de Voorziener. Het is niet dat Hij iets van het vlees of bloed zal nemen. Allah is namelijk aan niets behoeftig:(interpretatie van de betekenis):

“Maar het is jullie godsvrucht dat Hem bereikt.”

(Soerat al-Haddj: 37)

De betekenis hiervan is om oprechtheid te hebben, hopende beloning te verkrijgen, een goede intentie en een verlangen naar het Aangezicht van Allah door het verrichten van goede daden. Hierin ligt een grote aanmoediging en motivatie om oprecht te zijn in het slachten en dat de intentie slechts omwille van (het Aangezicht van) Allah is. Dit omdat Allah geen daad accepteert, behalve als het oprecht is waarbij men slechts het Aangezicht van Allah, de Verhevene, wenst. Zo zegt Allah, de Verhevene (interpretatie van de betekenis):

“Zeg (o Mohammed): “Voorwaar, mijn gebed, mijn offer, mijn leven en mijn dood zijn voor Allah, de Heer van de werelden. Hij heeft geen deelgenoten. En hiertoe ben ik bevolen, en ik ben de eerste van de moslims.”

(Soerat al-Anʿaam: 162-163)

Ibn Kathier (moge Allah genadig met hem zijn) legt dit vers als volgt uit: “Allah, de Verhevene, draagt de Boodschapper (vrede zij met hem) op om de veelgodenaanbidders die een ander dan Allah aanbidden en in naam van een ander dan Hem slachten, in te lichten dat dit tegenovergesteld aan hun daden is. Waarlijk, zijn (vrede zij met hem) gebed is voor Allah en zijn offers zijn slechts in Naam van Allah Die geen deelgenoten heeft. Net zoals de Woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, mijn gebed, mijn offer.”

(Soerat al-Anʿaam: 162)

Met andere woorden, dat je gebed en het offeren slechts omwille van Allah moeten zijn. De veelgodenaanbidders waren gewoon afgoden te aanbidden en voor hen te slachten. Allah, de Verhevene, heeft de Boodschapper (vrede zij met hem) daarom bevolen om zich tegen hen te verzetten, zich te keren van waar zij zich op bevonden en om zich tot Allah te richten met een doel, intentie, vastberadenheid en omwille van Allah, de Verhevene.

Moedjaahid zegt over “mijn gebed, mijn offer”: “met het offer wordt het slachten tijdens de Hadj en cOemrah bedoeld.”

Ath-Thawrie heeft overgeleverd dat Saʿied ibn Djoebayr over de woorden “mijn offer” heeft gezegd: “Mijn (daad van) slachten.”

As-Soeddie en Dhahaak hebben hetzelfde gezegd.”

(Tafsier Ibn Kathier; boekdeel 3, blz. 377)

Het offeren is één van de grootste daden van de verschillende daden van aanbidding waarmee de moslims toenadering zoeken tot hun Heer, de Geprezene en Verhevene. Zij komen hiermee de rituelen na omwille van Allah, de Verhevene, in het slachten van het offerdier tot het afleggen van een gelofte en andere zaken. Het is dus niet toegestaan deze daden van aanbidding aan een ander dan Allah te richten.

ʿAli ibn abie Taalib heeft gezegd: “De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft me geïnformeerd over vier verklaringen; de Vloek van Allah rust op degene die slacht voor een ander dan Allah. De Vloek van Allah rust op degene die zijn ouders vervloekt. De Vloek van Allah rust op degene die een innovator beschermt. En de Vloek van Allah rust op degene die de richting van de wegwijzers op aarde verandert.”

(Moeslim)

Vervloekt betekent hier verbannen en afstandelijk van de Genade van Allah. Het meest gevaarlijke van deze vier zaken, in zoverre dat degene die het verricht bestraffing verdient, is het slachten voor een ander dan Allah. Daarom heeft de Profeet (vrede zij met hem) dit als eerste genoemd. Dit is om het grote gevaar van deze zaak te tonen, aangezien het slachten voor een ander dan Allah Shirk is. Terwijl de overige genoemde punten behoren tot grote zonden maar niet het niveau van Shirk bereiken. Elke vorm van het slachten voor een ander dan Allah is Shirk. Ook al is datgene dat geofferd wordt en toenadering tot Allah mee wordt gezocht, iets onbeduidends of klein zoals een vlieg of iets dergelijks. Wat dan te denken van het toenadering zoeken terwijl men de beste en mooiste dieren offert?

Net zoals Aboe Noeʿaym in zijn boek ‘al-Hilyah heeft verhaald, heeft ook imam Ahmad in zijn boek ‘az-Zoehd’ met een authentieke keten die stopt bij Salmaan al-Faarisie (moge Allah tevreden met hem zijn) verhaald: “Een man trad het Paradijs binnen vanwege een vlieg en een andere man trad het Vuur binnen vanwege een vlieg. Zij vroegen: “Waarom?” Hij antwoordde: “Twee mannen vóór jullie passeerden enkele mensen die een afgod hadden. Niemand kon hen voorbij, behalve voor hun afgod te offeren. Zij zeiden tegen één van de twee mannen: “Offer iets.” Hij antwoordde: “Ik heb niets.” Zij zeiden: “Offer iets. Ook al is het een vlieg.” Hierop offerde hij een vlieg en ging er langs waarna hij het Hellevuur binnentrad. Zij zeiden tegen de andere man: “Offer iets.” Hij zei: “Ik offer niets, anders dan voor Allah, de Geprezene en Verhevene. Waarna zij zijn hoofd afhakten en hij het Paradijs binnentrad.”

(Az-Zoehd; blz. 32-33 en
al-Hilyah; boekdeel, blz. 203)

Dit toont de slechtheid van Shirk en de ernst van het gevaar ervan. Ook al betreft het iets kleins, het leidt tot het binnentreden van het Hellevuur. Toen de eerste man een verachtelijk en min dier offerde (een vlieg) voor een afgod, was zijn beloning het Vuur vanwege het begaan van Shirk in de aanbidding van Allah. Als dit de situatie is van iemand die offert door een vlieg te doden, wat is dan de staat van iemand die een kameel of offerdier vetmest en het vervolgens slacht voor datgene die hij naast Allah aanbidt aan graven, tombes, stenen, bomen of iets anders.

Imam ash-Shawkaanie (moge Allah genadig met hem zijn) zegt in zijn boek ‘Sharh us-Soedoer’: “Dit behoort tot de oorzaken van het extreme kwaad, waarmee de slechte dader van het hoogste punt van de Islam uit de oevers ervan wordt gegooid en op zijn schedel landt. In zo’n mate dat sommigen met het beste vee dat zij bezitten komen en het meest uitstekende aan schapen en vee en het slachten bij graven. En hiermee toenadering tot hen zoeken en hopen dat deze toenadering verkregen kan worden van de graven. Daarom offeren ze voor een ander dan Allah met als gevolg: het aanbidden van afgoden. Er is namelijk geen verschil tussen het slachten voor (opgetrokken) stenen die zij afgoden noemen en het slachten voor en bij de graven van de overledene, die zij graven noemen.

Een simpel verschil in benaming beïnvloedt niet of iets Halaal of Haraam is. Degene die alcohol een andere naam geeft en het drinkt, komt hetzelfde oordeel toe als degene die het alcohol noemt en drinkt. Er is hierover geen meningsverschil tussen de moslims.

Er bestaat geen twijfel dat het slachten één van de aanbiddingen tot Allah is. Net zoals het slachten van een offerdier als boetedoening. Degene die toenadering zoekt bij de bewoner van een graf en ervoor slacht, heeft geen andere intentie hiermee behalve het prijzen en eren van het graf, het goede ervan te verkrijgen en het kwade af te weren. Dit is zonder enige twijfel aanbidding en het is voldoende kwaad om erover te horen. Er is geen kracht of macht behalve bij Allah, de Verhevene, de Grootste. Aan Allah behoren wij en tot Hem keren wij terug. De Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “In de Islam bestaat het offeren van dieren bij graven niet.”

(Aboe Daawoed)

ʿAbdoer-Razzaaq as-Sanʿaanie heeft gezegd: “Zij waren gewoon bij graven onder meer koeien en schapen te slachten, zoals overgeleverd door Aboe Daawoed met een authentieke keten van overleveraars op gezag van Anas ibn Maalik.”

Imam ash-Shawkaanie was zeer welbespraakt in zijn advies en zeer goed in het waarschuwen voor deze gevaarlijke kwestie. Wij vragen Allah, de Meest Nobele, dat Hij ons allen beschermt tegen het vervallen in iets van dit en dat Hij al onze daden omwille van Zijn Nobele Aangezicht maakt en in overeenstemming met de Soennah van Zijn Profeet Mohammed (vrede zij met hem). Waarlijk, Allah is de Meest Gulle en de Meest Nobele.

Sheikh ʿAbdoer-Razzaaq ibn ʿAbdoel-Moehsin al-Badr

<< Hoofdstuk 9                                                                                                    Hoofdstuk 11 >>>