Vraag 7:
Wij zouden graag in hoofdlijnen de verschillende categorieën van Tawhied willen weten?
Antwoord:
De geleerden hebben over drie categorieën van Tawhied gesproken. Tawhied ur-Roeboebiyyah, Tawhied ul-Oeloehiyyah en Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat. Dit hebben zij achtergehaald door middel van omvangrijk onderzoek, deductie en het doorlichten van de verzen en overleveringen. Dit bracht hen tot de conclusie dat Tawhied deze drie categorieën niet te buiten gaat. Vandaar deze driedeling van Tawhied.
Vraag 8:
Wat zijn de verschillende categorieën van Tawhied, graag met verduidelijking aan de hand van voorbeelden?
Antwoord:
De categorieën van de Eenheid met betrekking tot Allah kunnen wij met het volgende definiëren, namelijk: het één maken van Allah betreffende zaken die Hem specifiek toekomen. En dit laatste valt weer onder te verdelen in drie categorieën.
Tawhied ur-Roeboebiyyah
Dit houdt in dat Allah tot één gemaakt dient te worden wat betreft Schepping, Heerschappij, Bestuur. Allah alleen is dus de Schepper, niemand buiten Hem is hiertoe in staat. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Is er een andere Schepper buiten Allah die jullie levensonderhoud geeft uit de hemelen en de aarde? Er is geen God naast Hem.”
(Soerat Faatir: 3)
Ook zegt Allah, de Verhevene, ter verduidelijking van de valsheid van de afgoden van de ongelovigen (interpretatie van de betekenis):
“Is dan Hij, Die schept gelijk aan iemand die niet schept? Zullen jullie je dan niet laten vermanen?”
(Soerat an-Nahl: 17)
Allah alleen is de Schepper. Hij heeft alles geschapen en volgens een vaste maat bepaald. Tot Zijn Schepping behoren zijn schepselen en hun daden. Het behoort dan ook tot de volmaaktheid van iemands geloof in de Voorbeschikking dat hij gelooft dat Allah de Schepper is van de daden van Zijn dienaren. Allah zegt namelijk (interpretatie van de betekenis):
“Terwijl Allah jullie en jullie werken heeft geschapen?”
(Soerat as-Saaffaat: 96)
De achterliggende ratio hiervan is dat het werk van een dienaar tot zijn eigenschappen behoort. De dienaar op zijn beurt is weer een schepsel van Allah. En de Schepper van iets is tevens de Schepper van de eigenschappen hiervan.
Ook kunnen wij zeggen dat het werk van een dienaar tot stand komt door de wil en de kracht van de dienaar en deze beide zaken zijn tevens schepselen van Allah. Hier kan dus gezegd worden dat de Schepper van de oorzaak tegelijkertijd ook de Schepper van de veroorzaker is. Men zou zich kunnen afvragen waarom de schepping soms aan een ander dan Allah wordt toegekend, zoals opgemaakt kan worden uit de volgende Woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):
“Gezegend zij daarom Allah, de Beste der Scheppers.”
(Soerat al-Moe’minoen: 14)
Of de uitspraak van de Profeet (vrede zij met hem) met betrekking tot de afbeelders: “Wekt tot leven wat jullie hebben geschapen.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
Het antwoord hierop luidt als volgt. Anderen buiten Allah scheppen niet zoals Hij schept. Zo zijn zij niet in staat om iets uit het niets voort te brengen, of de doden te wekken. Waar zij slechts toe in staat zijn is het veranderen en wijzigen van de gedaante van iets dat oorspronkelijk door Allah is geschapen. Een beeldhouwer kan bijvoorbeeld klei omzetten in een beeldje van een vogel of een kameel en een schilder kan een wit canvas omtoveren tot een kleurrijk schilderij, terwijl alle grondstoffen hiervoor van Allah afkomstig zijn. Dit is het verschil tussen de schepping die toegekend wordt aan Allah en die toegekend wordt aan de schepselen. Wij kunnen dan ook zeggen dat Allah Eén is als het gaat om Zijn specifieke wijze van scheppen.
Ten tweede:
Wat tevens onderdeel is van Tawhied ur-Roeboebiyyah is het één maken van Allah in Zijn heerschappij. Allah alleen is dus de enige Heerser, zoals Hij zegt (interpretatie van de betekenis):
“Gezegend is Hij in Wiens Hand het Koninkrijk is en Die macht heeft over alle dingen.”
(Soerat al-Moelk: 1)
En (interpretatie van de betekenis):
“Zeg: ,,Wie is het in Wiens Hand de heerschappij over alle dingen is en Die beschermt doch tegen Wie er geen bescherming is, als gij het weet?”
(Soerat al-Moe’minoen: 88)
De Eigenaar die in het bezit is van alle eigendommen en zonder enige beperkingen is dus Allah, de Verhevene. Bij het toekennen van het bezit aan anderen is slechts sprake van een afgeleide vorm van bezit. Zo bevestigt Allah dat anderen ook enig bezit toekomt, zoals in Zijn Uitspraak (interpretatie van de betekenis):
“Of in de huizen waarvan jullie de sleutel bezitten.”
(Soerat an-Noer: 61)
En (interpretatie van de betekenis):
“Behalve met hun vrouwen of hetgeen dat onder hun bezit valt.”
(Soerat al-Moe’minoen: 6)
Zo zijn er nog meerdere verzen die bevestigen dat anderen dan Allah ook over enig bezit kunnen beschikken. Dit bezit is echter niet gelijk aan het bezit van Allah. Het betreft hier namelijk een beperkte en begrensde vorm van bezit. Een niet allesomvattend bezit. Zo kan het huis dat in eigendom behoort aan Zayd niet aan cAmr behoren en kan het huis dat aan cAmr behoort niet aan Zayd behoren. Dit eigendomsrecht is nog verder beperkt in de zin dat de mens slechts datgene mag doen met zijn eigendom waarvoor Allah toestemming heeft gegeven, vandaar dat de Profeet (vrede zij met hem) het verkwisten van het bezit heeft verboden.
Ook zegt Allah (interpretatie van de betekenis):
“En geeft niet degenen die zwakzinnig zijn jullie eigendommen, waarover Allah jullie als toezichthouders heeft aangesteld.”
(Soerat an-Nisaa’: 5)
Dit levert bewijs voor het feit dat het eigendomsrecht van de mens beperkt en begrensd is, in tegenstelling tot het eigendomsrecht van Allah, dat een allesomvattende en onbeperkte vorm van eigendom is. Allah doet namelijk wat Hij wil. Hij wordt niet bevraagd over wat Hij doet, terwijl de rest wel bevraagd wordt.
Ten derde:
De derde zuil van de zuilen van Tawhied ur-Roeboebiyyah is dat Allah Eén is wat betreft besturing. Hij, de Verhevene, is het Die Zijn schepping bestuurt. Hij bestuurt de zaken betreffende de Hemelen en de aarde, zoals Hij zegt (interpretatie van de betekenis):
“Aan Hem behoort de schepping en het gebod. Gezegend is Allah, de Heer der Werelden.”
(Soerat al-Acraaf: 54)
Dit bestuur is een totalitair bestuur, niets valt hier buiten en niets is hiermee strijdig. Het bestuursrecht dat sommige van Zijn schepselen toekomt, zoals het besturen door de mens van zijn bezittingen, slaven, werkers enz. is een beperkte en begrensde vorm van bestuur en is dus niet onbeperkt. Al met al kan het bovenstaande als volgt samengevat worden: Tawhied ur-Roeboebiyyah is het één maken van Allah wat betreft de Schepping, het Koningschap en het Bestuur. Dit is wat Tawhied ur-Roeboebiyyah inhoudt.
Wat betreft de tweede categorie van Tawheed:
Dit is Tawhied ul-Oeloehiyyah: het erkennen van Allah’s Alleenrecht op aanbidding. In die zin dat de mens naast Allah niemand aanstelt die hij aanbidt en tot wie hij toenadering zoekt, zoals hij Allah aanbidt en toenadering tot Hem zoekt. In deze categorie van Tawhied zijn de veelgodenaanbidders de fout ingegaan. En omwille van deze categorie van Tawhied, tezamen met zijn verwanten Tawhied ur-Roeboebiyyah en Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat, werden de Boodschappers gezonden met hun Boodschap. Een boodschap waarbij voornamelijk de nadruk werd gelegd op Tawhied ul-Oeloehiyyah, wat inhoudt dat de mens geen van de daden van aanbidding toekent aan een ander dan Allah, niet aan een nabije engel, noch aan een gezonden Profeet, noch aan een vrome waliy, noch aan één van de overige schepselen. Dit omdat de aanbidding slechts toekomt aan Allah, de Verhevene. En wie in deze categorie van Tawhied tekortschiet is een polytheïst en een ongelovige, ook al getuigt hij van Tawhied ur-Roeboebiyyah en Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat.
Zou een persoon dus geloven dat Allah de Schepper, de Koning en de Bestuurder is van alle zaken en dat Hem Zijn Namen en Eigenschappen toekomen, maar aanbidt hij naast Allah anderen, dan zou het getuigen van Tawhied ur-Roeboebiyyah en Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat hem niets baten. Stel dat een persoon volledig zou getuigen van Tawhied ur-Roeboebiyyah en Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat, maar gaat hij naar een graf om de bewoner daarvan te aanbidden of doet hij hem de gelofte een offerdier te schenken om zodoende toenadering tot hem te zoeken, dan is deze persoon een polytheïst en een ongelovige, die voor eeuwig in het Hellevuur zal verblijven. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Voorwaar, hij die Allah deelgenoten toekent: Allah heeft hem waarlijk het Paradijs verboden. En zijn bestemming zal de Hel zijn. En voor de onrechtplegers zijn er geen helpers.”
(Soerat al-Maa’idah: 72)
Verder is het overduidelijk voor eenieder die het Boek van Allah heeft gelezen dat de veelgodenaanbidders in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem) bevestigden dat Allah alleen de Heer van de Schepping is. Hier twijfelden zij niet aan. Maar vanwege het feit dat zij naast Hem anderen aanbaden, werden zij als polytheïsten aangemerkt.
Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat
Wat betreft de derde categorie van Tawhied, namelijk Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat. Dit houdt in dat men de Namen en Eigenschappen aan Allah toekent die Hij aan Zichzelf heeft toegekend, zonder verdraaiing, buitenwerkstelling, toekenning van een hoedanigheid of gelijkstelling aan één van Zijn schepselen. Het is dus verplicht te geloven in de Namen die Allah aan Zichzelf heeft toegekend en in de Eigenschappen waarmee Hij Zichzelf beschrijft, letterlijk en niet figuurlijk, zonder overigens hier een hoedanigheid aan toe te kennen of een vergelijking te maken met één van Zijn schepselen. Het is deze categorie van Tawhied waarin vele groeperingen behorende tot de volgelingen van de Qiblah zijn afgedwaald, degenen die zich allen tot de Islam rekenen. Onder hen zijn er echter enkelen die extreem zijn in het ontkennen van Namen en Eigenschappen van Allah, in zo’n mate dat zij hierdoor buiten de Islam komen te staan. Anderen daarentegen zijn gematigder en anderen zijn weer dichtbij Ahl us-Soennah. De methodologie van de Salaf wat betreft deze categorie van Tawhied is het bevestigen van de Namen en Eigenschappen die Allah Zichzelf toekent, letterlijk, zonder verdraaiing, buitenwerkstelling, toekenning van hoedanigheid of het stellen van een gelijkenis aan één van Zijn schepselen.
Bijvoorbeeld:
Allah noemt Zichzelf al-Hayy (de Levende), al-Qayyoem (De Onderhouder). Wij dienen dus te geloven dat al-Hayy één van de Namen is van Allah. Ook is het verplicht om ons te vergewissen van de betekenis van deze Naam en de Eigenschap die hier bij hoort, namelijk volledig leven dat niet voorafgegaan is door onbestaan en niet gevolgd zal worden door teloorgang. Ook noemt Allah Zichzelf as-Samiec (de Alhorende) en al-cAliem (de Alwetende). Wij dienen dan ook te geloven dat as-Samiec één van de Namen van Allah is en dat de Eigenschap van gehoor Hem toekomt en het feit dat Hij hoort een logisch voortvloeisel is uit deze Naam en Eigenschap, want een horende zonder gehoor is ondenkbaar.
Een ander voorbeeld:
Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En de Joden zeggen: ,,De Hand van Allah is gebonden.” Hun handen zijn gebonden en zij zijn vervloekt voor hetgeen zij zeggen. Neen, Zijn beide Handen zijn uitgestrekt, Hij schenkt zoals Hij wil.”
(Soerat al-Maa’idah: 64)
Allah geeft dus te kennen dat Zijn beiden Handen uitgestrekt zijn. Hij bevestigt dus dat Hij Zelf twee Handen heeft die gekenmerkt worden door uitgestrektheid. Wij dienen dan ook te geloven dat Allah twee Handen heeft die vrijgevig zijn en vele gunsten schenken. Het is echter niet toegestaan voor ons om hier een voorstelling van te maken, niet met onze harten, noch met onze inbeelding, noch met onze tongen. Ook is het ons niet toegestaan om een hoedanigheid toe te kennen aan deze twee Handen. Ook dienen wij deze Handen niet te vergelijken met die van één van Zijn schepselen. Dit omdat Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Niets is aan Hem gelijk en Hij is de Alhorende, de Alziende.”
(Soerat ash-Shoeraa: 11)
En (interpretatie van de betekenis):
“Zeg: ,,Mijn Heer heeft slechts de zedeloosheden verboden, wat er openlijk van is en wat er verborgen van is; en de zonde; en de overtreding zonder recht; en dat jullie Allah deelgenoten toekennen, waarvoor Hij geen bewijs heeft neergezonden en dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten.”
(Soerat al-Acraaf: 33)
Verder zegt Allah (interpretatie van de betekenis):
“En volgt niet datgene waarvan jij geen kennis bezit. Voorwaar, het oor, oog en het hart – al deze zullen worden ondervraagd.”
(Soerat al-Israa’: 36)
Wie dus de Handen van Allah vergelijkt met die van Zijn schepselen heeft de volgende Woorden van Allah verloochend (interpretatie van de betekenis):
“Niets is aan Hem gelijk en Hij is de Alhorende, de Alziende.”
(Soerat ash-Shoeraa: 11)
Tevens is hij dan ongehoorzaam aan Allah wat betreft de volgende Uitspraak (interpretatie van de betekenis):
“Schrijf daarom geen gelijken aan Allah toe.”
(Soerat an-Nahl: 74)
Wie aan deze Handen een hoedanigheid toekent door te zeggen dat ze er op een specifieke wijze uitzien, ongeacht welke hoedanigheid dan ook, heeft over Allah iets gezegd wat hij niet weet en iets toegeschreven aan Allah waar hij geen kennis over heeft.