Een ander argument dat de veelgodenaabidders inbrachten tijdens hun discussies met de Profeet (vrede zij met hem) is dat zij zich wilden vasthouden aan de overtuiging van hun voorouders. Hiermee probeerden zij zich te verontschuldigen voor hun gedrag. Maar Allah, de Verhevene, liet weten dat deze argumentatie niet klopt. Hij zegt:
“En wanneer er tot hen gezegd wordt: “Volg wat Allah heeft neergezonden”, zeggen zij: “Nee! Wij volgen datgene waarop wij onze voorvaderen aantroffen.” Zelfs als hun voorvaderen niets begrepen en ook niet recht geleid waren?”
(Soerat al-Baqarah: 170)
“En wanneer er tegen hen gezegd wordt: “Kom tot datgene wat Allah heeft neergezonden en (kom) tot de Boodschapper”, zeggen zij: “Voor ons is datgene waarop wij onze voorvaderen aantroffen voldoende. Zelfs als hun voorvaderen niets wisten en ook niet recht geleid waren?”
(Soerat al-Maa’idah: 104)
“Hij (Mohammed) zei: “Zelfs als ik met een betere Leiding naar jullie kom dan datgene waarop jullie je voorvaderen aantroffen?” Zij zeiden: “Voorwaar, wij geloven niet in datgene waarmee jullie zijn gestuurd.”
(Soerat az-Zoekhroef: 24)
“En wanneer er tot hen wordt gezegd: “Volg datgene wat Allah heeft neergezonden”, dan zeggen zij: “Nee! Wij volgen datgene waarop wij onze voorvaderen aantroffen.” Zelfs als de satan hen naar de Bestraffing van het laaiende Vuur uitnodigde?”
(Soerat Loeqmaan: 21)
Nadat de tegenstanders van de Profeet alles hadden geprobeerd om hem op andere gedachten te brengen en niets bleek te werken, grepen zij weer terug naar de strategie van bespotting en belediging. Deze keer probeerden zij Mohammed neer te zetten als een tovenaar, dichter, krankzinnige en leugenaar. Ook lieten zij hun ongezouten mening over de Koran duidelijk horen. Zij bestempelden deze als verzonnen verhalen.
Allah weerlegde al deze aantijgingen van Qoeraysh richting de Profeet en de Koran op een ongeëvenaarde manier. Hij verwees daarbij steeds naar het feit dat Mohammed één van hen was. Daarmee wilde Allah aangeven dat Qoeraysh Mohammed het beste kende. Hij groeide in hun midden op en zij kenden hem als geen ander. Nooit heeft Qoeraysh Mohammed op een leugen betrapt. Hij werd door hen beschouwd als het toppunt van eerlijkheid en betrouwbaarheid. Het was zo extreem dat zelfs in de tijd dat zij de Profeet bestreden, zij nog steeds hun bezittingen aan hem toevertrouwden. Dus was zij zeiden en wat zij deden, waren twee verschillende dingen.
Ook belangrijk om te vermelden, is dat Qoeraysh nooit aan Mohammed heeft getwijfeld. Hun verloochening was het gevolg van hun hoogmoed en opstandigheid. Zij waren niet bereid om zich te onderwerpen aan de regels van hun Heer. Hun beschuldigingen waren dus misplaatst, en dat wisten zij ook. Zij wisten bijvoorbeeld als kenners van de dichtkunst dat wat Mohammed voordroeg aan verzen, geen gedichten waren. Zij hadden meerdere tovenaars in hun midden, maar wat Mohammed liet zien vertoonde geen gelijkenissen met hun werk (van tovenarij).
Het was ook niet nodig voor Allah om in te gaan op de aantijgingen van Qoeraysh. Wie de samenleving van toentertijd kende en de positie die Mohammed daarbinnen genoot, wist dat alles wat over hem werd gezegd slechts valse beschuldigingen waren. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Of kennen zij hun Boodschapper niet, waardoor zij hem dus afwijzen? Of zeggen zij over hem: “Hij lijdt aan bezetenheid.” ? Welnee! Hij is tot hen gekomen met de Waarheid, en de meesten van hen hebben een afkeer van de Waarheid. En als de Waarheid hun begeerten zou volgen, dan zouden de hemelen en de aarde en (al) datgene wat zich daarin bevindt zeker verdorven raken. Welnee! Wij kwamen tot hen met hun vermaning (d.w.z. de Koran), maar zij wendden zich af van hun vermaning.”
(Soerat al-Moe’minoen: 69-71)
“Heeft hij (Mohammed) een leugen over Allah verzonnen, of lijdt hij aan bezetenheid? Nee! Maar degenen die niet geloven in het Hiernamaals zullen in de Bestraffing (terechtkomen) en in vergaande dwaling verkeren.”
(Soerat Saba’: 8)
“Zeg (o Mohammed): “Ik vermaan jullie met slechts één (zaak), dat jullie voor Allah opstaan, in paren en afzonderlijk, en (dat jullie) vervolgens nadenken (over Mohammed). Jullie metgezel (Mohammed) lijdt niet aan bezetenheid, hij is slechts een waarschuwer voor jullie vóór (het aanbreken van) een zware Bestraffing.”
(Soerat Saba’: 46)
“Vermaan dan (jouw volk). Jij (o Mohammed) bent dankzij de Gunst van jouw Heer geen waarzegger, noch een bezetene.”
(Soerat at–Toer: 29)
“Of zeggen zij: “Hij (Mohammed) heeft het (d.w.z. de Koran) verzonnen”? Zeg: “Kom dan met een hoofdstuk dat daaraan gelijk is en roep naast Allah aan wie jullie kunnen, als jullie waarachtigen zijn.” Welnee! Zij hebben de kennis van datgene wat zij niet konden bevatten verloochend en de verwezenlijking ervan (d.w.z. van de bestraffing) kwam niet tot hen. Zo verloochenden ook degenen vóór hen (deze Koran). En zie hoe het einde van de onrechtplegers was.
(Soerat Yoenoes: 38-39)
“En degenen die niet geloven, zeggen: “Dit (d.w.z. de Koran) is niets anders dan een leugen, die hij (Mohammed) heeft verzonnen en waar een ander volk hem mee geholpen heeft.” Maar zij kwamen zeker met onrecht en leugens. En zij zeiden: “(Dit zijn slechts) mythen van de mensen van vroeger die hij heeft overgeschreven. Deze worden in de ochtend en in de namiddag aan hem voorgedragen.” Zeg: “Het (d.w.z. de Koran) is neergezonden door Degene Die het geheim in de hemelen en op de aarde kent. Waarlijk, Hij is Meest Vergevingsgezing, Meest Barmhartig.”
(Soerat al-Foerqaan: 4-6)
“Voorzeker, Wij zijn waarlijk op de hoogte van het verdriet dat bij jou (o Mohammed) veroorzaakt wordt door wat zij zeggen. Waarlijk, zij verloochenen jou niet (o Mohammed), maar de onrechtplegers ontkennen de Verzen van Allah.”
(Soerat al-Ancaam: 33)
“En de satans zijn er niet mee neergedaald (d.w.z. met de Koran). En het is niet gepast voor hen en zij zijn daartoe niet in staat. Voorwaar, zij worden zeker afgehouden van het horen (ervan).”
(Soerat ash-Shoecaraa’: 210-212)