Tezamen met reinheid is hij ter wereld gekomen, blijdschap vergezelde hem en welslagen viel hem bij. Een kind was hij, maar één niet als alle anderen, de onschuld zelve, verstandig en prudent, vol ijver en vlijt. Onder het wakende Oog van Allah kwam hij tot volle wasdom. Een beschermende hand strekte zich over hem uit, toezicht vergezelde hem als zijn schaduw en puurheid straalde hij om zich heen. Allah behoedde hem voor iedere tekortkoming, afdwaling, grofheid en ruditeit. Dit omdat hij vanaf kindsbeen de aangewezen kandidaat was om de wereld te verbeteren, om de mensheid te verblijden en te geleiden uit de duisternis naar het licht. Hij was niet zomaar een man, maar een Profeet, niet zomaar een mens, maar een Boodschapper, niet zomaar een dienaar, maar een onfeilbare en niet zomaar een persoon, maar één die de Openbaring ontving.
Mohammed (vrede zij met hem) was niet zomaar een voorman, want er zijn meer voormannen als de haren op het hoofd, die allen verschillende wereldse voornemens en ambities nastreven. Hij was daarentegen een verbeteraar, leidsman. Hij beschikte over de Koran, de Soennah, het licht, de richtsnoer, bruikbare kennis en goede daden. Hij was gekomen ter verbetering van het wereldse en het Hiernamaals en ter verblijding van de ziel en het lichaam.
Mohammed (vrede zij met hem) was niet zomaar een geleerde, maar één die onderricht verkreeg van Allah, één die kennis verschafte aan de mensen van kennis, één die de predikers instrueerde, één die de wijsheren de weg wees en één die de mensen naar de juistheid leidde.
“En waarlijk, jij leidt zeker naar een recht Pad.”
Allen plegen zij uit de Boodschapper van Allah te putten.
Alsof hij een zee is waaruit zij scheppen of een meer waaruit zij een teug nemen.
Mohammed (vrede zij met hem) was geen koning die wenste zijn koningschap te vestigen en zijn leger te mobiliseren. Hij was echter een onfeilbare voorman, verblijder, waarschuwer en gezant naar iedere koning, onderdaan, lijfeigene, vrije mens, arme, rijke, blanke, zwarte, Arabier en niet-Arabier.
“En Wij hebben jou slechts gestuurd als een genade voor de werelden.”
Wat betreft zijn adolescentie; hij was de parel onder de jeugdigen, kuis, viriel, vol inzicht, weldoordacht en welbespraakt. Nooit heeft iemand hem kunnen betrappen op een leugen, misstap of gebrekkigheid. Puur was hij qua uiterlijk en innerlijk, charismatisch, eerbiedig, welbevallig qua karakter, aangenaam in zijn voorkomen, waarachtig, proper en behaaglijk.
Zijn vijanden waren ondanks hun overdreven vijandigheid, vreselijke listen en ongekende afgunst niet in staat enige tekortkoming bij hem aan te treffen. Sterker nog, zij troffen slechts datgene aan wat hen van kwaadheid deed laaien, zoals zijn feilloze levensstijl, daadkracht, rechtschapenheid en fatsoen. In zijn jeugd was hij het die zij in vertrouwen namen, bij wie zij te rade gingen, die zij aanstelden als rechter in hun geredetwist. Hij diende voor hen als rolmodel wat betreft goedheid, verhevenheid, verstandigheid en welbespraaktheid.
“En waarlijk, jij beschikt zeker over een hoogstaand karakter.”