Bescherming tegen djinns

67569

Alle lof zij Allah.

Djinns kunnen niet door ons gezien worden. Imam ash-Shaaficie heeft gezegd: “Eenieder met een gezonde persoonlijkheid die claimt een djinn gezien te hebben, zijn verklaring is niet langer geldig. Want Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, hij en zijn nageslacht zien jullie van(daar) waar jullie hen niet zien.”

(Soerat al-Acraaf: 27)

Dit met uitzondering van een Profeet.”

(Ahkaam ul-Qoer’aan)

Ibn Hazm heeft gezegd: “Djinns bestaan. Het zijn schepselen die geschapen zijn door Allah. Onder hen bevinden zich gelovigen en ongelovigen. Zij kunnen ons zien maar wij kunnen hen niet zien. Zij eten, hebben kinderen en overlijden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“O verzameling van djinns en mensen.”

(Soerat al-Ancaam: 130)

“En de djinns hebben Wij eerder uit rookloos vuur geschapen.”

(Soerat al-Hidjr: 27)

“En dat er waarlijk onder ons moslims zijn en (dat anderen) onder ons onrechtplegers zijn. En wie zich onderwerpt (aan Allah), zij zijn degenen die de Leiding hebben nagestreefd. En wat betreft de onrechtplegers, zij zullen brandstof voor de Hel zijn.”

(Soerat al-Djinn: 14-15)

“Voorwaar, hij en zijn nageslacht zien jullie van (daar) waar jullie hen niet zien.”

(Soerat al-Acraaf: 27)

“Nemen jullie hem (de satan) en zijn nakomelingen toch als helpers naast Mij, terwijl zij (in werkelijkheid) vijanden voor jullie zijn?

(Soerat al-Kahf: 50)

“Alles wat zich op haar (d.w.z. de aarde) bevindt, zal vergaan.”

(Soerat ar-Rahmaan: 26)

“Iedere ziel zal de dood proeven.”

(Soerat Aali cImraan: 185)

(al-Moehalla)

Zou je iets hebben gezien, dan is dit slechts je verbeelding, een illusie of het kan een djinn in een andere vorm zijn dan waarin Allah het heeft geschapen.

Het is bewezen dat er djinns zijn die de mensen schaden en dit is ook daadwerkelijk gebeurd. Bescherming hiertegen kan men verkrijgen door het reciteren van de Koran en Adhkaar (gedenken van Allah) te doen die voorgeschreven zijn in de Islamitische wetgeving.

Sheikh Ibn ul-cOethaymien zei: “Zonder twijfel kunnen djinns een schadelijk effect hebben op mensen en ze zelfs doden. Ze kunnen een persoon schaden door stenen naar hem te gooien, hem te beangstigen en andere zaken die bewezen zijn in de Soennah of duidelijk wordt door werkelijke gebeurtenissen. Ook is het overgeleverd dat de Boodschapper (vrede zij met hem) één van zijn metgezellen toestemming gaf naar zijn vrouw te gaan gedurende één van de militaire tochten (waarschijnlijk al-Khandaq). Hij trof zijn vrouw staand bij de deur aan en maakte hiertegen bezwaar. Ze zei tegen hem: “Ga naar binnen”. Hierop ging hij naar binnen en vond een slang opgerold op bed aan. Hij had een speer bij zich en stak hem hiermee tot hij kwam te overlijden. Maar op het moment dat de slang kwam te overlijden, stierf ook de man. Het is niet bekend wie van hen eerst kwam te overlijden. Toen de Profeet (vrede zij met hem) dit hoorde, verbood hij het doden van onschadelijke slangen die in huizen worden gevonden. Met uitzondering van verminkte, de gestreepte en de kwaadaardige (slangen).

Dit duidt erop dat djinns mensen kunnen aanvallen en ze kunnen schaden, zoals ook bekend is uit andere gebeurtenissen. Er zijn vele vertellingen van een man die bij een verlaten gebied komt en niemand ziet en een steen toegeworpen krijgt, terwijl hij niemand ziet. Of dat hij stemmen hoort of geruis, zoals van het bewegen van de bomen. En ook andere zaken die hem van streek en angstig maken. Een djinn kan ook het lichaam van een mens binnentreden vanwege liefde, met de intentie om te schaden of om andere redenen. Dit wordt duidelijk in het vers (interpretatie van de betekenis):

“Degenen die de rente nuttigen zullen (op de Dag der Opstanding) niet anders opstaan dan als een persoon die door de satan tot bezetenheid is geslagen.”

(Soerat al-Baqarah: 275)

In zulke gevallen kan de djinn spreken vanuit die persoon en degene aanspreken die Koranverzen over hem reciteert. De reciteur kan een belofte krijgen van de djinn nooit meer terug te keren, of andere zaken waarover vele verhalen zijn die wijdverspreid zijn tussen de mensen.

Effectieve bescherming tegen het kwaad van een djinn is datgene te reciteren dat in de Soennah is overgeleverd, zoals Aayat ul-Koersiy. Als een persoon Ayaat ul-Koersiy in de nacht reciteert, dan zal hij door Allah beschermd worden en zal geen satan tot hem komen tot aan de ochtend. En Allah is de Beschermer.”

(Madjmoec ul-Fataawa ibn ul-cOethaymien)

De Soennah vermeldt een aantal Adhkaar waarmee bescherming tegen de Shayaatien (satans) gezocht kan worden. Dit zijn onder meer:

1.     Het zoeken van toevlucht bij Allah tegen de djinns.

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En als een influistering van de satan jou tot woede drijft, zoek dan jouw toevlucht bij Allah. Waarlijk, Hij is Alhorend, Alwetend.”

(Soerat Foessilat: 36)

“En als een influistering van de satan jou tot woede drijft, zoek dan jouw toevlucht bij Allah. Waarlijk, Hij is Alhorend, Alwetend.”

(Soerat al-Acraaf: 200)

Soelaymaan ibn Sard heeft overgeleverd dat twee mannen elkaar over en weer beschuldigden in het bijzijn van de Profeet (vrede zij met hem), totdat het gezicht van één van hen rood werd. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Ik ken een woord dar als hij deze zou uitspreken, datgene waar hij aan lijdt zal weggaan: “Acoedhoe billaahi min ash-Shaytaan ir-Radjiem.” (Ik zoek mijn toevlucht bij Allah tegen de vervloekte duivel)

(al-Boekhaarie en Moeslim)

2.     Het reciteren van al-Moecawwidhatayn (de laatste twee hoofdstukken in de Koran, namelijk Soerat al-Falaq en an-Naas).

Aboe Sacied al-Khoedrie heeft gezegd: “De Profeet (vrede zij met hem) was gewoon toevlucht te zoeken bij Allah tegen de djinns en het boze oog, totdat al-Moecawwidhatayn werden geopenbaard. Toen deze werden geopenbaard, reciteerde hij deze en niets anders.”

(at-Tirmidhie, an-Nasaa’ie en Ibn Maadjah)

3.     Het reciteren van Aayat ul-Koersiy

Aboe Hoerayrah heeft gezegd: “De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) stelde mij aan voor het bewaken van de Zakaat van Ramadan. Iemand kwam naar mij toe en begon handenvol voedsel te pakken. Ik pakte hem en zei: “Ik zal je naar de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) brengen.” Hij zei: “Ik zal je enkele woorden leren waarmee Allah jou profijt zal schenken.” Ik vroeg hem: “Welke zijn dit?” Hij antwoordde: “Als je gaat slapen, reciteer dan het vers (interpretatie van de betekenis):

“Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Onderhouder. Sluimer noch slaap overmant Hem. Aan Hem behoort datgene wat zich in de hemelen en datgene wat zich op de aarde bevindt toe. Wie is degene die bij Hem kan bemiddelen, behalve met Zijn Toestemming? Hij weet wat er vóór hen(d.w.z. in de toekomst) is en wat er achter hen (d.w.z. in het verleden) is. En zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, behalve dat wat Hij wil. Zijn Zetel strekt zich uit over de hemelen en de aarde. En Hij voelt geen vermoeidheid in het bewaken van beide. En Hij is de Meest Verhevene, de Meest Grandioze.”

(Soerat al-Baqarah: 255)

Allah zal dan een beschermer voor je aanstellen die bij je blijft en geen satan zal je benaderen tot de ochtend.” De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) vroeg mij: “Wat heeft jouw gevangene vannacht gedaan?” Ik antwoordde: “O Boodschapper van Allah, hij heeft me iets geleerd en beweerde dat Allah me ermee profijt zal schenken.” Hij (vrede zij met hem) vroeg: “Wat is het?” Ik antwoordde: “Hij leerde me Aayat ul-Koersiy te reciteren als ik ga slapen, dat geen satan me tot de ochtend zal benaderen en dat Allah een beschermer over mij zal aanstellen die tot de morgen bij me blijft.” De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Hij heeft je de waarheid verteld, ondanks dat hij van nature een leugenaar is. Dat was de satan.”

(al-Boekhaarie)

4.     Het reciteren van Soerat al-Baqarah.

Aboe Hoerayrah heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Maak van jullie huizen geen graven. Want de satan rent weg van een huis waarin Soerat al-Baqarah wordt gereciteerd.”

(Moeslim)

5.     Het reciteren van de laatste verzen van Soerat al-Baqarah.

Aboe Mascoed al-Ansaarie heeft overgeleverd: “De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Eenieder die de laatste twee verzen van Soerat al-Baqarah in de nacht reciteert; het zal genoeg zijn voor hem (ter bescherming).”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Noecmaan ibn Bashier heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Allah heeft tweeduizend jaar voor Hij de hemelen en de aarde schiep een Boek geschreven waarvan de laatste twee verzen van Soerat al-Baqarah waren geopenbaard. Als zij drie nachten worden gereciteerd, zal geen satan in huis blijven.”

(at-Tirmidhie)

6.     Het honderd keer opzeggen van “Laa Ilaaha illAllaah wahdahoe laa Shariekalah, lahoel-Moelk, wa lahoel-Hamd, wa Hoewa cala koelli Shay’in Qadier”(er is geen ware god dan Allah, Hij is de Enige ware God, geen deelgenoot heeft Hij. Het Koninkrijk behoort tot Hem en alle lof komt Hem toe en Hij is tot alles in staat.)

 

Aboe Hoerayrah heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Eenieder die in één dag honderd keer “Laa Ilaaha illAllaah wahdahoe laa Shariekalah, lahoel-Moelk, wa lahoel-Hamd, wa Hoewa cala koelli Shay’in Qadier” zegt, zal een beloning krijgen gelijk aan het bevrijden van tien slaven, zullen er honderd goede daden voor hem geschreven worden, honderd slechte daden uit zijn boeken worden gewist en zal het een bescherming voor hem zijn tegen de satan gedurende die dag totdat de avond valt. Niemand zal beter dan hem bereiken, behalve degene die meer doet dan hij heeft gedaan.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

7.     Het veelvuldig verrichten van Dhikr (gedenken van Allah).

Al-Haarith al-Ashcarie (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Allah heeft (de Profeet) Yahya ibn Zakariyyaa (vrede zij met hem) bevolen vijf zaken te volgen en op te dragen aan de Kinderen van Israël… En hij beval hen om Allah te gedenken. En de gelijkenis hiervan is als een man die wordt achtervolgd door de vijand en uiteindelijk een sterke vesting bereikt waarin hij bescherming vindt. Net zo vindt de mens geen bescherming tegen de satan, behalve middels het gedenken van Allah…”

(at-Tirmidhie)

8.     De Adhaan (de oproep tot het gebed).

Soehayl ibn abie Saalih zei: “Mijn vader stuurde me naar Banoe Haarithah met een slaaf of metgezel van ons. Vanuit een tuin riep iemand zijn naam. Degene die met me was keek in de tuin en zag niets. Ik vertelde dit aan mijn vader die zei: “Als ik had geweten dat dit jullie zou overkomen, dan had ik jullie niet gestuurd. Als je een stem hoort, verricht dan de oproep tot het gebed. Ik heb Aboe Hoerayrah namelijk horen overleveren dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft gezegd:“Als de satan de oproep tot het gebed hoort, rent hij snel weg.”

(Moeslim)

Het woord dat hier wordt vertaald als “rent snel weg” kan ook “het laten van een wind betekenen”.

9.     Het reciteren van de Koran biedt bescherming tegen de satan.

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En wanneer jij (o Mohammed) de Koran voordraagt, plaatsen Wij tussen jou en degenen die niet in het Hiernamaals geloven een bedekkende afscheiding.”

(Soerat al-Israa’: 45)

En Allah weet het het beste.

Sheikh Mohammed Saalih al-Moenaddjid