Het bestuur van stichting as-Soennah heeft na het verzoek van de Commissie parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (hierna: ondervragingscommissie) een aantal basale vragen gesteld die het tot op heden niet beantwoord heeft gekregen. Alvorens te kunnen voldoen aan het verzoek is het noodzakelijk dat er op een open en transparante wijze inzicht wordt gegeven in het onderzoek. Dat ontbreekt nu volledig en dat draagt niet bij aan het vertrouwen dat het wel zou moeten hebben.
De belangrijkste vraag die het bestuur heeft gesteld, is of het onderzoek uitsluitend beperkt is tot islamitische instellingen en zo ja wat daar de onderbouwing van is. Immers buitenlandse financiering van religieuze instellingen komt ook voor bij andere religieuze gemeenschappen, ook uit onvrije landen. Voor de goede orde, buitenlandse financiering is op dit moment niet in strijd met de geldende wet- en regelgeving.
Wij hebben eerder grote bezwaren en twijfels geuit over de wijze waarop de ondervragingscommissie ‘onvrij’ definieert. De ondervragingscommissie stelt verder dat zij onze stichting als te onderzoeken casus heeft geselecteerd. Ook hier missen wij een degelijke onderbouwing. Daarbij roept het bij ons de vraag op welke casussen de ondervragingscommissie nog meer heeft onderzocht en waarom deze wel/niet meegenomen worden in het onderzoek.
Wij zijn van mening dat zolang er geen openheid en duidelijkheid bestaat over de precieze afbakening van het onderzoek, wij gerechtvaardigde twijfels hebben over de aanstaande ondervraging. Het heeft ons dan ook uitermate bevreemd dat verschillende media weer selectief ons persbericht van 7 januari jl. hebben geïnterpreteerd alsof de stichting haar medewerking niet zou willen verlenen. Het bestuur van de stichting is wel degelijk bereid haar medewerking te verlenen, mits de bovenstaande vragen op een adequate wijze worden beantwoord. Het handelen van de media en de ondervragingscommissie typeert het huidige polariserende klimaat, waar naast politici ook verschillende media een dubieuze rol in spelen. Wij hebben met z’n allen de politici in de Tweede Kamer gekozen om het welzijn van alle burgers in dit land te bevorderen en niet om selectief minderheden tot doelwit te maken. Het staat buiten kijf dat dit nu wel het geval is. En dat is een buitengewoon kwalijke zaak wat grote consequenties kan hebben voor de toekomst. Waar zal deze heksenjacht op moslims eindigen vragen wij ons af? Hoe kan het dat een overheid op vergaande wijze het gelijkheidsprincipe en de vrijheid van godsdienst zo met de voeten treedt en daar maatschappelijk geen ophef over is? Artikel 1 en artikel 6 van onze Grondwet lijken daarmee een dode letter te zijn.
Wij vinden het belangrijk om een duidelijk signaal naar de samenleving af te geven dat het tot doelwit maken van specifieke groepen de democratische rechtsstaat geen dienst bewijst. Het tegendeel is waar, het ondergraaft het. Zeker als men bedenkt dat de parlementaire ondervraging niet een op zichzelf staand gegeven is. Het past in een lange rij van maatregelen en wetten waar moslims in hun vrijheden worden beperkt.
Het bestuur van de stichting zal de komende dagen bezien hoe het verzoek van de ondervragingscommissie behandeld zal worden. Wij zullen onze achterban dan ook spoedig informeren.
Bestuur stichting as-Soennah
12 januari 2020