Onderwijsinspectie onafhankelijk?

3347

De case rond het hoofdstedelijke Cornelius Haga Lyceum groeit uit tot een landelijke testcase voor tolerantie, vrijheid van onderwijs en gelijkberechtiging van de islamitische minderheid. Met als basis de legitimiteit van een overheid die een diep gewantrouwde school wil sluiten op zwakke feitelijke argumenten, via sluipwegen van de schoolinspectie en de AIVD.

Het fenomeen ‘institutionele vooringenomenheid’, eerder bij de fiscus door de commissie-Donner als oorzaak gezien van het toeslagenschandaal, lijkt ook hier van toepassing te zijn. Deze hele situatie speelt zich af onder de falende regie van burgemeester Halsema die het tegenovergestelde bereikte van wat er kennelijk beoogd werd.

De lokale islamitische gemeenschap is nu verenigd tégen de overheid, gevoelens van discriminatie en wantrouwen zijn toegenomen, de steun voor het gewraakte schoolbestuur is sterker geworden en het aantal leerlingen is verdubbeld. De hele kwestie rondom de school is prestigezaak geworden. Overheidsbeleid en -communicatie hebben in alle opzichten gefaald.

Kortom, wie de hoop koesterde dat de staat succesvol zou zijn in het beperken van zogenoemde ‘salafistische’ invloed in de moslimgemeenschap, komt van een koude kermis thuis. Ook is (gelukkig) gebleken hoe stevig de bescherming van het recht op vrijheid van onderwijs is – het Haga-lyceum wist zich telkens weer bij de rechter te revancheren en spon uiteindelijk garen bij de controverse. Ook de AIVD werd terechtgewezen door de eigen commissie van toezicht. Dit vanwege het doelbewust publiceren van onvoldoende onderbouwde informatie. De Onderwijsinspectie wordt in NRC hevig bekritiseerd door deskundigen in het onderwijsrecht. Ze trad ‘buiten haar bevoegdheden’ en ‘leed aan tunnelvisie’.

Het beeld van een onafhankelijke en onpartijdige inspectie is na de journalistieke reconstructie volledig in rook opgegaan. Ministers Arie Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs, ChristenUnie) en Ferdinand Grapperhaus (Justitie en Veiligheid, CDA) en de Kamer hadden het verlangen deze school te stoppen, nota bene ‘desnoods buiten de reguliere onderwijswetgeving om’. Dat had natuurlijk al alle alarmbellen moeten doen afgaan. Of de inspectie daar maar de munitie voor wilde aandragen. En zo schoof de inspectie aan bij de Haagse ‘Taskforce problematisch gedrag en ongewenste financiering’ – een club ambtenaren die het radicale salafisme moest ‘aanpakken’, ook als het de wet níét overtrad. Men was dus op zoek naar een stok om de hond mee te slaan dus. Dit ondanks dat strafrecht noch bestuursrecht mogelijkheden boden, en onder meer omdat openbare orde en veiligheid niet acuut werden bedreigd.

‘Ongewenst’ en ‘problematisch’ blijven dan vervolgens over – wat binnen de toegelaten bandbreedte van de pluriforme democratische rechtsstaat valt. De vrijheid van meningsuiting omvat het recht ‘to shock, offend and disturb’. Schokken, kwetsen en verontrusten zijn volgens de rechter toegelaten. Minderheden en hun mogelijk afwijkende of zelfs onwelgevallige opvattingen zijn principieel beschermd. Inclusief de vrijheid om religieus geïnspireerd onderwijs voor de eigen groep te organiseren, uit culturele overwegingen.

Als dergelijk pluralisme het probleem blijkt dan dient dáár een politiek debat over te worden gevoerd. Is er nog draagvlak voor bijzonder onderwijs als dat ook ‘salafisme’ kan inhouden, terwijl het tegelijk voldoet aan alle didactische, organisatorische en burgerschapseisen? Dat doet er meer toe dan uit ongemak het Haga bestuurlijk blijven frustreren. Zeker zolang er geen daadwerkelijke belastende feiten zijn aangetoond.

Bron: NRC.nl

Team al-Yaqeen