Niet tegen te spreken kennis

14602

Tot de bewijzen van de Koran behoort de aankondiging van allerlei zaken over het ongeziene. De Profeet (vrede zij met hem) was niet in staat om op eigen kracht dat soort informatie over eerdere Profeten en volkeren te weten. Informatie welke deels terug te vinden was in de Boeken van de joden en de christenen, en deels niet eens bekend was bij hen. Zelfs zaken die de Lieden van het Boek achterhielden, bracht de Koran weer aan het licht.

Een belangrijke kanttekening die hierbij gemaakt dient te worden, is dat de Lieden van het Boek dit alles aanhoorden en niet in staat waren om dit te ontkennen. Hiermee wordt nog eens benadrukt dat de Koran het Woord van God is en dat Mohammed Zijn Boodschapper is. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, deze Koran vertelt aan de kinderen van Israël het merendeel van datgene waarover zij (van mening) verschillen.”

(Soerat an-Naml: 76)

“En vraag hen over de stad die bij de zee lag, toen zij (de wetten) op de Sabbat (zaterdag) overtraden. Hun vissen kwamen openlijk naar hen (toe) op de dag van hun Sabbat. En op de dagen dat zij geen Sabbat hadden, kwamen zij niet naar hen (toe). Zo beproefden Wij hen vanwege het verderf dat zij zaaiden.”

(Soerat al-Aʿraaf: 163)

“En (gedenk) toen Moesa tegen zijn volk zei: “O mijn volk, waarom kwetsen jullie mij, terwijl jullie zeker weten dat ik waarlijk de Boodschapper van Allah ben (die) naar jullie (is gestuurd)?” Toen zij vervolgens (van de Waarheid) afweken, deed Allah hun harten (van de Leiding) afwijken. En Allah leidt het verdorven volk niet.

En (gedenk) toen ʿIesa, de zoon van Maryam, zei: “O kinderen van Israël, waarlijk, ik ben de Boodschapper van Allah (die) naar jullie (is gestuurd), ter bevestiging van datgene wat er vóór mij was (geopenbaard) van de Thora en als verkondiger van (de komst van) een Boodschapper die na mij komt, waarvan de naam Ahmad is.” Maar toen hij vervolgens met duidelijke Bewijzen naar hen kwam, zeiden zij: “Dit is duidelijke tovenarij.”

(Soerat asSaff: 5-6)

“Wij vertellen jou (o Mohammed) de beste verhalen door middel van datgene wat Wij aan jou openbaarden van deze Koran. En jij behoorde daarvóór (d.w.z. voordat de Openbaring tot jou kwam) zeker tot de argelozen.

(Gedenk) toen Yoesoef tegen zijn vader (Yaʿqoeb) zei: “O mijn vader, waarlijk, ik zag (in een droom) elf planeten en de zon en de maan. Ik zag ze voor mij neerknielen.”

(Soerat Yoesoef: 3-4)

“Dit behoort tot de berichten van het onwaarneembare die Wij aan jou (o Mohammed) openbaren. En jij was niet met hen toen zij hun pennen wierpen (om te verloten en) om (zo) te bepalen wie de zorg voor Maryam op zich zou nemen. En jij was niet met hen toen zij (hierover) redetwistten.”

(Gedenk) toen de Engelen zeiden: “O Maryam, waarlijk, Allah verblijdt jou met een Woord (afkomstig) van Hem, genaamd de Messias ʿIesa, de zoon van Maryam. En hij zal in de wereld en in het Hiernamaals geëerd zijn en hij behoort tot degenen die dicht bij (Allah) staan.”

En hij spreekt tot de mensen vanuit zijn wieg en op een oude leeftijd, en hij behoort tot de rechtschapenen.”

(Soerat Aali ʿImraan: 44-46)

“Of dacht jij (o Mohammed) dat de mensen van de grot en ar-Raqiem tot Onze verbazingwekkende Tekenen behoorden?”

(Soerat al-Kahf: 9)

“En zij vragen jou over Dhoel-Qarnayn. Zeg: “Ik zal jullie iets over hem vertellen.” Voorwaar, Wij vestigden hem op aarde en Wij gaven hem het middel van alle zaken (d.w.z. kennis). Dus volgde hij een weg.

(Soerat al-Kahf: 83-85)

“Alif-Laam-Miem. De Romeinen zijn overwonnen. In het laagste (punt) op aarde. En zij zullen na hun nederlaag overwinnen. (Dit) binnen een aantal jaren. Aan Allah behoort (het oordeel over) de zaak toe, ervóór en erna. En op die dag zullen de gelovigen verblijd zijn. Met de Hulp van Allah (aan de Romeinen tegen de Perzen). Hij helpt wie Hij wil (aan een overwinning). En Hij is de Almachtige, de Meest Genadevolle. (Dit is) een Belofte van Allah. Allah verbreekt Zijn Belofte niet, maar de meeste mensen weten (het) niet.”

(Soerat ar-Roem: 1-6)