Yoenoes ibn ‘Oebayd zei: “Hoe vreemd zijn degenen die vandaag de dag uitnodigen naar de Soennah. Nog vreemder zijn degenen die antwoorden en de Soennah accepteren.”
Sheikh Saalih al-Fawzaan (moge Allah hem behouden) zei hierover het volgende: “De Soennah is iets vreemds geworden. En degenen die ertoe uitnodigen zijn vreemd. Degenen die ernaar handelen zijn nog vreemder. Zonder enige twijfel zullen er tijden zijn van vreemdheid met betrekking tot de Soennah en haar mensen. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt de Soennah vreemd en Ahl us-Soennah zijn de vreemdelingen. Daarom zei hij (vrede zij met hem): “De Islam begon als iets vreemds, en het zal weer vreemd worden, zoals het in het begin was. Blijde tijdingen dus voor de vreemdelingen!”
(al-Boekhaarie)
Men vroeg: “Wie zijn de vreemdelingen, O Boodschapper van Allah?” Hij (vrede zij met hem) antwoordde: “Degenen die zullen zuiveren wanneer de mensen verdorven zullen zijn.”
(Ahmad)
In een andere overlevering: “Zij zuiveren wat de mensen hebben verdorven.”
(at-Tirmidhie)
Dit zijn de vreemdelingen aan het einde der tijden. Zij houden vast aan de Soennah als de mensen verdorven zullen zijn. Zij betrachten geduld als zij worden geraakt door schade. Zij betrachten geduld in deze vreemdheid tussen de mensen. Dit omdat degenen die zich tegen hen verzetten talrijk zijn en zij vreemden zijn tussen de mensen.”
Ithaaful Qaarie Bitta’liqaat Alaa Sharh us-Soennah Lil Imaam Barbahaarie Rahimahullaah
(boekdeel 2, blz. 310-311)