Wanhoop niet

11261

Allah heeft de mens geschapen en plaatste in hem bepaalde eigenschappen, zoals verlangen, lust, haastigheid, woede en hebzucht. Vervolgens heeft Hij de satan in staat gesteld om op deze eigenschappen in te spelen. Onder schoonschijnende voorwendselen is de satan in staat om de mens naar onzedig gedrag te leiden en van de Weg van Allah af te houden. Soms weet de mens zich staande te houden in de storm van die satanische influisteringen en soms bezwijkt hij. Maar wat moet iemand doen als hij zich laat meeslepen door dergelijke influisteringen?

Omdat Allah de Meest Barmhartige is, gaf Hij ons een uitweg en een manier om onze zonden uit te wissen. Hij opende voor ons de poorten van berouw. Hij gaf ons zelfs de kans om via het tonen van berouw de gepleegde zonden in verdiensten om te zetten. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Behalve wie berouw toont, gelooft en goede daden verricht. Voor diegenen zal Allah hun slechte daden inruilen voor goede daden. En Allah is de Meest Vergevingsgezinde, Meest Barmhartige.”

(Soerat al-Foerqaan: 70)

Zolang de doodsrochel niet heeft geklonken, staan de poorten van berouw wijd open. Ze staan open voor alle zondaars, ongeacht de ernst van hun zonden. Want niets kan boven de Barmhartigheid van Allah triomferen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“O Mijn dienaren die buitensporig zijn geweest tegenover zichzelf (door het begaan van zonden), wanhoop niet aan de Genade van Allah. Voorwaar, Allah vergeeft alle zonden. Waarlijk, Hij is de Meest Vergevingsgezinde, de Meest Genadevolle.”

(Soerat az-Zoemar: 53)

Imam Aboe Ismail