Hoofdstuk 11: Het scheren van het hoofd

41307

Er zijn vier bekende daden op de dag van an-Nahr, de tiende dag van de maand Dhoel-Hiddjah. Dat zijn het stenigen, het slachten, het scheren van het hoofd en daarna de Tawaaf. We zullen het hier hebben over het scheren van het hoofd of korter maken van het haar. Dit als een aanbidding aan Allah, in gehoorzaamheid aan Hem en het toenadering zoeken tot Hem op deze grootse dag.

Het scheren is het compleet verwijderen van het haar op de hoofd. Terwijl het korter maken het verminderen van het haar op het gehele hoofd is. Het scheren of kortknippen is één van de verplichtingen van de Hadj en de ʿOemrah en het is niet toegestaan dit achterwege te laten. Het bewijs hiervoor zijn de Woorden van Allah, de Verhevene, zeggende (interpretatie van de betekenis):

“Jullie zullen (zoals Mohammed in zijn droom heeft gezien) zeker al-Masdjid ul-Haraam (de gewijde Moskee in Mekka) binnentreden, als Allah het wil. (Jullie zullen het binnengaan) in staat van veiligheid, (en) met jullie (kaal)geschoren en kortgeknipte hoofden, zonder (enige) vrees.”

(Soerat al-Fath: 27)

Ibn Qoedaamah (moge Allah genadig met hem zijn) heeft gezegd: “Als het niet zou behoren tot de rituelen van de Hadj, dan zou Allah het niet op deze manier beschrijven.”

(al-Moeghnie; boekdeel 5, blz. 305)

Al-Boekhaarie en Moeslim hebben overgeleverd dat Ibn ʿAbbaas heeft gezegd: “Toen de Profeet (vrede zij met hem) naar Mekka kwam, beval hij zijn metgezellen de Tawaaf rond het Huis te verrichten en te lopen tussen as-Safaa en al-Marwah, en vervolgens uit de staat van Ihraam te treden en de haren te scheren of kort te knippen.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Het is één van de verplichtingen van de Hadj en ʿOemrah. Wie dus niet scheert of zijn haar korter knipt, moet dit goed maken door een offerdier te slachten. Het (scheren/kortknippen) is een teken dat de staat van Ihraam is beëindigd. En het behoort tot de navolging van de daden van de Boodschapper (vrede zij met hem). Hij schoor namelijk zijn hoofd en beval zijn metgezellen hun hoofden te scheren, hun onreinheden weg te werpen en de ongekamde haren te verwijderen. Het (scheren/kortknippen) is een daad van het nederig plaatsen van het voorhoofd voor je Heer vanwege Zijn Grootsheid en in onderwerping aan Zijn Eer. Het behoort tot de meest intense vormen van ʿOeboediyyah (aanbidding) tot Allah, de Geprezene en Verhevene.

Als de moslims deze grootse daad van gehoorzaamheid en belangrijke aanbidding verrichten ter verering van Allah en in navolging van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem), dan is het verplicht te weten dat het scheren van het hoofd of het kortknippen van het haar gedaan wordt ter aanbidding en toenadering tot Allah. En dat het niet toegestaan is om het te verrichten voor een ander dan Allah, de Geprezene en Verhevene.

De grote imam, Sheikh ul-Islaam ibn Taymiyah, werd gevraagd over mensen die hun hoofd scheren op aandringen van hun Mashaayikh ter verering van graven. Terwijl zij het zien als een middel tot toenadering tot Allah en als aanbidding. Is dit Soennah of Bidʿah? Is het scheren van het hoofd in het algemeen een Soennah of Bidʿah?

Hij (moge Allah genadig met hem zijn) antwoordde: “Het scheren van het hoofd kent vier soorten.

De eerste is het scheren van het hoofd tijdens de Hadj en ʿOemrah. Dit behoort tot datgene dat Allah en Zijn Boodschapper (vrede zij met hem) hebben bevolen. Het is voorgeschreven en bevolen in het Boek, de Soennah en de consensus van de gemeenschap. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Jullie zullen (zoals Mohammed in zijn droom heeft gezien) zeker al-Masdjid ul-Haraam (de gewijde Moskee in Mekka) binnentreden, als Allah het wil. (Jullie zullen het binnengaan) in staat van veiligheid, (en) met jullie (kaal)geschoren en kortgeknipte hoofden, zonder (enige) vrees.”

(Soerat al-Fath: 27)

Er zijn meerdere overleveringen van de Profeet (vrede zij met hem) dat hij zijn hoofd schoor tijdens zijn Hadj en ʿOemrah en zoals ook zijn metgezellen deden. Sommigen van hen schoren hun hoofd en sommige knipten hun haar kort. Het scheren is beter dan het kortknippen, omdat de Profeet (vrede zij met hem) zei: “O Allah, vergeef degenen die hun hoofd scheren.” De metgezellen vroegen: “O Boodschapper van Allah, en degenen die hun haar kort knippen?” Hij zei: “O Allah, vergeef degenen die hun hoofd scheren.” De metgezellen zeiden: “O Boodschapper van Allah, en degenen die hun haar kort knippen?” Hij zei: “O Allah, vergeef degenen die hun hoofd scheren.” De metgezellen zeiden: “O Boodschapper van Allah, en degenen die hun haar kort knippen? Waarna hij zei: “En degenen die hun haar kort knippen.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

In de afscheidsbedevaart beval hij (vrede zij met hem) de metgezellen die een offerdier hadden meegenomen om hun haar kort te knippen, als zij de Tawaaf rond het Huis hadden verricht, tussen as-Safaa en al-Marwah hadden gelopen voor de ʿOemrah. En daarna hun hoofden te scheren als zij de Hadj eenmaal hadden voltooid. Op deze manier combineerde hij allereerst het kort knippen van het haar en ten tweede het scheren van het hoofd.

De tweede vorm is het scheren van het hoofd met een noodzaak. Bijvoorbeeld het scheren van het hoofd voor een behandeling. Ook dit is toegestaan volgens het Boek, de Soennah en de consensus van de geleerden. Allah heeft het de bedevaartganger toegestaan, terwijl het normaal niet is toegestaan, zijn hoofd te scheren tot het voltooien van de Hadj rituelen om zijn hoofd te scheren als hij lijdt. Zo zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“En scheer jullie hoofden niet, totdat het offerdier zijn plaats bereikt. En wie van jullie ziek is of een aandoening aan zijn hoofd heeft (wat het scheren noodzakelijk maakt), dient het af te kopen door te vasten of liefdadigheid uit te geven of door een offerdier te slachten, als jullie vervolgens in veiligheid zijn.”

(Soerat al-Baqarah: 196)

Waar de moslims overeenstemming over hebben is de overlevering van Kaʿb ibn ʿOedjrah dat toen de Profeet (vrede zij met hem) hem passeerde tijdens de ʿOemrah van al-Hoedaybiyah, er luizen vielen van zijn hoofd. De Profeet (vrede zij met hem) zei tegen hem: “Schaden de luizen je?” Kaʿb zei: “Ja”. Waarop de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Scheer je hoofd. En offer een schaap, of vast drie dagen of voed zes behoeftige mensen.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Men is het eens over de authenticiteit van deze overlevering en wordt door alle moslims geaccepteerd.

De derde vorm van het scheren van het hoofd is de vorm die wordt gedaan uit aanbidding, geloof en toewijding, anders dan bij de Hadj of ʿOemrah.

Bijvoorbeeld wanneer iemand die berouw toont en na zijn berouw zijn hoofd wilt scheren. Zo ook degene die zijn hoofd scheert als symbool om te behoren tot de mensen van rituelen en religie. Of als een teken van complete toewijding en aanbidding, of als een teken dat degene die het scheert beter, religieuzer en meer toegewijd is dan degene die dit niet doet.

Dan zijn er ook nog degenen die zich vastklampen aan bepaalde Mashaayikh. In zo’n mate dat als zij berouw tonen, zij hun hoofd scheren of wat van hun haar knippen. De Sheikh bepaalt wie de schaar en gebedskleed heeft, zodat hij op dat kleed (en niet met de moslims) kan bidden. Hij knipt het haar van de mensen om te laten zien dat dit tot zijn volledige gezag behoort.

Dit alles is Bidʿah en is nooit door Allah of Zijn Boodschapper bevolen, noch is het verplicht of aanbevolen door één van de geleerden van de religie. Geen van de metgezellen heeft dit gedaan en ook niemand van degenen die de metgezellen in het goede volgden hebben dit gedaan. Ook geen van de geleerden van de moslims die bekend staan om toewijding en aanbidding, en niet de metgezellen, de volgelingen en degenen die na hen kwamen.

Er waren er die de Islam accepteerden in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem), maar nooit heeft hij hun bevolen hun hoofden te scheren bij het binnentreden van de Islam en noch heeft hij iemands haar geknipt. Hij bad niet (alleen) op een gebedskleed, maar verrichtte het gebed als imam met de moslims. Hij was gewoon om te bidden waarop zij dat deden. Hij zat waar zij gewoon waren te zitten. Hij onderscheidde zichzelf nooit van hen door op iets speciaals te zitten, zoals een gebedskleed of iets anders.

Wie deze Bidʿah, die verplicht noch aanbevolen is, neemt als een middel om toenadering te zoeken, als gehoorzaamheid, als pad naar Allah om hiermee de religie te vervolmaken, of berouwvollen aanspoort dit te doen – asceten dan wel aanbidders – dan is dit een dwalende persoon die van het Pad van de Barmhartige gedwaald is. Hij volgt de voetstappen van de Shayaatien.

De vierde vorm is het scheren van het hoofd anders dan als een ritueel of voor iets anders dan een noodzaak, niet om toenadering te zoeken tot Allah en niet om er religieuzer mee te worden. De mensen van kennis hebben hierover twee meningen op basis van twee overleveringen die aan imam Ahmad worden toegeschreven.

Het eerste is dat het afgeraden is. Dit is de Madhhab van Maalik en anderen. Het tweede is dat het toegestaan is. Dit is bekend bij de metgezellen van Aboe Haniefah en ash-Shaafiʿie.

Daarna vermeldde imam Ahmad het bewijs dat de geleerden gebruiken voor elk van deze uitspraken.”

(Madjmoeʿ ul-Fataawa; boekdeel 21, blz. 116-119)

Imam Ibn ul-Qayyim noemt in zijn boek ‘Zaad ul-Maʿaad’ een gelijke verdeling aan wat is voorafgegaan. Hij zegt dat van de verschillende vormen van het scheren van het hoofd er één is die Shirk is en dat er één is die Bidʿah is. Shirk is de vorm van het scheren van het hoofd voor een ander dan Allah, de Geprezene. Zoals degenen die Mashaayikh volgen en hun hoofden scheren voor hen.

Eén van hen zal zeggen: “Ik heb mijn hoofd geschoren voor die-en-die en jij hebt je hoofd geschoren voor die-en-die.” Dit is hetzelfde als te zeggen: “Ik heb de Soedjoed verricht voor die-en-die.” Het scheren van het hoofd dient namelijk gedaan te worden met nederigheid, in aanbidding en in onderwerping en wordt gedaan ter vervolmaking van de Hadj.

Daarna vermeldde hij afgedwaalde Mashaayikh die hun volgelingen misleiden door hen hun hoofden voor hen te laten scheren. Net zoals zij hen misleiden te prosterneren voor hen.”

(Zaad ul-Maʿaad; boekdeel 4, blz. 159-160)

Dit alles is duidelijk Shirk en een grote leugen. Allah vragen wij om bescherming.

Sheikh ʿAbdoer-Razzaaq ibn ʿAbdoel-Moehsin al-Badr

<<< Hoofdstuk 10                                                                                                 Hoofdstuk 12 >>>