Hoofdstuk 8: Vastklampen aan de Soennah

4898

Het behoort zeker tot de grootste voordelen en lessen van de Hadj voor de pelgrims aan het Huis van Allah, om het belang van de Soennah te kennen en zich hiertoe te beperken in alle daden van de Hadj. Het belang van het kennen van de Soennah wordt duidelijk aan de hand van de vele bedevaartgangers die je ziet samenkomen in kringen van kennis en gedenking. Zij stellen de geleerden veel vragen over de Hadj, hoe het verricht moet worden, de pilaren en verplichte zaken en de daden die het tenietdoen. Deze vragen worden gesteld met precisie en enthousiasme. Vooral door degenen die in hun Hadj bewust zijn van de woorden van de Boodschapper van Allah: “Neem jullie Hadj rituelen van mij.”

(Moeslim)

Daarom zal de Hadj niet door Allah worden geaccepteerd, totdat de moslim het verricht op de manier van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem), vasthoudt aan zijn leiding in de Hadj en zijn Soennah volgt. Dit zonder overdrijving of onachtzaamheid. En zonder extreem te zijn of zonder doel en zonder hieraan iets toe te voegen of weg te laten. Als een moslim dus vasthoudt aan de Soennah van de Profeet (vrede zij met hem) tijdens zijn Hadj en zich houdt aan de leiding van de Profeet, dan profiteert hij van de kennis die verplicht is in elke daad van gehoorzaamheid.

Net zoals het noodzakelijk is de rituelen van de Hadj van de Profeet te nemen, zo is het voor elke moslim noodzakelijk de leiding van de Profeet in elke daad van gehoorzaamheid te volgen. Dat is waarom de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Bid zoals jullie mij hebben zien bidden.”

(al-Boekhaarie)

Ook heeft hij (vrede zij met hem) over alle zaken van algemene gehoorzaamheid gezegd: “Wie een daad verricht die niet overeenstemt met onze zaak (de Islam), het zal verworpen worden.”

(Moeslim)

In een andere overlevering staat vermeld: “Wie iets toevoegt aan deze zaak van ons wat hiertoe niet behoort, het zal verworpen worden.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Alle daden die niet in overeenstemming zijn met de leiding van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zullen niet geaccepteerd worden door Allah. Dit komt naar voren in zijn de duidelijke woorden: “Wie een daad verricht die niet overeenstemt met onze zaak, het zal verworpen worden.”

(Moeslim)

Dit bewijst dat elke innovatie (Bidʿah) die aan deze religie wordt toegevoegd geen basis heeft in het Boek en de Soennah. Of dit nu op kennis gebaseerde verbale innovaties of op aanbidding gebaseerde innovaties zijn. Wie dus informeert dat iets anders dan Allah en Zijn boodschapper (vrede zij met hem) hebben bekendgemaakt of (aan)bidt op een manier die Allah en Zijn Boodschapper niet hebben voorgeschreven, dan keert het terug naar degene die het verricht en wordt het niet geaccepteerd.

Deze overlevering omvat ook de betekenis dat eenieder die een daad verricht in overeenstemming met wat Allah en Zijn boodschapper hebben bevolen, Allah aanbidt met de correcte overtuiging en verplichte en vrijwillige goede daden, zijn daad zal worden geaccepteerd.

Aboe Daawoed, at-Tirmidhie, Ibn Maadjah en anderen hebben overgeleverd dat al-ʿIrbaad ibn Saariyah (moge Allah genadig met hem zijn) zei: “De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) leidde ons die dag in gebed, keerde zich om tot ons en gaf ons een vermaning die onze harten deed schudden en ogen deed tranen. Wij vroegen: “Het lijkt erop dat dit een afscheidspreek is. Adviseer ons dus, o Boodschapper van Allah!” Hij zei: “Ik adviseer jullie te horen en te gehoorzamen. Zelfs al wordt een slaaf als leider over jullie aangesteld. Waarlijk, wie van jullie (na mij) in leven zal zijn, zal veel verschillen waarnemen. Houd jullie dan ook vast aan mijn handelswijze (Soennah) en de handelswijze van de rechtgeleide en rechtschapen kaliefen na mij. Bijt jullie erin vast met de (achterste) kiezen en waak jullie voor nieuwlichterijen. Want waarlijk elke (religieuze) innovatie is een afdwaling.”

(Aboe Daawoed, at-Tirmidhie en Ibn Maadjah)

Dat de Profeet (vrede zij met hem) in de overlevering zegt ‘elke innovatie is een afdwaling’ is afkomstig van een allesomvattende en welbespraakte preek. Deze uitspraak behoort tot de grootse principes van de religie. En het lijkt op de woorden van de Profeet (vrede zij met hem): “Wie iets toevoegt aan deze zaak van ons wat hiertoe niet behoort, het zal verworpen worden.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Eenieder die dus innoveert en iets toeschrijft aan de religie dat geen basis heeft waarnaar verwezen kan worden, ,maakt zich schuldig aan dwaling. Iets waar de religie vrij van is. De innovatie van degene die innoveert, zal verworpen worden en niet van hem worden geaccepteerd.

De Religie van Allah is gebouwd op twee geweldige en sterke principes en fundamenten:

1.     dat niemand aanbidden behalve Allah die geen deelgenoten heeft.
2.     dat we Hem niet aanbidden behalve met wat Hij heeft bepaald middels de tong van Zijn Boodschapper (vrede zij met hem).

Wij aanbidden Allah niet middels onze begeerten of innovaties (Bidʿah). Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“Vervolgens plaatsten Wij jou (o Mohammed) op een (duidelijke) weg omtrent de zaak (d.w.z. omtrent het geloof). Volg deze dan. En volg niet de begeerten van degenen die niet weten. Voorwaar, zij kunnen niets voor jou betekenen tegen Allah.”

(Soerat al-Djaathiyah: 18-19)

Ook heeft Allah, de Verhevene, gezegd (interpretatie van de betekenis):

“Of hebben zij deelgenoten die hun datgene van de godsdienst voorschrijven waar Allah geen Toestemming voor heeft gegeven?”

(Soerat ash-Shoera: 21)

Het is voor niemand toegestaan om Allah te aanbidden behalve met datgene wat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft voorgeschreven aan verplichte en aanbevolen daden. We aanbidden Hem niet met geïnnoveerde zaken die geen basis hebben in de religie, noch enige basis hebben in de Islamitische Wetgeving. Het is niemand toegestaan iemand anders te aanbidden dan Allah. Niemand mag dus bidden, behalve tot Allah. En zo ook mag niemand vasten behalve voor Allah. De bedevaart verrichten behalve naar Zijn Huis. Op iemand vertrouwen behalve op Allah. En niemand mag enige vorm van aanbidding aan een ander richten, behalve tot Allah.

(Ibn Taymiyah in Majmoeʿ ul-Fataawa)

Allah, de Verhevene, combineert deze twee grootse principes in zijn Woorden, zeggende (interpretatie van de betekenis):

“Dus wie op de Ontmoeting met zijn Heer hoopt, laat hem goede daden verrichten en geen enkele deelgenoot toekennen in de aanbidding van zijn Heer.”

(Soerat al-Kahf: 110)

Een goede daad is datgene wat in overeenstemming is met de Sharieʿah (Islamitische Wetgeving) en wat zuiver is. Dus datgene dat niet anders wordt verricht behalve omwille van Allah. Dit zijn twee pilaren voor de acceptatie van daden. Als een daad zuiver wordt verricht maar niet correct is, dan zal het niet worden geaccepteerd. En als de daad correct is maar het niet omwille van Allah wordt verricht, dan zal het ook niet worden geaccepteerd. Alleen als de daad zuiver en correct is. Zuiver betekent in dit geval dat het slechts verricht wordt omwille van Allah. En correct betekent dat het verricht wordt volgens de Soennah.

Elke moslim die voor zichzelf hoopt op succes en geluk in deze wereld en het Hiernamaals, moet zich vastklampen aan de Leiding van de Boodschapper (vrede zij met hem). En daarnaast moet zijn daad (van aanbidding) in overeenstemming zijn met de Soennah van hem (vrede zij met hem) en moet hij voorzichtig zijn met het afwijken van zijn leiding en voorbeeld voor zijn gemeenschap. Zo zegt Allah, de Verhevene, (interpretatie van de betekenis):

“Voorzeker, in de Boodschapper van Allah is (er) voor jullie een goed voorbeeld, voor degene die op (de Ontmoeting met) Allah en de laatste Dag hoopt, en (voor degene die) Allah veelvuldig gedenkt.”

(Soerat al-Ahzaab: 21)

En Hij zegt (interpretatie van de betekenis):

“De Profeet heeft meer recht op de gelovigen dan zij op zichzelf (hebben).”

(Soerat al-Ahzaab: 6)

Dit betekent dat hij (vrede zij met hem) meer recht op hen heeft in alle aspecten van de religie en wereldse zaken en dat hij belangrijker voor hen is dan zijzelf of een ander. Het is voor hen verplicht om datgene te geven van hun bezit wat hij (vrede zij met hem) heeft vastgesteld. Ook al hebben zij hier behoefte aan. Ook is het verplicht voor hen om meer van hem (vrede zij met hem) te houden dan van zichzelf. Daarnaast is het verplicht om zijn regels prioriteit te geven voor de regels die zij voor zichzelf bepalen. In het kort; als de Profeet (vrede zij met hem) hen tot iets oproept en zij roepen zichzelf tot iets op, dan is het voor hen verplicht voorrang te geven aan waar hij toe oproept. En om datgene waar zij zichzelf toe oproepen uit te stellen.

Het is verplicht om gehoorzaam te zijn tegenover hem (vrede zij met hem). Dit vervangt de gehoorzaamheid aan henzelf en dat zij de voorkeur geven hem gehoorzaam te zijn in datgene waar zij zelf naar neigen en naar verlangen.

(Fath ul-Qadier)

Er bestaat geen twijfel over dat dit alles de noodzaak aangeeft dat de moslim ernaar streeft de Soennah te kennen. En tijd opoffert om de leiding van de Boodschapper (vrede zij met hem) te kennen. Dit wordt gedaan door het vragen aan de mensen van kennis, plaatsnemen in de zittingen van gedenkingen waar de regels over Halaal en Haraam worden uitgelegd en ook door het lezen van profijtvolle boeken en nuttige werken over dit onderwerp. Hierna kan een moslim een pad bewandelen waarin hij correct aanbidt met een correcte methodologie, in overeenstemming met de leiding van de nobele Boodschapper (vrede zij met hem).

Sheikh ʿAbdoer-Razzaaq ibn ʿAbdoel-Moehsin al-Badr

<<< Hoofdstuk 7                                                                                                    Hoofdstuk 9 >>>