Tafsier soerat Al-Baqarah vers 137 – 140

10281
Vers 137:
فَإِنْ آمَنُواْ بِمِثْلِ مَا آمَنتُم بِهِ فَقَدِ اهْتَدَواْ وَّإِن تَوَلَّوْاْ فَإِنَّمَا هُمْ فِي شِقَاقٍ فَسَيَكْفِيكَهُمُ اللّهُ وَهُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ
Als de lieden van het Boek in hetzelfde zouden geloven als jullie (moslims) en dezelfde profeten en Boeken voor waar nemen, dan bevinden zij zich op het Rechte Pad dat naar het Paradijs leidt. Dit betekent dat zij zich ook dienen te onderwerpen aan het gezag van Mohammed (vrede zij met hem) en de Koran onvoorwaardelijk dienen te omarmen. Er bestaat namelijk geen andere weg naar Leiding, dan de Weg van de Islam.
‘Hoedaa’, oftewel Leiding, staat voor kennis opdoen over de Waarheid en deze vervolgens naar daden vertalen. Het tegenovergestelde ervan is ‘Dhalaal’, oftewel het zich bevinden op een dwaalspoor wat betreft kennis en daden. En dat is precies wat er bedoeld wordt met ‘Shiqaaq’, namelijk het zich bevinden aan de overzijde van Allah en de Profeet (vrede zij met hem).
Ook duidt het woord ‘Shiqaaq’ op een overmatige haat die als drijfveer kan fungeren om de Profeet (vrede zij met hem) schade te berokkenen. Vandaar dat Allah Zijn Profeet laat weten dat Hij hun listen op niets zal laten uitkomen en de Profeet (vrede zij met hem) zal doen triomferen. Dit bevestigt nogmaals de Echtheid van dit Boek, want er wordt hier een belofte richting de Profeet (vrede zij met hem) gedaan die pas later zou uitkomen. Hij zou later namelijk zijn vijanden overwinnen en het gezag naar zich toetrekken.
Vers 138:
صِبْغَةَ اللّهِ وَمَنْ أَحْسَنُ مِنَ اللّهِ صِبْغَةً وَنَحْنُ لَهُ عَابِدونَ
In dit vers draagt Allah op om vast te houden aan Zijn geloof en Zijn Voorschriften na te komen. In zo een mate dat het geloof een wezenlijk bestanddeel van iemands karakter is geworden, zoals ook de kleur een onlosmakelijk onderdeel vormt van een gewaad. Alleen als de persoon op deze wijze weet om te gaan met het geloof, zal hij geluk kennen in het wereldse leven en in het Hiernamaals. Want het is het geloof dat ons opdraagt om het goede te doen en het slechte te vermijden.
Vandaar dat een persoon die in zijn Heer gelooft en zich laat leiden door Zijn Richtlijnen, het meest verheven karakter nastreeft. Hij weet zich te tooien met eerlijkheid, zachtaardigheid, dapperheid, kuisheid, goedertierenheid en liefde voor Allah. Terwijl degene die zijn Heer heeft verloochend en voor de weg van afdwaling heeft gekozen, iemand is die gekenmerkt wordt door veelgodendom, liegen, bedrog, zedeloosheid, enzovoorts. Het is meer dan duidelijk dat het verschil tussen de twee voorgenoemde personen hemelsbreed is en dat degene die zich hult in de kleur van het geloof ver boven degene staat die zich laat onderdompelen in de teer van ongeloof.
Vervolgens wordt uitgelegd dat het verkrijgen van de kleur van het geloof slechts kan geschieden door al-cIbaadah (aanbidding), wat staat voor alle zichtbare en verborgen uitspraken en handelingen die geliefd zijn bij Allah. Dit kan alleen van toepassing zijn als deze uitspraken en handelingen conform de methodologie van de Profeet (vrede zij met hem) tot uitvoer worden gebracht en met een oprechte toewijding.
Vers 139:
قُلْ أَتُحَآجُّونَنَا فِي اللّهِ وَهُوَ رَبُّنَا وَرَبُّكُمْ وَلَنَا أَعْمَالُنَا وَلَكُمْ أَعْمَالُكُمْ وَنَحْنُ لَهُ مُخْلِصُونَ
Al-Moehaadjah (dispuut) doet zich altijd voor tussen twee of meer personen en is het gevolg van een onderling geschil over bepaalde zaken. Iedere partij doet er alles aan om haar gelijk te halen. Wel dient dit op een rustige en zachtaardige manier te gebeuren met de bedoeling de waarheid boven water te krijgen. Worden echter de voorgenoemde voorwaarden niet in acht genomen, dan spreken wij niet van een Moehaadjah, maar van een Moekhaasamah (geruzie).
De lieden van het Boek meenden in dit vers dat zij meer recht hadden op Allah dan de moslims. Dergelijke uitspraken dienen onderbouwd te worden met feiten. En aangezien de lieden van het Boek geen enkel bewijs hiervoor kunnen aanvoeren, rest ons niets anders dan deze uitspraken nietig te verklaren. Allah is namelijk de Heer van iedereen en maakt slechts onderscheid tussen Zijn dienaren aan de hand van hun verrichtingen en de daarachter verscholen intenties. Dit laatste is alleen van toepassing op de gelovigen die als enigen aanspraak maken op Zijn Nabijheid. Rechtschapenheid en toewijding vormen het werkelijke verschil tussen de dienaren van de Meest Barmhartige en de dienaren van de shaytaan (satan).
Vers 140:
أَمْ تَقُولُونَ إِنَّ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَاقَ وَيَعْقُوبَ وَالأسْبَاطَ كَانُواْ هُوداً أَوْ نَصَارَى قُلْ أَأَنتُمْ أَعْلَمُ أَمِ اللّهُ وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَتَمَ شَهَادَةً عِندَهُ مِنَ اللّهِ وَمَا اللّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ
Dit vers begint met een volgende ongegronde bewering van de lieden van het Boek waarin zij een aantal profeten toeschrijven aan het Jodendom of Christendom en hun verwantschap opeisen. Als antwoord hierop zegt Allah: “Weten jullie het beter of Allah?” Met andere woorden: Aan wiens kant staat de waarheid? Aan die van Allah of die van jullie? Een vraag die natuurlijk geen antwoord behoeft, want je vraagt ook niet welke van de twee heter is. Water of vuur? Of welke van de twee helder is. Dag of nacht? Of welke van de twee beter is. Veelgodendom of monotheïsme? Natuurlijk staat de waarheid aan de kant van Allah! Verheven is Hij boven iedere verdichting (verzinsel) en leugen.
Het is algemeen bekend, ook voor de lieden van het Boek, dat noch Ibrahiem, noch de andere profeten, joden of christenen waren. Het is dat zij bewust deze informatie achterwege hielden. Een zaak die zwaar weegt bij Allah, want Hij droeg hen juist op om de Waarheid te verkondigen en niet deze te verdoezelen. Daarom wordt dit aangemerkt als het grootste onrecht ten opzichte van Allah. Allah laat hen dan ook weten dat Hij hiervan op de hoogte is en hen hierover ter verantwoording zal roepen.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: Moskee as-Soennah