Hadith 25 : De deugd van het gedenken van Allah

7703

Aboe Dharr verhaalt dat een aantal mensen van de metgezellen van de Boodschapper van Allah tegen de Profeet zeiden:

“O Boodschapper van Allah, de vermogende mensen zijn er met de beloningen vandoor gegaan. Zij bidden zoals wij bidden, zij vasten zoals wij vasten en geven liefdadigheid uit van hun overtollige bezit.” Hij (De Profeet ) zei: “Heeft Allah jullie niet in staat gesteld liefdadigheid te geven? Waarlijk, elke Tasbiehah is liefdadigheid. Elke Takbierah is liefdadigheid. Elke Tahmiedah is liefdadigheid. Elke Tahlielah is liefdadigheid. Het aansporen tot het goede is liefdadigheid. Het weerhouden van het verwerpelijke is liefdadigheid. En de geslachtsdaad van eenieder van jullie (tijdens de huwelijksgemeenschap) is liefdadigheid.”

Zij vroegen: “O Boodschapper van Allah, iemand van ons bevredigt zijn seksuele begeerten en nog komt hem daarvoor beloning toe? Hij zei: “Wat denken jullie als hij het op verboden wijze zou hebben gedaan: zou hem dan geen bestraffing toekomen? Zo ook komt hem een beloning toe als hij het op de toegestane wijze doet.”
(Overgeleverd door Moeslim)

Uitleg

Aboe Dharr ا verhaalt dat een aantal mensen van de metgezellen van de Boodschapper van Allah tegen de Profeet zeiden: “O Boodschapper van Allah, de vermogende mensen zijn er met de beloningen vandoor gegaan.” Het betreft hier enkele arme metgezellen.

‘De vermogende mensen zijn er met de beloningen vandoor gegaan.’ Oftewel, de beloningen zijn alleen aan hen besteed.

‘Zij bidden zoals wij bidden, zij vasten zoals wij vasten en geven liefdadigheid uit van hun overtollige bezit.’ Zij hebben het gebed en het vasten met de armen gemeen maar zij overtreffen hen in het uitgeven van liefdadigheid.

‘Hij (De Profeet ) zei: “Heeft Allah jullie niet in staat gesteld liefdadigheid te geven?” Toen de armen hun beklag bij de Profeet kwamen doen over het feit dat de vermogende mensen er met de beloningen vandoor gingen, aangezien zij ook het gebed verrichten en vasten maar daarboven uitgeven aan liefdadigheid, terwijl de armen hiertoe niet in staat zijn, gaf de Profeet hen duidelijk aan wat voor soort liefdadigheid zij wel kunnen uitgeven, door te zeggen: “Waarlijk, elke Tasbiehah is liefdadigheid.” Dit staat voor het zeggen van ‘Soebhaan Allah’ (Allah zij verheven).

‘Elke Takbierah is liefdadigheid’ Dit staat voor het zeggen van ‘Allaahoe Akbar’ (Allah is de Grootste).

‘Elke Tahmiedah is liefdadigheid.’ Dit staat voor het zeggen van ‘Alhamdoe lillah’ (Allah zij geprezen).

‘Elke Tahlielah is liefdadigheid.’ Dit staat voor het zeggen van ‘Laa ilaaha ill-Allah’ (Niets of niemand heeft het recht aanbeden te worden, behalve Allah).

‘Het aansporen tot het goede is liefdadigheid.’ Oftewel, wanneer de moslim iemand aanspoort tot het gehoorzamen van Allah, dan is dit liefdadigheid.

‘Het weerhouden van het verwerpelijke is liefdadigheid.’ Wanneer de moslim iemand weerhoudt van het verrichten van datgene wat de Islam verafschuwt, dan is dit liefdadigheid.

‘En de geslachtsdaad van eenieder van jullie (tijdens huwelijksgemeenschap) is liefdadigheid.’ wanneer de man tot zijn vrouw komt, dan is dit liefdadigheid. Tot al deze zaken zijn de armen wel in staat.

‘Zij vroegen: “O Boodschapper van Allah, iemand van ons bevredigt zijn seksuele begeerten en nog komt hem daarvoor beloning toe?’ Zij vroegen dit slechts ter bevestiging van de vorige uitspraak van de Profeet : “En de daad van één van jullie tijdens huwelijksgemeenschap is liefdadigheid,” en niet omdat zij daaraan twijfelden. Want zij wisten heel goed dat alles wat de Profeet zegt waarheid is. Een soortgelijk iets is de volgende uitspraak van de Profeet Zakariyyah :

“O mijn Heer, hoe kan ik een jongen krijgen, terwijl ik oud ben geworden en mijn vrouw onvruchtbaar is.”

(Soerat Aali-cImraan: 40)

Hij wilde dit slechts bevestigen en wilde zich hiervan vergewissen, terwijl hij niet twijfelde aan het feit dat Allah in staat is om hem van een zoon te voorzien en hij hier met zekerheid in geloofde.

‘Hij zei: “Wat denken jullie als hij het op verboden wijze zou hebben gedaan: zou hem dan geen bestraffing toekomen?’ Het antwoord hierop luidt: “Ja, hem zou een bestraffing toekomen.”

Vervolgens zei hij : “Zo ook komt hem een beloning toe als hij het op de toegestane wijze doet.” Deze vorm van analogie wordt ook wel eens de analogie van het tegenovergestelde genoemd. Dat wil zeggen: zoals men bij het verrichten van verboden zaken een bestraffing toekomt, komt men bij het verrichten van toegestane zaken een beloning toe.

Wat leert deze overlevering ons?

  • De mate waarin de metgezellen met elkaar wedijverden in het verrichten van goede daden.

  • Het is wenselijk dat wanneer iemand iets noemt, hij dit vervolgens verduidelijkt. Toen de metgezellen zeiden: “De vermogende mensen zijn er met de beloningen vandoor gegaan,” maakten zij dit vervolgens duidelijk door te zeggen: “Zij bidden zoals wij bidden, enz.

  • Elke uitspraak die de persoon dichter bij Allah brengt is liefdadigheid. Zoals de Tasbieh, Tahmied, Takbier, Tahliel, het aansporen tot het goede en het weerhouden van het verwerpelijke.

  • Het belang van het aansporen van de mensen om deze lofprijzingen veelvoudig te zeggen, want elk woord daarvan wordt beschouwd als liefdadigheid waardoor men dichter tot Allah, de Verhevene, komt.

  • Het volstaan met toegestane zaken in plaats van verboden zaken maakt toegestane zaken tot liefdadigheid en tot daden waarmee men dichter bij Allah komt. Dit op basis van de volgende uitspraak van de Profeet : “En de daad van één van jullie tijdens huwelijksgemeenschap is liefdadigheid.”

  • Het toestaan van het verifiëren van een bericht, al komt dit van een geloofwaardige persoon. Dit op basis van de uitspraak van de metgezellen: “O Boodschapper van Allah, iemand van ons bevredigt zijn seksuele begeerten en nog komt hem daarvoor beloning toe?”

  • De didactische vaardigheden van de Profeet die op een vragende wijze de zaak verheldert, zodat de toegesproken persoon hierdoor overtuigd raakt en gemoedsrust vindt.

Hiertoe behoort ook de uitspraak van de Profeet nadat hij door de metgezellen werd gevraagd over het verkopen van rijpe zoete dadels gemengd met gewone gedroogde dadels. Hij vroeg hen toen: “Daalt het (de rijpe zoete dadels) in waarde als het droog wordt?” Zij antwoordden: “Ja!” Waarop hij hen dit verbood.