Gedurende zijn kalifaatschap verbood cOmar het aanlengen van melk met water. De leider der gelovigen was gewoon om ’s nachts door Medina te lopen om de toestand van de moslims te observeren, toen hij opeens een moeder tegen haar dochter hoorde zeggen: “Leng de melk aan want het is bijna ochtend.”
Hierop antwoordde de dochter: “Hoe kun je dit van mij verlangen terwijl de leider der gelovigen dit heeft verboden?”
De moeder zei toen: “Alle mensen hebben dit ook gedaan, leng het dus aan. De leider der gelovigen zal er niet van op de hoogte komen.”
Haar dochter antwoordde: “Als cOmar hier niet van op de hoogte is, dan is het nog altijd zo dat de Heer van cOmar daarvan wel op de hoogte is. Ik zal dit niet doen nadat hij dit heeft verboden.”
Dit gesprek vond plaats terwijl cOmar buiten luisterde. Toen de ochtend aanbrak riep de leider der gelovigen al zijn zonen bijeen en vertelde hen het verhaal en vroeg hen vervolgens: “Wie van jullie wil met deze jongedame trouwen. Niemand van hen ging hierop in. Hij zei: “Als niemand van jullie haar wilt trouwen dan zal ik zelf met haar trouwen.”
Toen zei cAasim ibnoe cOmar: “Ik zal met haar trouwen.”
Waarop cOmar hem naar het huis wees waar het voorval zich had afgespeeld en zei: “Ga mijn lieve zoon en trouw met haar. Want de kans is groot dat uit haar nageslacht iemand voortkomt die zal heersen over de Arabieren.”
cAasim ibnoe cOmar trouwde vervolgens met haar en kreeg een dochter bij deze vrouw die Oem cAasim werd genoemd. Die op haar beurt huwde met cAbd al-cAziez ibnoe Marwaan en de moeder werd van de welbekende kalief cOmar ibnoe cAbd al-cAziez.”