Vraag:
Wat is volgens de Soennah de juiste tijd voor het reciteren van Soerat al-Kahf op vrijdag? Moet dit na Salaat ul-Fadjr en voor het Djoemoeʿah-gebed of kan het de gehele vrijdag? Behoort het daarnaast ook tot de Soennah om Soerat Aali ʿImraan te reciteren op vrijdag? Als dit zo is, wat is dan de juiste tijd hiervoor?
Antwoord:
Alle lof zij Allah.
Er zijn authentieke overleveringen van de Profeet (vrede zij met hem) over de voortreffelijkheid van het reciteren van Soerat al-Kahf gedurende de dag of nacht van Djoemoeʿah (vrijdag). Deze zijn onder andere:
1. Aboe Saʿied al-Khoedrie (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: “Degene die Soerat al-Kahf op de nacht van Djoemoeʿah reciteert, zal een licht hebben dat zal strekken tussen hem en het oude Huis (de Kaʿbah).”
(ad-Daarimie; Sahieh verklaard door Sheikh al-Albaanie)
2. “Degene die Soerat al-Kahf op de dag van Djoemoeʿah reciteert zal een licht hebben dat hem zal beschijnen van de ene vrijdag tot de andere.”
(al-Haakim en al-Bayhaqie; Sahieh verklaard door Sheikh Al-Albaanie.
Ibn Hadjar heeft in Takhriedj ul-Adhkaar gezegd dat het een Hasan overlevering betreft. Ook zegt hij in Fayd ul-Qadier dat dit de sterkste overlevering is die verhaald is over het reciteren van Soerat al-Kahf.
3. Ibn ʿOmar (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Een licht zal schijnen voor degene die Soerat al-Kahf op de dag van Djoemoeʿah reciteert, van onder zijn voeten tot de wolken in de lucht. Dit (licht) zal voor hem schijnen op de Dag der Opstanding en hij zal (voor zijn zonde) vergeven worden tussen de twee vrijdagen.”
Al-Moendhirie heeft aangegeven dat het door Aboe Bakr ibn Mardawayh is overgeleverd in zijn Tafsier met een correcte keten van overleveraars.
(at-Targhieb wat-Tarhieb, boekdeel 1, blz. 298)
Dit hoofdstuk kan gedurende de nacht of dag van Djoemoeʿah worden gereciteerd. De nacht van Djoemoeʿah start na zonsondergang op donderdag. En de dag van Djoemoeʿah eindigt bij de zonsondergang. Daarom is de tijd voor het reciteren van dit hoofdstuk van zonsondergang op donderdag tot zonsondergang op vrijdag.
Al-Mannaawie heeft gezegd: “Al-Haafidh ibn Hadjar zegt in zijn Amaalie: “In enkele overleveringen wordt gesproken over de dag van Djoemoeʿah en in sommige vertellingen wordt er gesproken over de nacht van Djoemoeʿah. Zij kunnen verzoend worden door te zeggen dat de dag bedoeld wordt inclusief de nacht en andersom.”
(Fayd ul-Qadier, boekdeel 6, blz. 199)
Ook heeft al-Mannaawie gezegd: “Het is aanbevolen om het gedurende de dag of nacht van Djoemoeʿah te reciteren, zoals Imam ash-Shaafiʿie heeft verklaard.”
(Fayd ul-Qadier, boekdeel 6, blz. 198)
Er zijn geen authentieke overleveringen betreffende het reciteren van Soerat Aali ʿImraan op vrijdag. Alle overleveringen die hierover zijn verhaald zijn Daʿief Djiddan (zeer zwak) of Mawdoeʿ (gefabriceerd).
Ibn ʿAbbaas (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Degene die het hoofdstuk waarin de familie van ʿImraan (Soerat Aali ʿImraan) wordt genoemd op vrijdag reciteert; Allah en Zijn Engelen zullen zegeningen aan hem sturen tot de zon ondergaat.”
(at-Tabaraanie in al-Moecdjam ul-Awsat, boekdeel 6, blz. 191.
en al-Kabier, boekdeel 11, blz. 48.
Deze overlevering is zeer zwak of zelfs gefabriceerd)
Al-Haythamie heeft gezegd: “Het is door at-Tabaraanie overgeleverd in al-Awsat of al-Kabier. En de keten van overleveraars bevat Talhah ibn Zayd ar-Riqqi, die zeer zwak is.”
(Madjmaʿ uz-Zawaa’id, boekdeel 2, blz. 168)
Ibn Hadjar heeft gezegd: “Talhah is zeer zwak. Ahmad en Aboe Daawoed beschuldigen hem van het fabriceren van overleveringen.”
(Fayd ul-Qadier, boekdeel 6, blz. 199)
Sheikh al-Albaanie heeft gezegd: “Het is gefabriceerd.”
(Daʿief ul-Djaamiʿ, nummer 5759)
At-Taymie heeft in ‘at-Targhieb’ overgeleverd: “Degene die Soerat al-Baqarah en Soerat Aali ʿImraan gedurende de nacht van Djoemoeʿah reciteert; zijn beloning is als datgene tussen de zevende aarde en zevende hemel.”
Al-Mannaawie heeft gezegd dat het Gharieb wa Daʿief Djiddan (vreemd en zeer zwak) is.
(Fayd ul-Qadier, boekdeel 6, blz. 199)
En Allah weet het het beste.
Sheikh Mohammed Saalih al-Moenaddjid