Vraag:
Hebben de Engel Djibriel of andere Engelen Allah ooit kunnen aanschouwen?
Antwoord:
Alle lof zij Allah.
Er is niets in de Koran of de Soennah dat aangeeft dat Djibriel of een andere Engel Allah ooit heeft gezien. En het is welbekend dat dit één van de zaken van het Ongeziene is die niet bewezen kan worden, behalve op basis van (religieus) bewijs.
In de overlevering van de Micraadj (hemelreis van de Profeet) staat dat Djibriel met onze Profeet (vrede zij met hem) opsteeg naar een niveau waarop het gekras van de pennen gehoord kon worden, maar er is geen bewijs dat één van hen Allah daar gezien heeft. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Toen passeerde ik Ibraahiem, en hij (Djibriel) zei: “Welkom bij de rechtschapen Profeet en de rechtschapen zoon.” Ik zei: “Wie is dit?” Hij zei: “Dit is Ibraahiem.” Ibnoe Shihaab zei: “En Ibn Hazm vertelde mij dat Ibn cAbbaas en Aboe Habbah al-Ansaarie gewoon waren om te zeggen: “De Profeet (vrede zij met hem) zei:“Toen werd ik opgenomen totdat we een niveau bereikten waar ik het gekras van de pennen kon horen.” Ibn Hazm en Anas ibnoe Maalik zeiden: “De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Allah heeft mijn Oemmah (volgelingen) bevolen om vijftig gebeden te verrichten, en ik ging daarmee terug totdat ik langs Moesa kwam…”
(al-Boekhaarie en Moeslim)
De geleerden verschilden hierover van mening. Sommigen van hen bevestigden dit en anderen ontkenden het. Sheikh Ibn Baaz werd de volgende vraag gesteld: “Zien de Engelen hun Heer in deze wereld of stuurt Hij hen Openbaringen van achter een afscherming?”
Hij antwoordde: “Allah weet het het beste.”
(Fataawa Noer calaa ad-Darb)
Sheikh cAbdoer-Rahmaan al-Barraak werd gevraagd: “Er is bewijs dat aanduidt dat zij Allah niet zien. Er is een vers in Soerat Ghaafir waarin Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Degenen die de Troon dragen (de Engelen) en wie zich er omheen bevinden, prijzen de Glorie van hun Heer met Zijn Lofprijzing en geloven in Hem en vragen om vergeving voor degenen die geloven (en zeggen): “Onze Heer, Uw Barmhartigheid en Kennis omvatten alle zaken, vergeef daarom degenen die berouw tonen en die Uw Weg volgen en bescherm hen tegen de Bestraffing van de Hel.”
(Soerat Ghaafir: 7)
Het woord ‘geloven’ in dit vers kan duiden op een dergelijke betekenis. Is dit correct?”
Hij antwoordde: “Het feit dat Allah over de Engelen die de Troon dragen en die zich er omheen bevinden zegt dat zij in Hem geloven, hoeft niet te betekenen dat zij Hem niet zien. Of dat sommige van hen Hem niet zien, of dat andere Engelen Hem niet zien. Net zoals het verlangen om Hem te zien niet in strijd is met geloven. Alsmede de zaak dat Allah sprak (tot sommige Profeten) niet in strijd is met geloven. Ibraahiem zag hoe Allah de doden weer tot leven bracht, en dat vermeerderde zijn geloof. Zoals Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):
“En toen Ibraahiem zei: “Mijn Heer, toon mij hoe U de doden doet leven.” Hij (Allah) zei: “Geloof jij dan niet?” Hij zei: “Jawel, maar opdat mijn hart tot rust komt.”
(Soerat al-Baqarah: 260)
Allah sprak tot Moesa van achter een scherm, en dat betekent niet dat hij niet geloofde. Kortom, er is geen tegenstrijdigheid tussen het geloven en Hem zien. Dit blijkt uit het feit dat Moesa zijn Heer vroeg om Hem te mogen zien, zodat zijn geloof zou vermeerderen (interpretatie van de betekenis):
“…Mijn Heer, toon U aan mij…”
(Soerat al-Acraaf: 143)
Na het zien van Allah zal het geloof inderdaad niet langer worden beschouwd als het geloven in het Ongeziene. Het is dus goed mogelijk dat de Dragers van de Troon en zij die zich er omheen bevinden Allah gezien hebben en daarmee het hoogste niveau van zekerheid hebben bereikt. Ook wanneer de gelovigen hun Heer op de Dag der Opstanding zien, zullen zij verschuiven van zekerheid in het geloof op basis van kennis, naar zekerheid op basis van het zien. Want wanneer zij Allah zien, zullen zij in Hem geloven met het geloof van het hebben gezien en zij zullen daarin de diepste vorm van vreugde vinden. Zij zullen gezegend worden met het aanschouwen van Hem en het horen van Zijn Woorden. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):
“Gezichten zullen op die Dag verlicht zijn. Naar hun Heer zullen zij kijken.”
(Soerat al-Qiyaamah: 22-23)
We vragen Allah om het Genot van het aanschouwen van Zijn Nobele Aangezicht. En Allah weet het het beste.”
(Fataawa al-Islaam al-Yawm)
Samenvattend kunnen we zeggen dat deze kwestie behoort tot het Ongeziene, en het is niet toegestaan om het te bevestigen of te ontkennen, behalve op basis van bewijs. Het beste is om je te onthouden van het vragen ernaar.
En Allah weet het het beste.
Gebaseerd op een fatwa van islamqa.com