Hoofddoekverbod is verlies voor de godsdienstvrijheid

3291

De toelating van het hoofddoekverbod in arbeidsrelaties door het Europees Hof van Justitie in Luxemburg is een nederlaag voor de godsdienstvrijheid. En een klap in het gezicht voor niet alleen dragers van de hoofddoek, maar ook van de tulband en het keppeltje.

Het Hof kwam deze week tot de conclusie dat onder strikte voorwaarden werkgevers dragers van religieuze kleding uit publieksfuncties mogen weren. In dit geval dient het bedrijf of de instelling wel een onderbouwd neutraliteitsbeleid te hebben dat niet alleen religieuze maar ook politieke symbolen in of aan de kleding uitsluit. Dergelijk beleid moet behalve coherent en systematisch ook zelf neutraal zijn. Dit beleid mag zich dus niet richten op één religie of overtuiging. Ook mag het niet worden ingevoerd omdat één klant er om vraagt, zoals in één van de beoordeelde zaken. Daarnaast mag degene die in zo’n functie een religieus kledingstuk wil dragen, niet om deze reden worden ontslagen. Er dient elders in het bedrijf een werkplek te worden gezocht.

Dat leest als een stevige set voorwaarden, waarmee iets dat kennelijk ongemakkelijk voelt in uitzonderingssituaties toch mogelijk wordt gemaakt. Daarmee is dit ook geen klinkende overwinning voor de moslimhaters die geen ‘hoofddoekjes’ aan welke balie, receptie, kassa dan ook wensen, om van enig overheidsuniform maar te zwijgen. Wel verschaft het die bedrijven en instellingen die vinden dat ze religieus juist ‘een neutraal beeld’ moeten tonen, volgens het Hof de mogelijkheid om dat dan ook te doen.

Maar toch kraakt het aan alle kanten. Al was het maar omdat religieuze werknemers voortaan toch daadwerkelijk anders mogen worden behandeld dan niet-religieuze – de een moet kennelijk in de back-officewerken, de ander mag in het front office, zichtbaar voor klanten of burgers. Religie zit intussen niet alleen maar in wie je bent en wat je voelt, maar wordt ook in kleding uitgedrukt. Om dat niet te mogen tonen – en dat dus op je werk niet te mogen zijn – is een inperking van de individuele vrijheid en van het recht op zelfontplooiing.

Verder is een bedrijf uiteraard niet neutraal als productie en administratie wel mag worden bemand door religieus geklede werknemers, terwijl voor alle klantcontacten de hoofddoek, keppel of tulband niet zichtbaar mogen zijn. Maar daar gaat het dan ook niet om, dit is het recht voor de werkgever om een neutraal beeld te veinzen. PR en cosmetica: het recht te mogen huichelen. Waarbij de prijs wordt betaald door religieuze werknemers die zich daar voor enige mate van discriminatie moeten laten welgevallen. Niet een al te sterk vonnis.

Bron: NRC.nl

Team al-Yaqeen
18 maart 2017