Richtlijnen voor het stellen van vragen

15114

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Vraag het maar aan degenen die kennis hebben, indien jullie (het) niet weten.”

(Soerat an-Nahl: 43)

Al-Haafidh ibn Hadjar zei: “Kennis bestaat uit vragen en antwoorden. Vanuit dit oogpunt is er gezegd: Het stellen van een vraag op een goede wijze is de helft van kennis.”

(Fath ul-Baarie; boekdeel 1, blz. 142)

Vele geleerden hebben boekwerken gewijd aan de etiquette die de leerling en de vraagsteller zichzelf eigen moeten maken. Dit alles uit respect voor kennis, alsook voor de mensen van kennis. Alleen dan zal het antwoord gezegend en baatvol zijn. Om deze reden waren de Salaf (vrome voorgangers) gewoon om eerst goede manieren te leren voordat ze overgingen op het vergaren van kennis. Zo leerden zij hoe ze moesten zitten tijdens de zittingen van kennis en hoe zij hun Sheikh moesten aanspreken. Imam Maalik zei eens tegen een jongeman van Qoeraysh: “O zoon van mijn broeder, leer eerst manieren voordat je kennis gaat vergaren.”

Men dient te weten dat elke persoon die de gradatie van de Moefti[1] niet heeft bereikt, inzake de kwesties waar hij naar vraagt, een Moeqallid (volger) is van degene die hem een fatwa geeft. De vraagsteller dient hierbij de volgende aspecten in acht te nemen:

1. Men dient zijn intentie te zuiveren en met het stellen van een vraag te beogen dat hij zichzelf ontdoet van de begeerten. En dat hij de Tevredenheid van Allah nastreeft. Verder houdt hij voor ogen dat Allah hem bevolen heeft om de mensen van kennis te vragen. En natuurlijk dient hij ook de intentie te hebben om te handelen naar de verkregen kennis.

2. De vraag dient beknopt te zijn: Men benoemt in zijn vraagstelling alleen de zaken die van invloed kunnen zijn op het antwoord. Verder houdt hij het kort.

3. De Salaf keurden het af om vragen te stellen over kwesties waar ze niets aan hadden. Wat hier ook toe behoort, is dat men vragen stelt over kwesties die zich nog niet hebben voorgedaan. Ook dient men niet te vragen naar zaken die niet voor hem zijn weggelegd. Een voorbeeld hiervan is dat men vraagt naar zaken die tot de verplichtingen horen van de regeringsleiders en niet van de individuen. Ook dient men niet te vragen naar zeer specifieke en gedetailleerde kwesties, terwijl men hier geen goede bedoelingen bij heeft.

4. Men dient de Moefti te respecteren en hem te benaderen op de juiste wijze. Woorden als: “Wat is jouw Madhhab” of “dit zijn niet de woorden van de Foeqahaa’ ” zijn uit den boze.

5. Het stellen van een vraag gebeurt met de intentie om een antwoord te krijgen op de vraag. Stel dus geen vraag uit betweterigheid of om de Moefti te testen.

6. Kies de juiste woorden uit bij het stellen van je vraag.

7. Vergeet niet om een smeekbede te verrichten voor degene aan wie je de vraag stelt.

8. Men dient zelf de vraag te stellen en niet een andere deze te laten stellen. In sommige gevallen kan dit, onder voorwaarde dat deze tussenpersoon betrouwbaar is. Echter is dit niet in alle gevallen geschikt, omdat de Moefti extra informatie nodig kan hebben om tot een goed oordeel te komen. Denk hierbij aan zaken met betrekking tot echtscheiding. De vrouw dient zich bij het benoemen van zaken te beperken tot hetgeen wat noodzakelijk is.

9. Het is niet toegestaan om een telefoongesprek op te nemen zonder voorafgaande toestemming.

10. Het is niet toegestaan om een vraag te stellen waar je al een antwoord op hebt gehad om vervolgens in discussie te gaan met de Moefti.

11. Leer jezelf aan om de waarheid te accepteren, zelfs wanneer deze indruist tegen je begeerten.

12. Wanneer de vraagsteller onwaarheden benoemt in zijn vraagstelling en aan de hand hiervan een antwoord krijgt, dan dient hij te beseffen dat het antwoord van de Moefti het verbodene niet toegestaan voor hem maakt, en vice versa.

13. De kwesties waar een erkende meningsverschil over bestaat onder de geleerden zijn een vorm van genade. Men mag deze niet als Bidcah bestempelen.

14. De Moefti is niet verplicht om uit te leggen hoe hij tot een bepaald oordeel is gekomen. Het gaat hier namelijk om het vragen van een fatwa en niet een les waarin dit soort zaken gedetailleerd uiteengezet worden. Dit geldt in het bijzonder wanneer het gaat om een kwestie waar een meningsverschil over bestaat en gestoeld is op rechtsvinding. Verder is de Moefti niet verplicht om het bewijs voor zijn uitspraak te benoemen. Zelfs als hij dit zou doen, dan is de vraagsteller vaak niet in staat om dit te begrijpen vanwege zijn gebrek aan kennis. De gemiddelde vraagsteller heeft bijvoorbeeld geen kennis van de soorten bewijs die ingezet worden, de wijze waarop deze worden gevoerd, de gradaties hiervan, de verschillende invalshoeken die worden gebruikt, etc.

15. De vraagsteller dient zijn best te doen om een Moefti in zijn eigen land te raadplegen, omdat die bekender is met de situatie in dat land. Vooral als het gaat om zaken waarbij de omgevingsomstandigheden een rol kunnen spelen.

16. De vraagsteller moet goed letten op eventueel gestelde voorwaarden en richtlijnen die de Moefti heeft gegeven in zijn fatwa. Zijn fatwa moet dus in zijn geheel worden genomen, inclusief deze voorwaarden.

17. Een leek dient geen fatwa’s uit te vaardigen, maar de fatwa’s van de geleerden over te brengen. Hierbij is het zaak dat hij de fatwa goed begrijpt. Het kan namelijk zo zijn dat een gegeven fatwa voor persoon A geldt en niet voor persoon B.

18. Men dient op te passen voor ‘Fatwashopping’. Een vraag stelt men aan een betrouwbare geleerde of commissie die hiervoor is aangesteld. Niet iedereen die voorgaat in het gebed, een preek verzorgt, of lezing geeft, is daarmee automatisch geschikt om fatwa’s uit te vaardigen.

19. Wanneer jij over een kwestie waar een meningsverschil over bestaat het zekere voor het onzekere neemt, dien je op te passen dat je anderen niet gaat verplichten om hetzelfde te doen. Want de kans is aanwezig dat het een toegestane zaak betreft.

Team al-Yaqeen

 

Bronnen:

  • Djaamic Bayaan ul-ʿIlm wa Fadlih, van Imam Ibnoe ʿAbdil-Barr
  • Tadhkirat us-Saamiʿ wal-Moetakallim, van Imam Ibnoe Djamaacah al-Kinaanie
  • Al-Faqieh wal-Moetafaqqih, van al-Khatieb al-Baghdaadie
  • Sifat ul-Moeftie, van Imam Ibn Hamdaan
  • Adab utTalab, van Imam ash-Shawkaanie
  • Moedhakkiratoe Oesoel ul-Fiqh, van Imam ash-Shinqietie
[1] Met de Moefti wordt in dit artikel gedoeld op degene die bevoegd is om religieuze vragen te beantwoorden.